ECLI:NL:RBNNE:2025:3070

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 juli 2025
Publicatiedatum
25 juli 2025
Zaaknummer
18/091977-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijke aanvaring tussen veerboot en watertaxi op de Waddenzee met vier doden en meerdere gewonden

Op 21 oktober 2022 vond er een dodelijke aanvaring plaats tussen een snelle veerboot en een watertaxi in het Schuitengat, nabij Terschelling. De rechtbank oordeelde dat de kapitein van de veerboot, verdachte, verantwoordelijk was voor de dood van vier opvarenden van de watertaxi en het zwaar lichamelijk letsel van twee anderen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zijn vaarsnelheid niet had aangepast aan de omstandigheden en onvoldoende had gecommuniceerd met de andere schipper. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden op, samen met een taakstraf van 240 uren. De zaak werd behandeld in de rechtbank Noord-Nederland, waar de verdachte werd bijgestaan door zijn raadslieden en het openbaar ministerie vertegenwoordigd was door officieren van justitie. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers en hun nabestaanden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/091977-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 25 juli 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 juli 2025. Het onderzoek is gesloten ter terechtzitting van 25 juli 2025.
Ter terechtzitting van 8 juli 2025 zijn verschenen verdachte met zijn raadslieden mr. T. van der Goot en mr. J.E. Versluis, beiden advocaat te Leeuwarden, en is het openbaar ministerie vertegenwoordigd door officieren van justitie mr. L. Lübbers en mr. B. Rademacher.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. ​
hij op of omstreeks 21 oktober 2022 op het voor het openbaar scheepvaartverkeer openstaande vaarwater, te weten het Schuitengat, in de gemeente Terschelling, althans in Nederland, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam en/of nalatig heeft gehandeld, door als schipper van een schip, te weten veerboot/snel schip " [naam] ", op voornoemd vaarwater, te varen en tijdens dat varen
  • met een snelheid van ongeveer 54,8 km/uur, althans met hoge snelheid, althans met een hogere snelheid dan de aldaar geldende maximumsnelheid heeft gevaren, en/of
  • zijn snelheid niet, althans onvoldoende, heeft aangepast aan de aldaar geldende maximumsnelheid van 20 km/uur en/of aan de situatie ter plaatse, waaronder de aanwezigheid van een ander (naderend) schip te weten watertaxi/snelle motorboot " [naam] ", en/of
  • onvoldoende heeft gecommuniceerd via de marifoon over de wijze van passage, en/of
  • zich er onvoldoende van heeft vergewist dat hij veilig zijn koers kon wijzigen en/of
  • vanuit zijn vaarrichting bezien - naar links/bakboord kon sturen/afslaan/afbuigen voor een stuurboord- stuurboord passage, en/of (vervolgens) zonder bevestiging via de marifoon naar links/bakboord is gestuurd/afgeslagen/afgebogen, terwijl een hem tegemoet varend schip, watertaxi/snelle motorboot [naam] , hem reeds tot op korte afstand genaderd was, en/of
  • als zijnde een snel schip geen voorrang heeft verleend aan andere schepen, en/of
  • niet alle voorzorgsmaatregelen heeft genomen die volgens goed zeemanschap en/of door omstandigheden waarin veerboot/snel schip [naam] zich bevond waren geboden, ten einde te voorkomen dat het leven van personen in gevaar werd gebracht, en/of
waarna de/het door hem, verdachte, bestuurde veerboot/snel(le) schip [naam] in aanraking en/of aanvaring is gekomen met een ander schip, te weten watertaxi/snelle motorboot [naam] en/of er een ongeval heeft plaatsgevonden,
A.
waardoor het (mede) aan zijn schuld te wijten is geweest dat vier opvarenden van watertaxi/snelle motorboot [naam] , te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , zijn overleden
en/of
B.
waardoor het (mede) aan zijn schuld te wijten is geweest dat één of meerdere opvarende(n) van watertaxi/snelle motorboot [naam] , te weten, [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] zwaar lichamelijk letsel heeft/hebben bekomen, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de ambts- of beroepsbezigheden van genoemde slachtoffers was ontstaan, te weten:
  • ten aanzien van die [slachtoffer 5] (onder meer) kneuzing(en) van de benen en/of pols(en), althans van het lichaam, en/of een ontstoken wond(en) aan de/het (rechter)be(e)n(en) en/of (ernstig) psychisch trauma, en/of
  • ten aanzien van die [slachtoffer 6] (onder meer) een en/of meerdere (bot)breuken van de nek(wervels) en/of de rug(wervels) en/of contusie van de pols(en) en sche(e)n(en) en/of (ernstig) psychisch trauma, en/of
  • ten aanzien van die [slachtoffer 7] (onder meer) een en/of meerdere (bot)breuken van de nek(wervels) en/of de rug(wervels) en/of een beschadiging van de slagader en/of (een) grote wond(en) aan het hoofd en/of (ernstig) psychisch trauma;
hij op of omstreeks 21 oktober 2022 op het voor het openbaar scheepvaartverkeer openstaande vaarwater, te weten het Schuitengat, in de gemeente Terschelling, althans in Nederland, als schipper van een schip, te weten veerboot/snel schip " [naam] ", zich tijdens het varen met dat schip zodanig heeft gedragen dat het (mede) aan zijn schuld te wijten is geweest dat die/dat veerboot/snel(le) schip [naam] in aanvaring is gekomen met een ander schip, te weten watertaxi/snelle motorboot “ [naam] ”, waardoor die [naam] is gezonken en/of gestrand en/of verongelukt en/of vernield en/of onbruikbaar gemaakt en/of beschadigd werd, immers heeft verdachte toen aanmerkelijk en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of nalatig
  • met een snelheid van ongeveer 54,8 km/uur, althans met hoge snelheid, althans met een hogere snelheid dan de aldaar geldende maximumsnelheid heeft gevaren, en/of
  • zijn snelheid niet, althans onvoldoende, heeft aangepast aan de aldaar geldende maximumsnelheid van 20 km/uur en/of aan de situatie ter plaatse, waaronder de aanwezigheid van een ander (naderend) schip te weten watertaxi/snelle motorboot
[naam] , en/of
  • onvoldoende heeft gecommuniceerd via de marifoon over de wijze van passage, en/of
  • zich er onvoldoende van heeft vergewist dat hij veilig zijn koers kon wijzigen en/of
  • vanuit zijn vaarrichting bezien - naar links/bakboord kon sturen/afslaan/afbuigen voor een stuurboord- stuurboord passage, en/of (vervolgens) zonder bevestiging via de marifoon naar links/bakboord is gestuurd/afgeslagen/afgebogen, terwijl een hem tegemoet varend schip, watertaxi/snelle motorboot [naam] , hem reeds tot op korte afstand genaderd was, en/of
  • als zijnde een snel schip geen voorrang heeft verleend aan andere schepen, en/of
  • niet alle voorzorgsmaatregelen heeft genomen die volgens goed zeemanschap en/of door omstandigheden waarin veerboot/snel schip [naam] zich bevond waren geboden, ten einde te voorkomen dat het leven van personen in gevaar werd gebracht, en/of
waarna de/het door hem, verdachte, bestuurde veerboot/snel(le) schip [naam] , in aanraking en/of aanvaring is gekomen met watertaxi/snelle motorboot [naam] en/of er een ongeval en/of aanvaring heeft plaatsgevonden,
waardoor levensgevaar is ontstaan voor de opvarenden van die watertaxi/snelle motorboot [naam] , te weten [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] ,
terwijl het de dood van opvarenden [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] ten gevolge heeft gehad;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 oktober 2022, op het voor het openbaar scheepvaartverkeer openstaande vaarwater, te weten het Schuitengat, in de gemeente Terschelling, althans in Nederland, als schipper van een schip, te weten veerboot/snel schip " [naam] ", met dat schip heeft gevaren op voornoemd vaarwater, en tijdens dit varen niet heeft voldaan aan de verplichting om, ook bij het ontbreken van uitdrukkelijke voorschriften als bedoeld in het Binnenvaartpolitiereglement, alle voorzorgsmaatregelen te nemen die volgens goed zeemanschap of door de omstandigheden waarin het door hem bestuurde schip zich bevindt zijn geboden teneinde (met name) te voorkomen het leven van personen in gevaar wordt gebracht, en/of schade wordt veroorzaakt aan andere schepen die zich in de vaarweg daarvan bevinden en/of de veiligheid en/of het vlotte verloop van de scheepvaart in gevaar wordt gebracht,
immers heeft hij, verdachte,
  • met een snelheid van ongeveer 54,8 km/uur, althans met hoge snelheid, althans met een hogere snelheid dan de aldaar geldende maximumsnelheid gevaren, en/of
  • zijn snelheid niet, althans onvoldoende, aangepast aan de aldaar geldende maximumsnelheid van 20 km/uur en/of aan de situatie ter plaatse, waaronder de aanwezigheid van een ander (naderend) schip te weten watertaxi/snelle motorboot
" [naam] ", en/of
  • onvoldoende gecommuniceerd via de marifoon over de wijze van passage, en/of
  • zich er onvoldoende van vergewist dat hij veilig zijn koers kon wijzigen en/of
  • vanuit zijn vaarrichting bezien - naar links/bakboord kon sturen/afslaan/afbuigen voor een stuurboord- stuurboord passage, en/of (vervolgens) zonder bevestiging via de marifoon naar links/bakboord is gestuurd/afgeslagen/afgebogen, terwijl een hem tegemoet varend schip, watertaxi/snelle motorboot [naam] , hem reeds tot op korte afstand genaderd was, en/of
  • als zijnde een snel schip geen voorrang verleend aan andere schepen, en/of
  • niet alle voorzorgsmaatregelen genomen die volgens goed zeemanschap en/of door omstandigheden waarin veerboot/snel schip [naam] zich bevond waren geboden, ten einde te voorkomen dat het leven van personen in gevaar werd gebracht, en/of
waarna de/het door hem, verdachte, bestuurde veerboot/snel(le) schip [naam] in aanraking en/of aanvaring is gekomen met watertaxi/snelle motorboot [naam] en/of er een ongeval heeft plaatsgevonden
en
waarbij de levens van de opvarenden van die watertaxi/snelle motorboot [naam] , te weten [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] in gevaar werd(en) gebracht en/of waarbij schade aan watertaxi/snelle motorboot [naam] en/of veerboot/snel schip [naam] werd veroorzaakt en/of de veiligheid van de scheepvaart in gevaar werd gebracht.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 1 en feit 2 primair (aanmerkelijke schuld). De officieren van justitie hebben aangevoerd dat bij [slachtoffer 5] geen sprake is van letsel zoals bedoeld in artikel 308 van het Wetboek van Strafrecht, zodat verdachte van dit deel van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verweer gevoerd op de feitelijke handelingen, de schuldvraag en het causale verband tussen de verweten handelingen en de gevolgen en een integrale vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe in de kern het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van de snelheid heeft de raadsman primair bepleit dat voor veerboot [naam] geen snelheidsbeperking in dit deel van het Schuitengat gold. Subsidiair, in het geval dit wel zo is, heeft de raadsman aangevoerd dat dit onvoldoende duidelijk was zodat het verdachte niet kan worden tegengeworpen dat hij dit niet wist (bepaaldheidsgebod). Verder heeft de raadsman aangevoerd dat vermindering van de snelheid niet nodig was, omdat verdachte vond dat er geen gevaar dreigde en beide schepen elkaar met deze snelheid konden passeren.
