ECLI:NL:RBNNE:2025:2748

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 juli 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
LEE 24/2211
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van het kampeerautotarief en de ingangsdatum daarvan

Op 3 juli 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en de Belastingdienst Centrale Administratieve Processen. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de inspecteur, die het kampeerautotarief met ingang van 7 oktober 2023 had vastgesteld. Eiser stelde dat hij nooit was geïnformeerd over de noodzaak om een apart verzoek in te dienen voor het kampeerautotarief, en dat de Belastingdienst automatisch het verkeerde tarief had geïncasseerd. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur het kampeerautotarief terecht vanaf 7 oktober 2023 had toegepast. De rechtbank benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van de belastingplichtige is om tijdig een verzoek in te dienen voor het kampeerautotarief. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken van andere rechtbanken en het Gerechtshof, die bevestigden dat de ingangsdatum van het kampeerautotarief niet eerder kan zijn dan de eerste dag van het tijdvak waarin het verzoek is ontvangen. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat eiser het griffierecht niet terugkreeg.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 24/2211

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 3 juli 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

Belastingdienst Centrale Administratieve Processen, de inspecteur

(gemachtigden: [naam 1] en mr. [naam 2] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 25 maart 2024.
1.1.
De inspecteur heeft aan eiser een beschikking gegeven inzake de toepassing van het bijzondere tarief voor een kampeerauto (kampeerautotarief) met ingang van 7 oktober 2023.
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. De inspecteur heeft daarbij de ingangsdatum voor de toepassing van het kampeerautotarief gehandhaafd.
1.3.
De inspecteur heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 25 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van de inspecteur. Eiser is – zonder bericht van verhindering – niet op zitting verschenen. Eiser procedeert vrijwillig digitaal bij de rechtbank. De griffier van de rechtbank heeft op 15 april 2025 om 11:39 uur in het digitale dossier van eiser een bericht geplaatst waarbij eiser onder vermelding van tijd en plaats is uitgenodigd voor de mondelinge behandeling van de zitting op 25 juni 2025. Van de vrijgave van dit bericht in het digitale dossier is op hetzelfde tijdstip een geautomatiseerd notificatiebericht gestuurd aan het door eiser voor dit doel opgegeven e-mailadres. Op grond hiervan neemt de rechtbank aan dat eiser de uitnodiging voor de zitting op 25 juni 2025 heeft ontvangen. Eiser is dus tijdig en op de juiste wijze uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting daarom door laten gaan.

