ECLI:NL:RBNNE:2025:2766

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 juli 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
25/2250
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening sluiting woning wegens drugsvondst en openbare orde

Op 11 juli 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een zaak over de sluiting van de woning van verzoeker, die in Groningen woont. De burgemeester had op 16 juni 2025 besloten om de woning voor zes maanden te sluiten, nadat de politie op 7 mei 2025 een steekpartij had gemeld en in de woning een persoon met een verwonding had aangetroffen. Tijdens een doorzoeking werden aanzienlijke hoeveelheden drugs, waaronder 2.400 xtc-pillen en hennep, evenals een airsoftwapen en een groot geldbedrag aangetroffen. Verzoeker was het niet eens met de sluiting en vroeg om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter beoordeelde of het bezwaar van verzoeker een redelijke kans van slagen had. Hij concludeerde dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten, gezien de aangetroffen hoeveelheden drugs en de ernst van de situatie. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat de sluiting noodzakelijk was voor de openbare orde en het woon- en leefklimaat. De voorzieningenrechter benadrukte dat de maatregel van sluiting niet onevenwichtig was, ondanks de mogelijke gevolgen voor verzoeker, en dat hij verantwoordelijk was voor wat er in zijn woning gebeurde. De sluiting gaat in twee weken na de uitspraak, zodat verzoeker tijd heeft om andere woonruimte te vinden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 25/2250

uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 juli 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaatsnaam] , verzoeker

(gemachtigde: mr. P.N. Huisman),
en

de burgemeester van de gemeente Groningen

(gemachtigde: mr. J.H. Bolt).

Samenvatting

1.1.
Deze uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening gaat over de sluiting van de woning van verzoeker. Verzoeker is het hier niet mee eens. Hij verzoekt daarom om een voorlopige voorziening en voert daartoe een aantal gronden aan. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of hij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Deze vraag beantwoordt hij aan de hand van de gronden van verzoeker.
1.2.
De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek af. Hierna legt de hij uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Procesverloop

2.1.
Met het bestreden besluit van 16 juni 2025 heeft de burgemeester verzoeker bevolen om zijn woning aan de [adres] in [plaatsnaam] voor de duur van zes maanden te sluiten met ingang van 4 juli 2025. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen. De burgemeester heeft aangegeven met het sluiten van de woning te wachten totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan over het verzoek om een voorlopige voorziening.
2.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 10 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de burgemeester.

Totstandkoming van het besluit

3.1.
Op 7 mei 2025 heeft de politie een melding ontvangen van een steekpartij aan de [adres] in [plaatsnaam] . In de woning heeft de politie een persoon, te weten de heer [naam] , aangetroffen met een zichtbare wond in de hals. Tijdens het schonen van de woning heeft de politie twee zakken hennep aangetroffen. Hierop heeft de politie [naam] aangehouden als verdacht van het bezit van softdrugs. Even later arriveerde verzoeker bij de woning. Ook hij is aangehouden voor het bezit van softdrugs.
3.2.
Na het aantreffen van de hennep heeft de rechter-commissaris toestemming gegeven de woning verder te doorzoeken op de aanwezigheid van drugs. In de woning werden ongeveer 2.400 (vermoedelijk) xtc-pillen aangetroffen, een airsoftwapen, welk wapen op het eerste oog niet was te onderscheiden van een echte revolver, en een bus pepperspray. Verder is € 11.350 aan contant geld aangetroffen, bestaande uit biljetten van
€ 50. Het geld is aangetroffen in een jerrycan.
3.3.
Bij brief van 15 mei 2025 is verzoeker geïnformeerd over het voornemen van de burgemeester om de woning te sluiten voor de duur van zes maanden. Verzoeker is in de gelegenheid gesteld om zijn zienswijze over dit besluit in te dienen. Verzoeker heeft bij brief van 28 mei 2025 van deze gelegenheid gebruik gemaakt.
3.4.
Bij het bestreden besluit heeft de burgemeester aangegeven geen aanleiding te zien om af te wijken van zijn voornemen om de woning te sluiten.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