Ten aanzien van het marifoonverkeer heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte op een correcte wijze marifooncontact heeft gezocht. Uit de onveranderlijke koers van [naam] kon en moest worden afgeleid dat een stuurboord-stuurboord-passage (schepen passeren elkaar aan hun rechterzijde) zou plaatsvinden. Daarna heeft verdachte - door weg te sturen naar de voor hem bakboordwal (naar links) - ruimte gecreëerd voor [naam] om zo elkaar veilig te kunnen passeren.
Ten aanzien van het voorrang verlenen heeft de raadsman aangevoerd dat dit feitelijk juist is, maar niet verwijtbaar is, omdat [naam] een plotselinge draai naar stuurboord (naar rechts) maakte en verdachte hem daarna niet meer kon ontwijken.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht feit 1 en feit 2 primair wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Bewijsmiddelen
De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen, die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende -zakelijk weergegeven- vast.1
Inleiding
Op 21 oktober 2022 omstreeks 07:16 uur ontving de politie een melding dat er een aanvaring tussen veerboot “ [naam] ” (hierna: [naam] ) en watertaxi “ [naam] ” (hierna: [naam] ) op de Waddenzee had plaatsgevonden. De aanvaring had plaatsgevonden in vaarweg het Schuitengat, vlakbij Terschelling.2 Ten tijde van het ongeval, ongeveer 07:13 uur, was het donker.3
[schipper] (hierna: [schipper] ) was als schipper van [naam] onderweg van Harlingen naar Terschelling.4 [naam] had de volgende passagiers aan boord:
[slachtoffer 5] (hierna: [slachtoffer 5] );
[slachtoffer 7] (hierna: [slachtoffer 7] );
[slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] );
[slachtoffer 3] ;
[slachtoffer 4] ;
[slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ), en
[slachtoffer 6] (hierna: [slachtoffer 6] ).5
Verdachte was als kapitein/schipper van [naam] onderweg van Terschelling naar Harlingen.6
Hoedanigheid verdachte
Verdachte beschikt over ruime ervaring in de binnenvaart en heeft een Groot Vaarbewijs. Sinds februari 2021 vaart verdachte op [naam] en sinds december 2021 is verdachte kapitein.7
Betrokken schepen
[naam] is een snel schip8 en heeft een afmeting van 48,18 meter lang en 12,20 meter breed.9 Verdachte heeft verklaard dat [naam] via een noodstop binnen twee scheeplengtes stilligt.10
[naam] is een snelle motorboot en heeft een afmeting van 11,28 meter lang en 3,29 meter breed.11
De aanvaring en daaropvolgende reddingsactie
[naam] zocht om 07:12:58 uur contact met de Verkeerscentrale Brandaris (hierna: de Brandaris) en meldde om 07:13:07 uur dat er een volle aanvaring met [naam] had plaatsgevonden.12 Na dit bericht is door de Brandaris direct de kustwacht in kennis gesteld om hulp van reddingsboten in te schakelen.
De [naam] van [naam] (hierna: [naam] ) was razendsnel uitgevaren, omdat de aanwezigen op de [naam] de berichtgeving over de marifoon hadden meegeluisterd. De [naam] kwam als eerste ter plaatse.
Vervolgens liet de [naam] aan de Brandaris weten dat [naam] half onder water stond en dat zij mensen uit het water gingen halen.13
Getuige [getuige 1] was aan boord van de [naam] . Hij zag dat de punt van [naam] uit het water stak, drie personen zich vasthielden aan de romp en één persoon op de romp zat.14 Deze vier personen zijn aan boord van de [naam] gehaald15 en bleken te zijn: [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 5] en [schipper] .16
Vervolgens werd er een sleepverbinding met het wrak gemaakt, omdat [naam] zinkende was. Toen de sleepdraad aan boord van de [naam] werd vastgezet, was [naam] al gezonken. De [naam] heeft vervolgens het wrak zo snel mogelijk op een zandbank gesleept. Daarna is getuige [getuige 1] op het wrak overgestapt om te zoeken naar mensen. In de punt van [naam] zag hij een persoon. Samen met een collega heeft hij de persoon bevrijd en aan boord van de [naam] gelegd, waarna de man is overgebracht op de reddingsboot “ [naam] ”17 en naar Terschelling is gebracht.18 De man bleek [slachtoffer 3] te zijn.19 Aangekomen op Terschelling bleek dat [slachtoffer 3] was overleden.20 Tijdens de schouw van [slachtoffer 3] bleek sprake van een niet-natuurlijk overlijden, namelijk verdrinking.21
Daarna meldde de reddingshelikopter aan de Brandaris dat er zicht was op een lichaam. De [naam] van [naam] haalde vervolgens een persoon uit het water en voer daarmee naar Terschelling.22 Aangekomen op Terschelling werd duidelijk dat deze persoon was overleden. Het bleek te gaan om [slachtoffer 1] .23 Tijdens de schouw bleek sprake van een niet-natuurlijk overlijden, namelijk verdrinking, vermoedelijk begeleid door een cardiaal event bij te water raking in het koude water.24
Zwaar lichamelijk letsel overlevenden
[slachtoffer 6] werd in het Medisch Centrum Leeuwarden (hierna: MCL) op de afdeling chirurgie opgenomen van 21 oktober 2022 tot en met 22 oktober 2022. Er bleek sprake te zijn van een breuk van de nekwervel (C7) en breuken in de borstwervels (Th9 en Th12), kneuzing (contusie) van de pols en scheen links en trauma aan het hoofd (trauma capitis) met een vermoeden van een hersenschudding (met een commotioneel beeld). Er werd bij hem een nekkraag (Miami J-kraag) aangelegd. Op 22 oktober 2022 werd [slachtoffer 6] met nekkraag ontslagen. Na een aantal weken moesten er nog controles bij neurochirurgie bij het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) en bij traumachirurgie van het MCL plaatsvinden.25
In de geneeskundige verklaring van de huisarts d.d. 11 november 2022 staat dat [slachtoffer 6] heel veel last heeft van paniekaanvallen en angstige herbelevingen van het ongeluk.26
In een brief van arts Leemans d.d. 29 mei 2024 staat dat [slachtoffer 6] door het ongeval arbeidsongeschikt voor metselen/zwaar werk is geraakt.27
[slachtoffer 7] werd medisch onderzocht op 21 oktober 2022. Het letsel betrof een grote hoofdwond op het voor- en achterhoofd en er was sprake van een botbreuk van de tweede en zesde nekwervel en van de derde en vierde borstwervel. De tweede nekwervel werd operatief vastgezet, met de complicatie dat de slagader werd beschadigd.28
Vermiste personen
Duidelijk werd vervolgens dat er nog twee opvarenden van [naam] vermist waren, namelijk [slachtoffer 2] en de 12-jarige [slachtoffer 4] .29
Op 6 november 2022 ontving de politie een melding dat iemand bij het Groene Strand op Terschelling mogelijk een lichaam zag drijven. De politie is ter plaatse gegaan en trof inderdaad een lichaam aan, dat ondertussen op het zand lag.30 Het bleek te gaan om de vermiste [slachtoffer 2] .31 Tijdens de schouw bleek sprake van een niet-natuurlijk overlijden, waarschijnlijk verdrinking, mogelijk ook door zijn verwondingen in het gelaat en de romp.32
Tot op heden is [slachtoffer 4] nog niet gevonden.33
Plaats aanvaring: het Schuitengat
Het ongeval vond plaats in het Schuitengat, een voor de scheepvaart openstaand openbaar vaarwater. Het Schuitengat is een zogenoemd betond vaarwater met tonnen zonder verlichting. Komende vanaf Terschelling liggen aan de rechterzijde even genummerde rode tonnen en aan de linkerzijde oneven genummerde groene tonnen. Op de plaats van het ongeval wordt het vaarwater smaller en loopt het vaarwater in een bocht, ongeveer van Noordoost tot Zuidwest.34 De toegelaten maximum vaarsnelheid in dit gedeelte van het Schuitengat is 20 kilometer per uur.35 Het Schuitengat is een vaargeul die sinds een paar jaar door natuurlijk verloop van de zee weer open is.36
De afstanden tussen de boeien in het Schuitengat is als volgt: SG6 - SG 7: 141,9 meter
SG8 - SG9: 127,3 meter
SG10 - SG11: 114,6 meterSG11A - SG12: 156,5 meter SG13 - SG14: 162,5 meter37

De toedracht van het ongeval

Het onderzoek
Het Team Verkeersspecialisten/VOA Water38 en het Expert Team Visualisatie en Reconstructie39 van de politie en deskundige Hanssen van de TU Delft40 hebben op basis van de schade aan de vaartuigen, de radarbeelden van de Brandaris, het marifoonverkeer, de AIS-gegevens en de Tresco-navigatiekaart van de vaartuigen een onderzoek ingesteld naar de toedracht van het ongeluk. Hierin staat onder meer het volgende.