Feiten

2.1.
Eiser is vanaf 7 oktober 2021 houder van het motorrijtuig met [kenteken] (het motorrijtuig). De datum eerste toelating is 10 januari 2018. De datum van de eerste inschrijving in het kentekenregister is 7 oktober 2021.
2.2.
Het motorrijtuig is een personenauto waarvan de binnenruimte is ingericht voor het vervoer en verblijf van personen en is voorzien van een vaste kook- en slaapgelegenheid, die voldoet aan de in artikel 5aa van het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994 (UB MRB) gestelde voorwaarden voor toepassing van het in artikel 23a, eerste lid, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting (Wet MRB) geregelde tarief.
2.3.
Eiser heeft vanaf het begin van zijn houderschap motorrijtuigenbelasting betaald naar het tarief van een (reguliere) personenauto.
2.4.
Met dagtekening 31 oktober 2023 heeft eiser de inspecteur verzocht om toepassing van het bijzonder tarief van artikel 23a, eerste lid van de Wet MRB (het kampeerautotarief). De inspecteur heeft het verzoek op 2 november 2023 ontvangen.
2.5.
Bij beschikking met dagtekening 4 december 2023 heeft de inspecteur beslist dat voor het motorrijtuig per 7 oktober 2023 het kampeerautotarief toegepast wordt.
2.6.
Eiser heeft bij brief van 27 november 2023 bezwaar gemaakt tegen de beschikking van 4 december 2023.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de inspecteur met terugwerkende kracht tot 7 oktober 2021 (de datum van de tenaamstelling) het kampeerautotarief moet toepassen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur het kampeerautotarief terecht vanaf 7 oktober 2023 heeft toegepast. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5. Eiser stelt dat hem nooit is uitgelegd dat hij een apart verzoek moest doen voor toepassing van het kampeerautotarief. De verkoper van de kampeerauto heeft daar ook niets over gezegd. De Belastingdienst is zonder nader bericht overgegaan op het automatisch incasseren van het verkeerde tarief. Het is duidelijk dat sprake is van een fout. Die moet volgens eiser gecorrigeerd worden.
6. Het wettelijk kader is als volgt. Indien een kampeerauto aan de bij wet gestelde voorwaarden voldoet, bedraagt de verschuldigde motorrijtuigenbelasting een kwart van de voor een personenauto verschuldigde belasting. [1] Dit lagere tarief geldt echter niet van rechtswege, maar wordt alleen toegepast indien daartoe een verzoek is ingediend voor aanvang van het tijdvak. [2] Het tijdvak vangt aan met ingang van de dag van dagtekening van de eerste tenaamstelling en telkens drie maanden later. [3] De staatssecretaris van Financiën heeft met een toepassing van de hardheidsclausule uit praktische overwegingen goedgekeurd dat een verzoek om het lage tarief voor een kampeerauto wordt toegekend met ingang van het begin van het tijdvak waarin het verzoek is binnengekomen (onderdeel 4 van het Kaderbesluit mrb). [4]
7. Over de vraag of de ingangsdatum van het kampeerautotarief op een eerder moment gesteld moet worden dan de eerste dag van het tijdvak waarin het verzoek om toepassing van het tarief is ontvangen zijn vaker procedures gevoerd. Gerechtshof Amsterdam oordeelde bijvoorbeeld in zijn uitspraak van 21 maart 2019 dat de inspecteur terecht de ingangsdatum van het kampeerautotarief had bepaald op de eerste dag van het tijdvak waarin het verzoek was ontvangen. [5] Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelde in haar uitspraak van 22 september 2022 in gelijk zin. [6]
8. Uit het arrest van de Hoge Raad van 2 september 2022 volgt dat het in het belang is van de Belastingdienst dat de inspecteur geen vrijstellingen van motorrijtuigenbelasting hoeft te verlenen met verdergaande terugwerkende kracht dan tot het begin van het heffingstijdvak waarin het verzoek om vrijstelling is ingediend. Als de inspecteur daartoe wel zou zijn gehouden, zou hij te maken kunnen krijgen met uitvoeringsproblemen, omdat het karakter van deze vrijstelling meebrengt dat de daarvoor relevante feiten vaak het beste door fysieke waarneming kunnen worden gecontroleerd. De inspecteur is op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht slechts gehouden een verdergaande terugwerkende kracht te verlenen aan het kampeerautotarief indien toepassing van onderdeel 4 van het Kaderbesluit mrb voor eiser leidt tot nadelige gevolgen die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met die beleidsregel te dienen doelen. Dat het om veel geld gaat is daarbij op zichzelf geen bijzondere omstandigheid. [7]
9. Het doel van de beleidsregel neergelegd in onderdeel 4 van het Kaderbesluit mrb (Besluit van 16 december 2021, nr. 2021-213896) is een praktische oplossing te bieden voor gevallen waarin de aanschaf van (of de aanpassing naar) een kampeerauto niet plaatsvindt aan het begin van het tijdvak. Die beleidsregel heeft een begunstigend karakter. Die begunstiging strekt niet verder dan het om praktische redenen verlenen van het kampeerautotarief tot aan het begin van het tijdvak waarin het verzoek is binnengekomen.
10. Het gevolg van het niet verlenen van verder terugwerkende kracht aan het kampeerautotarief is in dit geval dat eiser meer motorrijtuigenbelasting heeft betaald dan hij verschuldigd zou zijn geweest indien hij zijn verzoek eerder had ingediend. De rechtbank is van oordeel dat dit gevolg niet onevenredig is in het licht van het nagestreefde doel van onderdeel 4 van het Kaderbesluit mrb.
11. De omstandigheden dat aan eiser niet is uitgelegd dat hij een verzoek moest indienen, en dat de verkoper hem daar niet over heeft ingelicht, maken dat niet anders. In het wettelijk systeem ligt besloten dat het de verantwoordelijkheid is van de belastingplichtige om zelf (tijdig) een verzoek te doen voor toepassing van het kampeerautotarief. Wanneer iemand gebruik wil maken van een begunstigend tarief, mag verwacht worden dat die persoon zich op de hoogte stelt van alle voorwaarden die zijn verbonden aan dit begunstigende tarief. Deze onderzoeksplicht hoort bij de motorrijtuigenbelasting, omdat het een aangiftebelasting is en de houder van een motorrijtuig zelf verantwoordelijk is voor het tijdig voldoen van de (juiste) verschuldigde belasting. De rechtbank wijst er verder op dat het kampeerautotarief niet van rechtswege van toepassing is, maar enkel op verzoek. Anders dan eiser stelt kan daarom geen sprake zijn geweest van het automatisch incasseren van motorrijtuigenbelasting naar een onjuist tarief. Als niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van het kampeerautotarief (doordat geen verzoek is ingediend) is namelijk gewoon het reguliere tarief voor de motorrijtuigenbelasting van toepassing.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de ingangsdatum van het kampeerautotarief 7 oktober 2023 blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Praamstra, rechter, in aanwezigheid van mr. J.P. Raateland, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 juli 2025.
w.g. griffier
w.g. rechter
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 23a, eerste lid, van de Wet MRB.
2.Artikel 5aa, vierde en vijfde lid, van het UB MRB.
3.Artikel 11, eerste lid, van de Wet MRB.
4.Besluit van 16 december 2021, nr. 2021-213896.
5.Gerechtshof Amsterdam, 21 maart 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:980.
6.Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22 september 2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:5478.
7.Hoge Raad 2 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1142.