4.1.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de
rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
4.2.
De voorzieningenrechter zal zich bij de beoordeling van de gronden van het
verzoek onder meer baseren op de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State (AbRS) van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912 (overzichtsuitspraak), en van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285 (evenredigheidsuitspraak). In de evenredigheidsuitspraak heeft de AbRS uitgesproken dat het bestreden besluit, indien bevoegd genomen, geschikt en noodzakelijk moet zijn om de beoogde doelen te bereiken en dat de genomen maatregel evenwichtig moet zijn.
Bevoegdheid
5.1.
De AbRS ontleent aan de woorden “daartoe aanwezig” in artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet het uitgangspunt dat bij aanwezigheid van meer drugs dan het door het openbaar ministerie gehanteerde criterium voor eigen gebruik, de aangetroffen hoeveelheid drugs in beginsel (mede) bestemd wordt geacht voor de verkoop, aflevering of verstrekking. [1] Het is aan de betrokkene om het tegendeel aannemelijk te maken.
5.2.
De voorzieningenrechter overweegt dat xtc (MDMA) is opgenomen op Lijst I van de Opiumwet en hennep op Lijst II van die wet. De aangetroffen hoeveelheid van 2.400 xtc-pillen en 1.220 gram hennep is zo groot, dat deze geacht kan worden bestemd te zijn voor de handel, te weten verkoop, aflevering of verstrekking.
5.3.
Dit betekent dat de burgemeester bevoegd is tot sluiting van de woning. De maatregel van sluiting voor de duur van zes maanden is verder overeenkomstig zijn beleid.
Geschiktheid
6. De voorzieningenrechter overweegt dat het middel van sluiting in het algemeen geschikt is om de desbetreffende woning aan het drugscircuit te onttrekken. Hij ziet geen aanleiding om in deze zaak anders te oordelen.
Noodzaak
7.1.
De AbRS heeft in uitspraken van 6 juli 2022 uitgesproken dat aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding moet worden beoordeeld of sluiting van een pand noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde. [2] Met sluiting wordt beoogd het pand aan het drugscircuit te onttrekken door de bekendheid als drugspand weg te nemen en de loop eruit te halen. Voor beoordeling van de ernst en omvang is van belang of de drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld. Als er geen aanwijzing is van handel, het niet harddrugs betreft, zich geen recidivesituatie voordoet en er geen sprake is van ligging in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk, dan is er niet zonder meer de noodzaak om het pand te sluiten.
7.2.
Verzoeker heeft naar voren gebracht dat uit het dossier niet blijkt dat zich overlast voor de directe omgeving heeft voorgedaan of dat het adres bekendstaat als een drugspand.
7.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat er ondanks dat, toch sprake is van een ernstige situatie gezien de hoeveelheid aangetroffen hard-, en softdrugs, de aanwezigheid van een airsoftwapen, dat erg op een echt wapen lijkt, de aanwezigheid van pepperspray en de aanwezigheid van een groot geldbedrag. Verder heeft de burgemeester in het verweerschrift en ter zitting goed onderbouwd dat de woning van verzoeker in een kwetsbare wijk ligt, namelijk nabij [straat] , waar in het verleden hennepkwekerijen zijn aangetroffen. Verder is er sprake van sociaaleconomische problemen in de directe omgeving van de woning van verzoeker. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter doet zich daarom de noodzaak voor om de woning te sluiten om deze aan het criminele circuit te onttrekken.
Evenwichtigheid
8.1.
In de hiervoor genoemde evenredigheidsuitspraak heeft de AbRS overwogen dat bij de beoordeling van de evenwichtigheid verschillende omstandigheden van belang zijn, zoals de mate van verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, een bijzondere binding met de woning, de mogelijkheid om weer in de woning terug te keren, of de overtreder door sluiting van de woning op een zwarte lijst komt te staan bij een woningbouwcorporatie als gevolg waarvan hij voor een bepaalde duur geen nieuwe sociale huurwoning kan huren in de regio en of er minderjarige kinderen in de woning wonen. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig. Ook heeft de AbRS in een uitspraak van 22 maart 2023 overwogen dat inherent aan de sluiting van de woning is dat de bewoner de woning moet verlaten. [3] Dat is op zichzelf geen bijzondere omstandigheid. Het is in de eerste plaats aan verzoeker om een vervangende verblijfplaats te vinden. Wel dient de burgemeester, zie de evenredigheidsuitspraak, te informeren naar de mogelijkheden van vervangende huisvesting.
8.2.
Verzoeker betoogt dat de maatregel van sluiting onevenwichtig is. De sluiting zal betekenen dat hij dakloos zal worden, omdat hij is aangewezen op een sociale huurwoning en het erg moeilijk is om een andere sociale huurwoning te krijgen.
8.3.
De burgemeester stelt dat het algemene belang om de eventuele loop op de woning te beëindigen, de openbare orde te herstellen en het woon- en leefklimaat te beschermen tot sluiting noopt.
8.4.
Verzoeker is verder van mening dat hem in dit geval niets kan worden verweten. De goederen die in de woning zijn aangetroffen, zijn niet van hem, maar van zijn vriend [naam] die bij hem logeerde. Het was hem niet bekend dat de goederen die de politie heeft aangetroffen in zijn woning aanwezig waren.
8.5.
De voorzieningenrechter acht het niet aannemelijk dat in het geval van verzoeker iedere verwijtbaarheid ontbreekt. Als huurder van de woning is hij verantwoordelijk voor wat er zich in zijn woning afspeelt. Hij heeft ervoor gekozen een persoon met veel antecedenten gedurende een langere periode in zijn woning op te nemen. Verder is de drugs op verschillende toegankelijke plekken in de woning aangetroffen, waaronder op de slaapkamers. Dat verzoeker niet wist of niet kon weten van de aanwezigheid van de spullen zodat iedere verwijtbaarheid ontbreekt, heeft hij daarom niet aannemelijk gemaakt.
8.6.
Dat verzoeker de kans loopt na het verstrijken van de sluitingstermijn dakloos te worden, is inherent aan de sluiting van de woning. Dat maakt niet dat de maatregel als onevenwichtig moet worden aangemerkt. De voorzieningenrechter merkt in dit verband op dat de burgemeester de hulpverleners van WIJ Groningen heeft geïnformeerd over de situatie van verzoeker en hem erop gewezen dat hij, als hij een hulpvraag heeft, daar terecht kan.
8.7.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is er geen grond om de sluiting van de woning als onevenwichtig aan te merken. Terecht heeft de burgemeester aan het algemeen belang van herstel van de openbare orde het meeste gewicht toegekend. Relevant is dat door de sluiting het risico voor de omgeving van drugscriminaliteit afneemt.

Conclusie en gevolgen

9.1.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Het bezwaar heeft naar zijn oordeel geen redelijke kans van slagen. Dat betekent dat de burgemeester tot sluiting van de woning kan overgaan. Wel ziet de voorzieningenrechter in de noodzaak om andere woonruimte te vinden aanleiding te bepalen dat de sluiting niet eerder ingaat dan twee weken na de dagtekening van deze uitspraak.
9.2.
Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Bastin, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.A. van Loo, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Uitspraak van 4 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2206