Het begin van het Schuitengat
[naam] verliet omstreeks 07:07 uur de haven van Terschelling met bestemming Harlingen en voer, stuurboord uit, het Schuitengat op.41
[naam] voer vanuit Harlingen42 vanaf de Vliestroom het Schuitengat in, met bestemming Terschelling, en volgde in het begin van het Schuitengat de rode tonnenzijde. Hierna voer [naam] richting de groene ton SG 9 en voer daarna op of over de denkbeeldige lijn tussen de SG 9 en SG 11. Hierna stak [naam] schuin
over richting de rode tonnenzijde, de SG 10 en SG 12.43 Vanaf 07:12:15 uur begon [naam] met oversteken.44
Eerste marifooncontact (07:12:23 07:12:26)
Om 07:12:23 uur riep [naam] per marifoonkanaal 2 op.45 Verdachte heeft verklaard dat hij degene is geweest die op [naam] de gesprekken via de marifoon heeft gevoerd.46 [naam] rondde boei 10 op het moment dat [naam] heeft gevraagd: “
goeiemorgen, [naam] . Wat gaan we doen?”. [naam] zat op dat moment aan bakboordwal, geparafraseerd als links van het midden van de linker weghelft.47
Aan het begin van deze oproep is het 07:12:23 uur en is de onderlinge afstand 790 meter. Aan het einde van deze oproep is het 07:12:26 uur en is de onderlinge afstand 719 meter.48
Omstreeks 07:12:23 uur voer [naam] met een snelheid van 29,8 kilometer per uur en [naam] met een snelheid van 54,2 kilometer per uur.49
Tweede marifooncontact (07:12:31 07:12:36)
[naam] beantwoordde de begroeting van [naam] met: “
, goedemorgen, [naam] . Zeg het maar.” en koerste daarna in een rechte lijn af op boei 11A aan stuurboordzijde (richting de juiste weghelft, oftewel naar stuurboordwal).50
Aan het begin van deze oproep is het 07:12:31 uur en is de onderlinge afstand 577 meter. Aan het einde van deze oproep is het 07:12:36 uur en is de onderlinge afstand 507 meter.51
Ter terechtzitting heeft verdachte desgevraagd aangegeven niet te hebben gezien dat [naam] afkoerste op boei SG 11A.52
Derde en laatste marifooncontact (07:12:38 07:12:42)
[naam] voer ongeveer in het midden tussen het boeipaar 13-14 en voer stuurboordwal bij de passage van boeipaar 12-11A, geparafraseerd als in het midden van de juiste weghelft en stelde voor om elkaar “stuurboord-stuurboord” (schepen passeren elkaar aan hun rechterzijde) te passeren: “
Nou, doe maar gewoon normaal stuurboord-stuurboord, want je zit al vrij aan de rooie kant.”. [naam] hield daarna consequent bakboordwal koers aan (naar links), richting boei 11.53
Aan het begin van deze oproep is het 07:12:38 uur en is de onderlinge afstand 439 meter. Aan het einde van deze oproep is het 07:12:42 uur en is de onderlinge afstand 372 meter.54
Getuige [getuige 2] , als verkeersleider/centrale meldpost op de Brandaris aanwezig tijdens het ongeval55, luisterde dit marifooncontact mee en merkte over deze boodschap van [naam] op dat zonder akkoord van beide partijen geen afspraak tot stand is gekomen.56
Getuige [getuige 3] , als verkeersleider op de Brandaris aanwezig tijdens het ongeval57, luisterde dit marifooncontact ook mee en merkte over deze boodschap van [naam] op dat dit een tegenstrijdig bericht was58 en een stuurboord-stuurboord-passage (schepen passeren elkaar aan hun rechterzijde) bevestigd moet worden door de andere partij en officieel ook door de verkeersleider, omdat een normale passage bakboord-bakboord (schepen passeren elkaar aan hun linkerzijde) betreft. Zij heeft verklaard dat het voor haar niet duidelijk was welke afspraak [naam] en [naam] hadden gemaakt. Daarbij heeft zij verklaard dat de reden dat zij niet gecommuniceerd heeft met beide schippers, is dat de schepen elkaar te dicht waren genaderd en zij de marifoonverbinding vrij wilde houden voor communicatie tussen de schepen. Als de schepen verder uit elkaar waren geweest, had zij om verduidelijking gevraagd.59
Omstreeks 07:12:39 uur voer [naam] met een snelheid van 29,3 kilometer per uur en [naam] met een snelheid van 55 kilometer per uur.60
Het onbeantwoorde voorstel van [naam] om elkaar stuurboord-stuurboord te passeren, leidde niet tot een wijziging van de koers van [naam] . De koers van [naam] , indien ongewijzigd, zou leiden tot het (weliswaar rakelings) stuurboord-stuurboord passeren van de schepen.61
De aanvaring/overvaring
Op 07:12:50 uur zette [naam] een draai in naar stuurboord. Drie seconden daarna versmelten de beide radarreflecties op de radarbeelden van de Brandaris en zijn deze niet meer van elkaar te onderscheiden. Het is waarschijnlijk dat de daadwerkelijke aanvaring dan al heeft plaatsgevonden, waarschijnlijk één of anderhalve seconde eerder. Op het moment van de aanvaring zat [naam] iets over de helft van de vaarroute aan haar bakboordzijde en [naam] nagenoeg in het midden.62 Om 07:12:59 uur meldde [naam] de aanvaring met [naam] aan de Brandaris.63
Uit onderzoek volgt dat [naam] volledig over [naam] is heen gevaren64, [naam] van bakboord (dus van links vanuit [naam] bezien) kwam en de hoek van aanvaring tussen beide schepen op het moment van de aanvaring ongeveer 50 graden was.65 [naam] is total loss.66
Extra tijd bij lagere snelheid
Als beide vaartuigen 20 kilometer per uur hadden gevaren, zouden de schippers van beide vaartuigen ongeveer 35 seconden extra tijd hebben gehad voordat beide schepen elkaar zouden ontmoeten (om de afstand van ongeveer 790 meter af te leggen).67
Bewijsoverwegingen
Maximum vaarsnelheid
De raadsman heeft betwist dat voor [naam] in het Schuitengat een snelheidsbeperking van 20 kilometer per uur gold. De rechtbank deelt die mening niet en overweegt daarover het volgende.
De wetsbepaling die de maximum vaarsnelheid op de Waddenzee regelt is het Besluit instellen maximum vaarsnelheid op de Waddenzee (hierna: het Besluit).
Dit Besluit luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
Artikel 1:
Onverminderd het bepaalde in de Regeling snelle motorboten Rijkswateren 1995, geldt op de gehele Waddenzee een maximum vaarsnelheid van 20 Km/uur (circa 11 Knopen) voor alle schepen.
Artikel 2:
De in artikel 1 genoemde maximum vaarsnelheid geldt niet op de betonde vaargeulen van: ()
zee naar de havens van Harlingen via de Vliestroom en Blauwe Slenk;
zee naar de haven van Lauwersoog via de Zoutkamperlaag en
de veerbootroutes van en naar de Waddeneilanden.
De toelichting bij het oorspronkelijk in 1998 ingevoerde Besluit68 houdt onder meer het volgende in:
De benoemde vaarroutes waar geen snelheidslimiet van toepassing is, zijn de ruime betonde vaarwateren en de intensief bevaren vaarroutes.
De keuze van de routes past in het zoneringsstreven van activiteiten zoals benoemd in de Nota Waddenzee (PKB) waarbij rekening is gehouden met zowel het verkeersveiliggheidsaspect als de te beschermen natuurwaarden.
De rechtbank stelt voorop dat uit het Besluit dus blijkt dat de hoofdregel is dat de maximum vaarsnelheid op de Waddenzee voor alle schepen 20 kilometer per uur is en dat alleen in artikel 2 van het Besluit genoemde situaties daar van afgeweken mag worden.
Blijkens de toelichting op het Besluit heeft de wetgever voor de uitleg van wat onder een veerbootroute dient te worden verstaan kennelijk aansluiting willen zoeken bij de Planologische kernbeslissing (hierna: “PKB”). De PKB is laatstelijk gewijzigd in 2007 (“Derde Nota Waddenzee”)69 en daarna onderdeel geworden van de structuurvisie. Op pagina 47 van voornoemd PKB is een kaart opgenomen waarop de veerbootroutes staan ingetekend:
Op het kaartje is te zien dat het Westelijke gedeelte van het Schuitengat, waar de aanvaring heeft plaatsgevonden, niet wordt aangegeven als hoofdvaarweg of veerbootroute. De rechtbank merkt op dat noch uit enige regelgeving noch uit andere berichtgeving van bijvoorbeeld Rijkswaterstaat blijkt dat dit deel van het Schuitengat (nadien) is aangewezen als veerbootroute en daarmee onder de uitzondering genoemd in artikel 2 van het Besluit zou vallen. Het enkele feit dat veerboten als [naam] gebruik maakten van de route langs dit gedeelte van het Schuitengat brengt ook niet mee dat deze route daardoor de juridische status van een veerbootroute heeft verkregen. De raadsman heeft verwezen naar een kaartje waarop het Schuitengat wel als veerbootroute is ingetekend, maar dit betreft een concept rapport en heeft daarom dus geen rechtsgeldige status.
Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat het Westelijk deel van het Schuitengat niet aangemerkt kan worden als veerbootroute waarop de uitzondering van artikel 2 van het Besluit van toepassing is. Dit betekent dat de hoofdregel uit artikel 1 van het Besluit geldt: voor alle schepen een maximumsnelheid van 20 kilometer per uur en dus ook voor [naam] .
Voor zover de verdediging heeft aangevoerd dat bij verdachte sprake was van dwaling omtrent de maximum vaarsnelheid en/of dat voor hem de regelgeving onduidelijk was, overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat van verdachte vanwege zijn functie als kapitein van een passagiersboot verwacht mag worden dat hij op de hoogte is van de voor hem op [naam] van toepassing zijnde regelgeving en dat hij zich daar zo nodig in verdiept. Daarbij komt dat de Waddenzee en het Schuitengat vanwege de veranderingen in het wad bijzondere gebieden zijn, met daardoor bijzondere en veranderlijke regels.
Verdachte heeft tijdens zijn verhoor bij de politie aangegeven dat hij niets kan zeggen over de maximumsnelheid voor zijn vaartuig ter hoogte van waar de aanvaring heeft plaatsgevonden. En verder dat hem niets bekend is van de maximumsnelheid en dat hem niets onder ogen is gekomen waar hij dat vandaan had moeten halen70. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard geen weet te hebben van een snelheidsbeperking en dat daarover voor zover hij weet niet onderling tussen collegas wordt gesproken. Toen de voorzitter verdachte voorhield dat uit voornoemde kaart uit het PKB blijkt dat het Westelijke gedeelte van het Schuitengat niet wordt aangegeven als hoofdvaarweg of veerbootroute, waaruit zou volgen dat het niet is toegestaan om op die route snel te varen, gaf verdachte aan daarvan niet op de hoogte te zijn. Op de vraag van de voorzitter of verdachte als kapitein daarvan niet op de hoogte had moeten zijn, gaf verdachte aan dat hij denkt dat dat wel zo is, mits dit duidelijk gepubliceerd is.71
De rechtbank stelt vast dat verdachte kennelijk niet op de hoogte was van de geldende regelgeving en ook geen moeite heeft gedaan om zich daar in te verdiepen, terwijl dit wel van hem had mogen worden verwacht als kapitein van een passagiersschip.
Overigens acht de rechtbank het moeilijk voorstelbaar dat het inderdaad zo is dat verdachte niets heeft meegekregen over de vraag welke maximumsnelheid in dat deel van het Schuitengat gold. Stuurman [naam] , die tijdens de aanvaring op [naam] aanwezig was, heeft verklaard dat hij ervan op de hoogte is dat er discussie is over de vraag of het Schuitengat een veerbootroute is en dat Rijkswaterstaat vindt dat dat niet zo is. Hij heeft aangegeven dat hij bij de kapiteins wel eens iets heeft geopperd over de snelheid in het Schuitengat, maar dat de kapiteins hebben gezegd dat Rijkswaterstaat dat niet wil hebben.72 De directeur van [naam rederij] , [naam] , heeft verklaard dat er een aantal keer per jaar kapiteinsvergaderingen plaatsvinden.73 Stuurman [naam] heeft verklaard dat in deze kapiteinsvergadering bijvoorbeeld een keer over klachten over de maximale snelheid in de haven is gesproken.74
Daarnaast wijst de rechtbank op een mailbericht van [naam] van Rijkswaterstaat d.d. 8 januari 2023 waarin hij aangeeft dat naast de watertaxis de snelle veerboten van [naam rederij]75 met grote regelmaat de snelheid op de Waddenzee overtreden en er te snel gevaren werd in het Schuitengat. Dit heeft geleid tot gesprekken met [naam rederij] maar er verbeterde daarna niets, zo geeft [naam] aan.76 Uit het dossier blijkt voorts dat de verkeersleider van de Brandaris [getuige 3] , de tel kwijt is geraakt hoe vaak er is gewaarschuwd over het houden aan de maximumsnelheid.77
Weliswaar hebben voornoemde bevindingen niet rechtstreeks betrekking op verdachte, maar ook hiervoor geldt dat de rechtbank het moeilijk voorstelbaar vindt dat verdachte hier niets van meegekregen zou hebben.
Ten slotte wijst de rechtbank nog op een, ook door de verdediging aangehaald, bericht van Rijkswaterstaat van april 2016 met de titel Schuitengat, aanpassing vaarwegmarkering.78 Dit stuk maakt geen onderdeel uit van het dossier, maar was voor verdachte, zeker als professioneel schipper, eenvoudig raadpleegbaar. In dit rapport staat heel duidelijk opgenomen dat het Schuitengat weliswaar weer bevaarbaar is, maar dat het geen onderdeel uitmaakt van de snelle vaarroutes op de Waddenzee en dat er een maximum snelheid geldt van 20 kilometer per uur.
Gelet op al deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich er niet op kan beroepen dat de regelgeving voor hem onduidelijk was en dat hij heeft gedwaald omtrent de maximum vaarsnelheid in het Westelijk deel van het Schuitengat waar de aanvaring heeft plaatsgevonden.
Juridisch kader
Schuld
Aan verdachte is onder feit 1 en feit 2 primair kortgezegd ten laste gelegd dat de dood van vier opvarenden van [naam] , het zwaar lichamelijk letsel van drie opvarenden van [naam] en het zinken van [naam] (met levensgevaar en de dood tot gevolg) aan zijn schuld te wijten is. Dit is strafbaar gesteld in respectievelijk de artikelen 307, 308 en 169 van het Wetboek van Strafrecht.
Het begrip schuld zoals voornoemd heeft een andere betekenis dan in het normale spraakgebruik. In dit geval betekent schuld de
verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid79, ook wel culpa genoemd. Dit betekent dat hoewel een verdachte de gevolgen niet heeft willen veroorzaken, hem die gevolgen wel kunnen worden verweten omdat hij anders had
moetenen
kunnenhandelen. Met de aanwezigheid van
aanmerkelijke onvoorzichtigheidis de
verwijtbaarheidgegeven, tenzij contra-indicaties aanwezig zijn.
Hierbij kan gedacht worden aan schulduitsluitingsgronden of een situatie van verontschuldigbare onmacht.80
Bij de beoordeling of gedrag
aanmerkelijke onvoorzichtigis, moet allereerst worden bezien welke fouten zijn gemaakt, oftewel welke wettelijke/ongeschreven normen door dit gedrag zijn overtreden. Hierbij is van belang dat niet elke fout leidt tot strafrechtelijke aansprakelijkheid: er moet sprake zijn van een aanzienlijke mate, zware, oftewel
aanmerkelijkeonvoorzichtigheid.
De
aanmerkelijke onvoorzichtigheidwordt enerzijds bepaald door de manier waarop schuld in de tenlastelegging nader is geconcretiseerd en is anderzijds afhankelijk van het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.81 Dat brengt mee dat niet in zijn algemeenheid valt aan te geven of één (verkeers)overtreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld. Daarvoor zijn verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de (verkeers)overtreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Voorts verdient opmerking dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van (verkeers)gedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld.82
Een zeker risico mag -mede in het belang van de voortvarendheid van het verkeer- worden genomen, omdat risicos op schade immers nooit volledig zijn uit te sluiten. Hoeveel risico acceptabel (geoorloofd) is,
hangt af van de in het geding zijnde rechtsbelangen. Bezien moet worden of een verdachte naar objectieve maatstaven een ongeoorloofd risico heeft genomen. De rechtbank stelt hierbij voorop dat zodra zich risicos voor het leven van anderen voordoen, er veel minder geoorloofd is en de onvoorzichtigheid zich eerder laat kwalificeren als aanmerkelijk.83
Het komt er daarbij op aan of de verdachte tekortschoot in vergelijking met een gemiddelde andere persoon in vergelijkbare omstandigheden en/of met een vergelijkbare hoedanigheid.84 De hoedanigheid van een verdachte speelt dus een rol, want in het bijzonder diegenen die in een bepaalde context werkzaam zijn, moeten zich aan de regels houden. Zij staan immers garant voor de juiste toepassing van de voor hen geldende regels. Dit wordt de Garantenstellung genoemd en voor deze personen geldt daarom een extra zorgplicht. Bij hen wordt onvoorzichtig gedrag sneller
aanmerkelijk onvoorzichtig.
Tot slot speelt een rol of een verdachte de gevolgen van zijn handelen had kunnen en moeten voorzien.85
Causaal verband
Naast de vaststelling van schuld moet voor een bewezenverklaring van feit 1 en feit 2 primair een causaal verband bestaan tussen de verweten gedragingen en de ingetreden gevolgen. Hierbij wordt veelal het criterium van de redelijke toerekening van het gevolg gebruikt.86
Toepassing juridisch kader op de zaak
Concretisering in de tenlastelegging
De schuld is in de tenlastelegging geconcretiseerd en valt kortgezegd uiteen in de volgende twee onderwerpen: 1) het marifoonverkeer en 2) de snelheid en het vaargedrag en 3) de uitwijkplicht.
Daarbij houdt de rechtbank bij de beoordeling rekening met de hoedanigheid van verdachte als kapitein van een veerboot met passagiers. Hij had een extra zorgplicht. Immers schrijft het Binnenvaartpolitiereglement (hierna: BPR) voor dat de schipper verantwoordelijk is voor de naleving van de regels, de veiligheid van de scheepvaart en de goede orde aan boord.
Voor de beoordeling of sprake is van schuld, de verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid, en de causaliteit gaat de rechtbank in op de verschillende onderdelen van de tenlastelegging.
Het marifoonverkeer
De rechtbank is van oordeel dat verdachte onvoldoende over de wijze waarop beide schepen elkaar zouden passeren, heeft gecommuniceerd. Verdachte moest en kon anders en duidelijker communiceren. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat als twee schepen beiden aan hun stuurboordwal (aan de voor hun rechterkant van het vaarwater) varen, zij elkaar zonder dat daarvoor communicatie nodig is, bakboord- bakboord kunnen passeren (schepen passeren elkaar aan hun linkerzijde). Beide schepen varen dan rechts, zoals het uitgangspunt in het BPR is.
In dit geval voer [naam] aan haar stuurboordwal, maar [naam] niet. [naam] voer aan haar bakboordwal (aan de linkerkant van de “verkeerde” weghelft, bij rode boei SG 10), waarbij opmerking verdient dat dit op zichzelf niet verboden is. Hierdoor ontstond echter wel een bijzondere situatie, omdat beide schepen daardoor in elkaars vaarwater zaten en dat als zij beiden geen actie ondernamen, een aanvaring zou volgen. Het maken van een passeerafspraak, om een aanvaring te voorkomen, was daarom noodzakelijk.
Gelet op dat beide schepen, omdat het donker was, op radar voeren, stelt de rechtbank verwijzend naar artikel 6.32. BPR ten aanzien van het marifoonverkeer het volgende voorop. Een op radar varend schip moet, zodra het op het scherm een schip waarneemt waarvan de positie of het gedrag tot een gevaarlijke situatie zou kunnen leiden opgeven: zijn naam, zijn positie, zijn vaarrichting en of het een groot schip, een klein schip, een snel schip, of een bovenmaats schip is. Het moet vervolgens met die schepen het voorbijvaren afspreken. Een klein schip of een snel schip moet daarbij opgeven naar welke zijde het uitwijkt. Het schip dat wordt opgeroepen moet hetzelfde doen. Een snel schip is verplicht aan andere schepen voorrang te verlenen (artikel 6.02. BPR).
Verdachte nam, toen [naam] bij de rode boei SG 10 voer, marifooncontact op met [naam] , omdat deze aan de “verkeerde kant” van het vaarwater voer en zij anders in elkaars vaarwater zouden komen.
Verdachte stelde voor om elkaar “
gewoon normaal stuurboord-stuurboord”te passeren, omdat [naam] al vrij aan de rode kant zat. Dit voorstel van verdachte wordt door de schipper van [naam] echter niet bevestigd. Er komt in het geheel geen reactie van de schipper van [naam] . Verdachte heeft verklaard dat het zijn bedoeling was om elkaar stuurboord-stuurboord te passeren (schepen passeren elkaar aan hun rechterzijde) en dat hij ervan uitging dat de schipper van [naam] dit had begrepen, omdat [naam] zijn koers niet wijzigde en aan de rode boeienkant bleef.
De rechtbank stelt vast dat verdachte, in strijd met voornoemde voorschriften, zijn positie, zijn vaarrichting, de hoedanigheid van [naam] en zijn uitwijkrichting niet (concreet/ondubbelzinnig) heeft vermeld.
Daarbij komt dat verdachte een innerlijk tegenstrijdig voorstel heeft gedaan, omdat verdachte een stuurboord-stuurboord-passage “normaal” en “gewoon” noemde, terwijl dat het niet is. Zoals eerder aangegeven is het uitgangspunt van de BPR dat schepen elkaar bakboord-bakboord (beiden rechts op het vaarwater, schepen passeren elkaar aan hun linkerzijde) passeren. Hierbij merkt de rechtbank op dat verdachte zich moet realiseren dat hij weet wat hij met dit voorstel bedoelde, omdat hij weet wat er in zijn hoofd omgaat en wat zijn bedoeling is, maar niet weet hoe dit voorstel door de schipper van [naam] wordt geïnterpreteerd.
Bovendien blijkt uit de verklaringen van de verkeersleiding dat dit niet de gebruikelijke manier van passeren betreft die enerzijds door [naam] moet worden bevestigd, maar anderzijds óók door de verkeersleiding. Door het ontbreken van bevestiging, is naar het oordeel van de rechtbank geen ondubbelzinnige passeerafspraak tot stand gekomen. De rechtbank oordeelt dan ook dat verdachte (gelet op voornoemde voorschriften) zijn snelheid had moeten verminderen en zo nodig zijn schip had moeten stilleggen. Daarbij had hij zijn passeervoorstel moeten en kunnen herhalen om zich ervan te vergewissen dat de schipper van [naam] het goed had begrepen.
Verdachte heeft verklaard dat hij uit de ongewijzigde koers van [naam] had afgeleid dat de schipper van [naam] zijn voorstel had begrepen. De rechtbank is echter van oordeel dat verdachte hier niet op had mogen vertrouwen. Uit onderzoek volgt namelijk dat
-hoewel [naam] inderdaad zijn koers niet wijzigde- [naam] afkoerste op de groene boei SG 11A. Dit is in strijd met het voorstel van verdachte en daarom een contra-indicatie dat de schipper van [naam] het
voorstel had begrepen. Voornoemde was voor verdachte zichtbaar op de radar, maar verdachte heeft verklaard dat hij dit niet heeft gezien, omdat hij met zijn eigen koers bezig was.
Bovendien was de communicatie gebrekkig en innerlijk tegenstrijdig, zodat verdachte er niet van uit mocht gaan dat [naam] zijn voorstel, zonder bevestiging, had begrepen.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank van oordeel is dat verdachte in strijd met de voor het marifoonverkeer geldende voorschriften heeft gehandeld. Verdachte had anders kunnen en moeten handelen.
De snelheid en het vaargedrag
De rechtbank is van oordeel dat verdachte te hard heeft gevaren en zijn snelheid niet heeft aangepast aan de situatie ter plaatse. Verdachte moest en kon zijn snelheid minderen dan wel het schip volledig stilleggen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachte voer met een snelheid van ongeveer 54 kilometer per uur, terwijl in dit deel van het Schuitengat een snelheidsbeperking van 20 kilometer per uur gold. Daarbij koersten beide schepen op elkaar af in een bocht op het smalste stuk van het Schuitengat. Toen verdachte [naam] voor het eerst opriep, resteerde nog slechts 790 meter totdat beide schepen elkaar zouden ontmoeten. Na het passeervoorstel van verdachte was de onderlinge afstand nog maar 372 meter. Nadere handelingen, extra alertheid en voorzichtigheid (defensief varen) van beide schepen, om een aanvaring te voorkomen, is dan ook vereist. De rechtbank is van oordeel dat, naast de gebrekkige communicatie via de marifoon, ook de omstandigheden van een korte onderlinge afstand en een smaller wordende vaarweg, en een bocht, aanleiding gaven om vaart te minderen en te anticiperen.
Te hard varen leidt enerzijds tot minder tijd om te anticiperen op en te communiceren over de wijze van passeren en anderzijds tot een forsere impact bij een aanvaring.
De VOA heeft een naderingssnelheid tussen beide schepen van 80 kilometer per uur berekend (een optelsom van de snelheid van beide schepen). Dit was 40 kilometer per uur geweest wanneer beide schepen zich aan de maximumvaarsnelheid hadden gehouden en 20 kilometer per uur hadden gevaren. Verdachte heeft in deze berekening een groot aandeel gehad, omdat hij relatief het hardste heeft gevaren. Aangenomen mag worden dat de klap en impact van een aanvaring minder groot zijn bij een naderingssnelheid van 40 kilometer per uur dan bij 80 kilometer per uur.
Daarbij komt dat is berekend dat wanneer beide schepen 20 kilometer per uur hadden gevaren, er 35 seconden extra waren geweest (twee keer zoveel tijd) om de afstand vanaf het eerste marifooncontact tot het moment van de aanvaring af te leggen. Daarmee was er meer tijd geweest voor verdachte om zijn passeervoorstel te herhalen, voor de schipper van [naam] om het voorstel te bevestigen en voor de verkeersleiding van de Brandaris om in te grijpen. Ook was er meer tijd geweest om de situatie te overzien, te anticiperen en eventueel van koers te wijzigen.
Verdachte heeft [naam] na zijn voorstel laten afbuigen naar zijn bakboordwal (naar links richting de groene tonnenzijde). Omdat er geen bevestiging van de schipper van [naam] kwam, had verdachte er rekening mee moeten houden dat de schipper van [naam] zijn voorstel niet had begrepen en óók zou afkoersen op de groene tonnenzijde, omdat dit immers de stuurboordwal van [naam] is (rechterkant van de juiste weghelft) en [naam] deze koers al had ingezet. Verdachte had daarom zijn koers, zonder bevestiging, niet mogen wijzigen naar de groene tonnenzijde en deze vaarsnelheid mogen houden.
Tot slot is voor de rechtbank onbegrijpelijk dat verdachte zijn schip niet heeft stilgelegd. Met deze snelheid -in combinatie met die van [naam] - resteerden slechts 15 seconden voordat beide schepen elkaar zouden ontmoeten, zonder dat verdachte zeker wist of de schipper van [naam] zijn voorstel had
begrepen. Dit klemt te meer, omdat uit onderzoek volgt dat de schepen afkoersten op een passage waarbij zij elkaar rakelings zouden passeren, met alle risicos van dien. Tot ongeveer 100 meter voordat beide schepen elkaar ontmoeten, is een noodstop nog mogelijk.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank van oordeel is dat verdachte in strijd met de voorschriften uit het BPR en met het vereiste van goed zeemanschap heeft gehandeld door het schip niet stil te leggen of op zijn minst vaart te minderen, terwijl daartoe aanleiding was. Verdachte had anders kunnen en moeten handelen.
De uitwijkplicht
De rechtbank stelt voorop dat gelet op artikel 6.02. van het BPR voor verdachte met [naam] als snel schip een uitwijkplicht gold. De rechtbank is, anders dan de raadsman van verdachte, van oordeel dat bewezen kan worden verklaard en tevens als grondslag van de culpa kan dienen dat verdachte niet heeft voldaan aan deze uitwijkplicht, oftewel geen voorrang heeft verleend aan [naam] . De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat onder voorrang verlenen verstaan dient te worden een andere boot in staat stellen om ongehinderd zijn koers te kunnen vervolgen. Zoals hiervoor is overwogen is mede door de gebrekkige communicatie van verdachte geen duidelijke passeerafspraak gemaakt. Verdachte heeft vervolgens met een te hoge snelheid en op een smal gedeelte van het Schuitengat een koerswijziging ingezet die er voor zou hebben gezorgd dat beide schepen elkaar rakelings zouden zijn gepasseerd als [naam] zijn laatste stuurbeweging niet zou hebben gemaakt. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte geen ongehinderde doorgang heeft verleend aan [naam] . Dat de schipper van [naam] op het laatste moment een onverwachte stuurbeweging heeft gemaakt, kan daaraan niet afdoen
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat verdachte anders had moeten en kunnen handelen. Verdachte riep de schipper van [naam] op, toen [naam] aan de linkerkant van het vaarwater voer bij de rode boei SG 10 met [naam] in aankomst. Na de gebrekkige en innerlijk tegenstrijdige communicatie via de marifoon is verdachte, zonder bevestiging van zijn passeervoorstel, met [naam] met onverminderde en veel te hoge snelheid doorgevaren richting de groene tonnenzijde, terwijl beide schepen elkaar reeds tot op korte afstand waren genaderd. Daarbij speelt een rol dat verdachte onvoldoende heeft voldaan aan zijn uitwijkplicht, omdat hij afkoerste op een rakelings passeren en dus onvoldoende ruimte had gemaakt om elkaar veilig te kunnen passeren. Daarmee heeft verdachte een ongeoorloofd risico genomen, namelijk dat de schipper van [naam] zijn voorstel niet had begrepen en ook richting de groene tonnenzijde zou varen, waardoor zij op korte onderlinge afstand in elkaars vaarwater zouden komen. Daardoor zijn mensenlevens op het spel gezet: een ongeoorloofd risico dus. Verdachte had, toen een bevestiging uitbleef, zijn schip moeten stilleggen of op zijn minst drastisch vaart moeten minderen en [naam] opnieuw moeten oproepen via de marifoon.
Verdachte heeft in strijd gehandeld met de wettelijke voorschriften uit het BPR en de voorschriften voor een goed zeemanschap, waarbij de snelheidsbeperking in ernstige mate is geschonden. Bij dit alles speelt mee dat juist verdachte als kapitein garant moest staan voor de juiste toepassing van de regels en de veiligheid op het water en dat van hem meer mag worden verwacht dan van een gemiddeld persoon. Gelet
op het voorgaande had verdachte deze gevolgen, mede gelet op zijn ervaring en kennis, ook kunnen en moeten voorzien.
De rechtbank is van oordeel dat gezien het geheel aan gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan, alsmede de aard en concrete ernst van de normschendingen en de overige omstandigheden van het geval, verdachte een ongeoorloofd risico heeft genomen, waarbij hij de gevolgen had kunnen en moeten voorzien. Dit alles bezien vanuit de voor verdachte geldende Garantenstullung.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat gelet op het voorgaande de
verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid(schuld) en het vereiste causale verband, via de redelijke toerekening, bewezen kunnen worden. Dit betekent dat een bewezenverklaring van feit 1 en feit 2 primair volgt.
Partiële vrijspraak
De rechtbank is met de officieren van justitie van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat [slachtoffer 5] letsel zoals bedoeld in artikel 308 van het Wetboek van Strafrecht heeft bekomen. Dit betekent dat de rechtbank verdachte partieel vrijspreekt van dit deel van feit 1.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 1 en feit 2 primair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. ​
hij op 21 oktober 2022 op het voor het openbaar scheepvaartverkeer openstaande vaarwater, te weten het Schuitengat, in de gemeente Terschelling, aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam en nalatig heeft gehandeld door als schipper van veerboot/snel schip [naam] , op voornoemd vaarwater te varen en tijdens dat varen
  • met een snelheid van ongeveer 54,8 km/uur, een hogere snelheid dan de aldaar geldende maximumsnelheid, heeft gevaren, en
  • zijn snelheid niet heeft aangepast aan de situatie ter plaatse, waaronder de aanwezigheid van een ander naderend schip, te weten watertaxi/snelle motorboot [naam] , en
  • onvoldoende heeft gecommuniceerd via de marifoon over de wijze van passage, en
  • zich er onvoldoende van heeft vergewist dat hij veilig zijn koers kon wijzigen en
  • vanuit zijn vaarrichting bezien naar links/bakboord kon afbuigen voor een stuurboord-stuurboord passage en vervolgens zonder bevestiging via de marifoon naar links/bakboord is afgebogen, terwijl een hem tegemoet varend schip, watertaxi/snelle motorboot [naam] , hem reeds tot op korte afstand genaderd was,
  • als zijnde een snel schip geen voorrang heeft verleend aan andere schepen, en
  • niet alle voorzorgsmaatregelen heeft genomen die volgens goed zeemanschap en door omstandigheden waarin veerboot/snel schip [naam] zich bevond, waren geboden teneinde te voorkomen dat het leven van
personen in gevaar werd gebracht,
waarna de/het door hem bestuurde veerboot/snelle schip [naam] in aanvaring is gekomen met watertaxi/snelle motorboot [naam] en er een ongeval heeft plaatsgevonden,
A.
waardoor het mede aan zijn schuld te wijten is geweest dat vier opvarenden van watertaxi/snelle motorboot [naam] , te weten [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , zijn overleden
en
B.
waardoor het mede aan zijn schuld te wijten is geweest dat opvarenden van watertaxi/snelle motorboot [naam] , te weten, [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] , zwaar lichamelijk letsel hebben bekomen, te weten:
  • ten aanzien van die [slachtoffer 6] : breuken van de nekwervel en de borstwervels, contusie van de pols en scheen en psychisch trauma, en
  • ten aanzien van die [slachtoffer 7] : breuken van de nekwervels en de borstwervels, een beschadiging van de slagader en grote wonden aan het hoofd;
2. primair
hij op 21 oktober 2022 op het voor het openbaar scheepvaartverkeer openstaande vaarwater, te weten het Schuitengat, in de gemeente Terschelling, als schipper van veerboot/snel schip [naam] , zich tijdens het varen met dat schip zodanig heeft gedragen dat het mede aan zijn schuld te wijten is geweest dat die/dat veerboot/snelle schip [naam] in aanvaring is gekomen met watertaxi/snelle motorboot [naam] , waardoor die [naam] is gezonken en onbruikbaar gemaakt,
immers heeft verdachte toen aanmerkelijk onoplettend, onachtzaam en nalatig
  • met een snelheid van ongeveer 54,8 km/uur, een hogere snelheid dan de aldaar geldende maximumsnelheid heeft gevaren, en
  • zijn snelheid niet heeft aangepast aan de situatie ter plaatse, waaronder de aanwezigheid van een ander naderend schip te weten watertaxi/snelle motorboot [naam] , en
  • onvoldoende heeft gecommuniceerd via de marifoon over de wijze van passage, en
  • zich er onvoldoende van heeft vergewist dat hij veilig zijn koers kon wijzigen en
  • vanuit zijn vaarrichting bezien -naar links/bakboord kon afbuigen voor een stuurboord-stuurboord passage en vervolgens zonder bevestiging via de marifoon naar links/bakboord is afgebogen, terwijl een hem tegemoet varend schip, watertaxi/snelle motorboot [naam] , hem reeds tot op korte afstand genaderd was, en
  • als zijnde een snel schip geen voorrang heeft verleend aan andere schepen, en
- niet alle voorzorgsmaatregelen heeft genomen die volgens goed zeemanschap en door omstandigheden waarin veerboot/snel schip [naam] zich bevond, waren geboden teneinde te voorkomen dat het leven van personen in gevaar werd gebracht,
waarna de/het door hem bestuurde veerboot/snelle schip [naam] in aanvaring is gekomen met watertaxi/snelle motorboot [naam] en er een ongeval heeft plaatsgevonden,
waardoor levensgevaar is ontstaan voor de opvarenden van die watertaxi/snelle motorboot [naam] , te weten [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] ,
terwijl het de dood van opvarenden [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] ten gevolge heeft gehad.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
De eendaadse samenloop van:
1. aan zijn schuld de dood van een ander te wijten zijn, meermalen gepleegd
en
aan zijn schuld te wijten zijn dat een ander zwaar lichamelijk letsel bekomt, meermalen gepleegd
en
2. primair aan zijn schuld te wijten zijn dat een vaartuig zinkt en onbruikbaar gemaakt wordt, terwijl het feit iemands dood ten gevolge heeft, meermalen gepleegd
en
aan zijn schuld te wijten zijn dat een vaartuig zinkt en onbruikbaar gemaakt wordt, terwijl daardoor levensgevaar voor een ander ontstaat, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 en feit 2 primair wordt veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren met aftrek van de dag inverzekeringstelling en daarnaast tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gelet op de door hem bepleite integrale vrijspraak geen strafmaatverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de reclasseringsrapporten van 28 september 2023 en 30 maart 2025, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 januari 2025, alsmede de vordering van de officieren van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
In de vroege ochtend van 21 oktober 2022 vond in het Schuitengat op de Waddenzee, vlakbij Terschelling, een aanvaring plaats tussen snelle veerboot [naam] en watertaxi [naam] . Verdachte was als kapitein van de veerboot onderweg van Terschelling naar Harlingen. De schipper van de watertaxi was met zeven opvarenden op weg van Harlingen naar Terschelling. De opvarenden zouden op Terschelling in de bouw aan het werk gaan. Eén van hen was een 12-jarige jongen, die een dagje met zijn vader mee was.
De meeste opvarenden van de watertaxi sliepen tijdens de overtocht. Zij schrokken wakker van de harde klap. Na de aanvaring belandden een aantal opvarenden direct in het koude water, terwijl andere opvarenden vastzaten in de met water vollopende zinkende watertaxi. Als gevolg van de aanvaring zijn vier opvarenden, waaronder de 12-jarige jongen, overleden. Twee overledenen zijn dezelfde dag
gevonden, één overledene is twee weken later aangespoeld op het strand van Terschelling en het lichaam van het kind is nooit gevonden. Wonder boven wonder hebben de andere drie opvarenden en de schipper van de watertaxi het wel overleefd. Zij hebben zich, terwijl zij ernstig gewond waren, aan de romp van de watertaxi kunnen vastklampen, in afwachting van hulp. Nadat de vier aan boord van de reddingsboot waren gehaald, zonk de watertaxi compleet. De reddingswerkers hadden nog op tijd een sleepkabel aangelegd, waardoor de inmiddels gezonken watertaxi naar een zandbank kon worden gesleept. De rechtbank vindt het vermeldingswaardig en prijzenswaardig hoe daadkrachtig deze reddingswerkers hier te werk zijn gegaan en het leven van deze vier mensen hebben gered. Twee opvarenden bleken zwaar lichamelijk letsel te hebben. Het is bijzonder beangstigend, pijnlijk en traumatisch wat de opvarenden van de watertaxi hebben meegemaakt. Voor alle opvarenden was levensgevaar ontstaan, waarbij dit gevaar zich in het geval van vier opvarenden heeft verwezenlijkt. Daarmee is aan de nabestaanden van deze vier opvarenden onherstelbaar leed toegebracht. Zo plotseling en op deze manier een geliefde verliezen, is niet te bevatten en hartverscheurend. Op indringende wijze is door drie nabestaanden ter terechtzitting verteld over de verschrikkelijke periode van onzekerheid over het lot van hun geliefden en het immense verdriet van het gemis van hun dierbaren. Dit ongeval heeft diepe impact op de direct betrokkenen, maar ook op de eilandbewoners en de Friese gemeenschap als geheel.
De rechtbank is van oordeel dat de dood van de vier opvarenden, het zwaar lichamelijk letsel van twee opvarenden en het zinken van de watertaxi mede aan de schuld van verdachte te wijten is. Verdachte heeft zich naar het oordeel van de rechtbank, als kapitein van de veerboot met een extra zorgplicht, verwijtbaar aanmerkelijk onvoorzichtig gedragen. Terwijl beide schepen elkaar op korte onderlinge afstand waren genaderd en in elkaars vaarwater zaten, heeft verdachte zijn veel te hoge vaarsnelheid onverminderd voortgezet, onvoldoende duidelijk gecommuniceerd over de wijze van passage en zich er onvoldoende van vergewist dat hij zijn koers veilig kon wijzigen. Daarbij speelt een rol dat verdachte onvoldoende heeft voldaan aan zijn uitwijkplicht, omdat hij afkoerste op een rakelings passeren en dus onvoldoende ruimte had gemaakt om elkaar veilig te kunnen passeren. De rechtbank neemt verdachte dit zeer kwalijk.
Om van en naar de Waddeneilanden te gaan, is men afhankelijk van vervoer via de veerboten en watertaxis. Gelet op deze afhankelijkheid kan men niet anders dan vertrouwen hebben in de kennis en kunde van de schippers en erop vertrouwen dat de overtochten op een veilige manier gebeuren. Verdachte heeft dit vertrouwen ernstig geschonden.
Persoonlijke omstandigheden
Verdachte heeft in zijn laatste woord zijn medeleven aan de slachtoffers en de nabestaanden betuigd en aangegeven dat hij nog dagelijks aan het ongeval denkt en open staat voor gesprekken met de slachtoffers en nabestaanden. Het komt op de rechtbank oprecht over dat het ongeluk en de gevolgen daarvan een diepe indruk op verdachte hebben gemaakt en nog altijd maken. Verdachte heeft het ongeluk met deze gevolgen ook niet gewild.
Uit de rapporten van de reclassering, in combinatie met de verklaring van verdachte ter terechtzitting, blijkt over zijn persoonlijke omstandigheden verder het volgende. Verdachte heeft naar aanleiding van het ongeluk vanuit zijn omgeving veel negatieve reacties gekregen. Dat doet hem veel en komt hard bij hem binnen. Aan de andere kant heeft hij ook een sociaal netwerk dat hem steunt. Verder heeft hij contact met een psycholoog en een werkcoach. Na het ongeval heeft verdachte eerst een half jaar in de ziektewet gezeten. Daarna is hij weer begonnen als stuurman bij dezelfde werkgever, dat hij tot op heden nog steeds doet. Met de werkgever is afgesproken dat verdachte tot de uitspraak niet als kapitein werkzaam is. De reclassering schat het recidiverisico in als laag en adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden.
Interventies of toezicht zijn niet geïndiceerd.
Straf
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en ernst van de gedragingen van verdachte, de ernst van de gevolgen, het tijdsverloop en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank merkt hierbij op dat zij zich realiseert dat voor de slachtoffers en nabestaanden geen enkele straf recht zal doen aan het leed en het verdriet dat dit ongeluk en het verlies van hun dierbaren met zich meebrengt.
Daar staat tegenover dat de rechtbank ervan overtuigd is dat verdachte de gevolgen van het ongeluk ook nooit heeft gewild. Gelet hierop en gelet op de schending van de redelijke termijn vindt de rechtbank het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend.
De rechtbank van oordeel dat gelet op de ernst van de gedragingen van verdachte en de ernst van de gevolgen een taakstraf van de maximale duur, te weten 240 uren, passend en geboden is. De dag dat verdachte in verzekering is gesteld, wordt hiervan afgetrokken, naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Om de ernst van de feiten te benadrukken en ter normbevestiging, legt de rechtbank daarnaast aan verdachte de door de officieren van justitie gevorderde voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden op, met een proeftijd van twee jaren.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 55, 57, 169, 307 en 308 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

een taakstraf voor de duur van 240 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Dit vonnis is gewezen door J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, mr. W.S. Sikkema en mr. M.E. Joha, rechters, bijgestaan door mr. L.F. Beitsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 juli 2025.
1. De hierna te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde
opsporingsambtenaren opgemaakt.
De hierna te noemen bewijsmiddelen en paginas bevinden zich -tenzij anders aangegeven- in het dossier van Team Opsporing Noord Oost van de politie met proces-verbaalnummer [nummer] , gesloten op 28 maart 2023, doorgenummerd 1 tot en met 849.
2 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 oktober 2022, pagina 49.
3 Het proces-verbaal van bevindingen Scheepvaartincident d.d. 28 januari 2023, pagina 180.
4 Het proces-verbaal van verhoor verdachte [schipper] d.d. 21 oktober 2022, pagina 594 en 596.
5 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 november 2022, pagina 61 en 62.
6 Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 21 oktober 2022, pagina 649 en 651.
7 Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 21 oktober 2022, pagina 650 en 651.
8 Het proces-verbaal van bevindingen Scheepvaartincident d.d. 28 januari 2023, pagina 183.
9 Het proces-verbaal van bevindingen Scheepvaartincident d.d. 28 januari 2023, pagina 182.
10 De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 8 juli 2025.
11 Het proces-verbaal van bevindingen Scheepvaartincident d.d. 28 januari 2023, pagina 190.
12 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 oktober 2022, pagina 106.
13 Het proces-verbaal van getuigenverhoor [getuige 3] d.d. 22 oktober 2022, pagina 521.
14 Het proces-verbaal van getuigenverhoor [getuige 1] d.d. 22 oktober 2022, pagina 506.
15 Het proces-verbaal van getuigenverhoor [getuige 1] d.d. 22 oktober 2022, pagina 507.
16 Het proces-verbaal van getuigenverhoor [slachtoffer 6] d.d. 22 oktober 2022, pagina 481.
17 Het proces-verbaal van getuigenverhoor [getuige 1] d.d. 22 oktober 2022, pagina 507.
18 Het proces-verbaal van getuigenverhoor [getuige 3] d.d. 22 oktober 2022, pagina 521.
19 Het proces-verbaal van getuigenverhoor [slachtoffer 6] d.d. 22 oktober 2022, pagina 481.
20 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 oktober 2022, pagina 54.
21 Een forensisch geneeskundig schouwverslag d.d. 21 oktober 2022 betreffende [slachtoffer 3] , opgemaakt
en ondertekend door forensisch arts KNMG Brinker, pagina 559.
22 Het proces-verbaal van getuigenverhoor [getuige 3] d.d. 22 oktober 2022, pagina 522.
23 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 oktober 2022, pagina 54.
24 Een forensisch geneeskundig schouwverslag d.d. 21 oktober 2022 betreffende [slachtoffer 1] , opgemaakt
en ondertekend door forensisch arts KNMG Brinker, pagina 551.
25 Brief van het Medisch Centrum Leeuwarden d.d. 22 oktober 2022 betreffende [slachtoffer 6] , opgemaakt
en ondertekend door arts-assistent chirurgie Slagter, pagina 492 en 493.
26 Een geneeskundige verklaring d.d. 11 november 2022 betreffende [slachtoffer 6] , opgemaakt en
ondertekend door huisarts Nijhof, pagina 491.
27 Een schriftelijk bescheid d.d. 29 mei 2024 betreffende [slachtoffer 6] , opgemaakt en ondertekend door
arts Leemans, afzonderlijk opgenomen in het dossier, pagina 3.
28 Een geneeskundige verklaring d.d. 18 november 2022 betreffende [slachtoffer 7] , opgemaakt en
ondertekend door zorgverlener Blok, pagina 504.
29 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 oktober 2022, pagina 60.
30 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 januari 2023, pagina 100.
31 Het proces-verbaal van aangifte lijkvinding d.d. 7 november 2022, pagina 572.
32 Een forensisch geneeskundig schouwverslag d.d. 6 november 2022 betreffende [slachtoffer 2] ,
opgemaakt en ondertekend door forensisch arts FMG Beiboer, pagina 571.
33 Slachtofferverklaring van [naam] ter terechtzitting van 8 juli 2025.
34 Het proces-verbaal van bevindingen Scheepvaartincident d.d. 28 januari 2023, pagina 176 & 177.
35 Het proces-verbaal van bevindingen Scheepvaartincident d.d. 28 januari 2023, pagina 178.
36 Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 oktober 2022, pagina 54.
37 Het proces-verbaal van bevindingen [nummer] d.d. 11 juli 2024, pagina 7, als aanvullend proces-verbaal
afzonderlijk in het dossier gevoegd.
38 Het proces-verbaal van bevindingen Scheepvaartincident d.d. 28 januari 2023 (met bijlagen), pagina 172
e.v..
39 Het proces-verbaal nummer 2934.2023.2441 d.d. 22 maart 2023, pagina 325 e.v..
40 Rapportage naar aanleiding van onderzoeksvraag omtrent nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van de
radargegevens van de Brandaris (casus [naam] - [naam] ) d.d. 2 juni 2025, prof.dr.ir. R.F. Hanssen, hoogleraar Geodesie en Satelliet-aardobservatie aan de Technische Universiteit Delft, als afzonderlijk rapport opgenomen in het dossier, pagina 1 tot en met 81 (hierna: Het deskundigenrapport van Hanssen).
41 Het proces-verbaal van bevindingen Scheepvaartincident d.d. 28 januari 2023, pagina 203.
42 Het proces-verbaal van bevindingen Scheepvaartincident d.d. 28 januari 2023, pagina 201.
43 Het proces-verbaal van bevindingen Scheepvaartincident d.d. 28 januari 2023, pagina 203.
44 Het proces-verbaal van bevindingen Scheepvaartincident d.d. 28 november 2022 (bijlage 9), pagina 289.
45 Het proces-verbaal van bevindingen Scheepvaartincident d.d. 28 januari 2023, pagina 203.
46 De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 8 juli 2025.
47 Het deskundigenrapport van Hanssen, pagina 14.
48 Het proces-verbaal van bevindingen Scheepvaartincident d.d. 19 januari 2023 (bijlage 13), pagina 316.
49 Proces-verbaal van onderzoek .avi bestand “AVI film Tresco data aanvaring [naam] - [naam] ” d.d. 23
november 2022 (bijlage 7), pagina 260.
50 Het deskundigenrapport van Hanssen, pagina 14.
51 Het proces-verbaal van bevindingen Scheepvaartincident d.d. 19 januari 2023 (bijlage 13), pagina 316.
52 De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 8 juli 2025.
53 Het deskundigenrapport van Hanssen, pagina 14.
54 Het proces-verbaal van bevindingen Scheepvaartincident d.d. 19 januari 2023 (bijlage 13), pagina 316.
55 Het proces-verbaal van getuigenverhoor [getuige 2] d.d. 22 oktober 2022, pagina 512.
56 Het proces-verbaal van getuigenverhoor [getuige 2] d.d. 22 oktober 2022, pagina 514.
57 Het proces-verbaal van getuigenverhoor [getuige 3] d.d. 22 oktober 2022, pagina 518.
58 Het proces-verbaal van getuigenverhoor [getuige 3] d.d. 22 oktober 2022, pagina 521.
59 Het proces-verbaal van getuigenverhoor [getuige 3] d.d. 22 oktober 2022, pagina 523.
60 Proces-verbaal van onderzoek .avi bestand “AVI film Tresco data aanvaring [naam] - [naam] ” d.d. 23
november 2022 (bijlage 7), pagina 260.
61 Het deskundigenrapport van Hanssen, pagina 14.
62 Het deskundigenrapport van Hanssen, pagina 14.
63 Het proces-verbaal van bevindingen Scheepvaartincident d.d. 19 januari 2023 (bijlage 13), pagina 316 en
het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 oktober 2022, pagina 106.
64 Het proces-verbaal nummer 2934.2023.2441 d.d. 22 maart 2023, pagina 347.
65 Het proces-verbaal nummer 2934.2023.2441 d.d. 22 maart 2023, pagina 346.
66 Het proces-verbaal van bevindingen Scheepvaartincident d.d. 28 januari 2023, pagina 196.
67 Het proces-verbaal van bevindingen Scheepvaartincident d.d. 19 januari 2023 (bijlage 13), pagina 319.
68 Staatscourant 1998, 66, pagina 15.
69 Kamerstukken II, 2006/07, 26 431, nr. 95 met bijlagen.
70 Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 8 december 2022, pagina 665.
71 De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 8 juli 2025.
72 Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam] d.d. 8 december 2022, pagina 726 en 727.
73 Het proces-verbaal van getuigenverhoor [naam] d.d. 20 maart 2023, pagina 537.
74 Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam] d.d. 8 december 2022, pagina 727.
75 [ naam] is een veerboot van [naam rederij] .
76 Mailbericht van [naam] d.d. 8 januari 2023, pagina 822.
77 Het proces-verbaal van getuigenverhoor [getuige 3] d.d. 22 oktober 2022, pagina 520.
78 Rijkswaterstaat, “Schuitengat: Aanpassing vaarwegmarkering”, april 2016.
79 HR 15 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1398, r.o. 2.6.1.
80 HR 1 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5822, r.o. 3.6.
81 HR 29 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL5630, r.o. 2.4.
82 HR 1 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5822, r.o. 3.5.
83 PHR 23 januari 2024, ECLI:NL:PHR:2024:72, onder 11.
84 HR 15 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1398, r.o. 2.6.1.
85 HR 29 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL5630, r.o. 2.5.
86 HR 12 september 1978, ECLI:NL:HR:1978:AC2616.