ECLI:NL:RBNNE:2025:3139

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 juli 2025
Publicatiedatum
30 juli 2025
Zaaknummer
18-069009-24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor de verkoop en het voorhanden hebben van cocaïne en vuurwapens

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 29 juli 2025 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het in vereniging verkopen van 34 kilogram cocaïne, het voorhanden hebben van vuurwapens en voorbereidingshandelingen voor de import van 240 kilogram cocaïne. De rechtbank heeft de verdachte, conform gemaakte procesafspraken tussen de verdediging en het openbaar ministerie, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 53 maanden, met aftrek van de tijd die hij reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De verdachte is bijgestaan door zijn advocaat, mr. J.G.D. Rutten, en het openbaar ministerie was vertegenwoordigd door officier van justitie mr. S.M. von Bartheld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte vrijwillig heeft ingestemd met de procesafspraken en dat deze afspraken zijn gemaakt in het belang van een efficiënte afdoening van de strafzaak. De rechtbank heeft de feiten als wettig en overtuigend bewezen verklaard, waarbij de verdachte is vrijgesproken van overige ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft de toepasselijke wetsartikelen uit het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet in acht genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18-069009-24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 29 juli 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
thans gedetineerd in de [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 juli 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.G.D. Rutten, advocaat te Hilversum. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door de officier van justitie mr. S.M. von Bartheld.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij, op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 9 april 2020 tot en met 16 april 2020 te Leeuwarden en/of Goes en/of Amsterdam en/of Amstelveen en/of Nieuwegein en/of Maarsen en/of Purmerend en/of Utrecht en/of Vleuten en/of Den Haag, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, opzettelijk
B. heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, en/of
C. aanwezig heeft gehad
50 kilogram, althans 34 kilogram, in ieder geval een (grote en/of in elk geval meer dan geringe) hoeveelheid, cocaïne, althans een materiaal bevattende cocaïne, in elk geval (zijnde) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij, op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 31 maart 2020 tot en met 16 juni 2020 te Leeuwarden en/of Amsterdam en/of Spaarnwoude en/of Soest en/of Osdorp, althans elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen,
opzettelijk
B. heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, en/of
C. aanwezig heeft gehad
- ( (in totaal) (ongeveer) 8.1 kilogram, althans een (grote en/of in elk geval meer dan geringe) hoeveelheid of meerdere hoeveelheden, cocaïne, althans een materiaal bevattende cocaïne, in elk geval (zijnde) een of meerdere middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
hij, op of omstreeks 15 november 2024 te Amsterdam, althans in Nederland,
  • een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool van het merk Grand Power, type K100F, kaliber 9mm Browning C. (9x17mm), en/of
  • een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool van het merk Zoraki, type 917, kaliber 9x17mm,
zijnde (een) vuurwapen(s) in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool, en/of
  • 14, althans een of meer stuks munitie van categorie III, te weten munitie van het merk Sellier&Bellot, type volmantel, kaliber 9mm Browning C. (9x17mm) (geschikt voor het pistool van het merk Grand Power), en/of
  • 9, althans een of meer stuks munitie van categorie III, te weten munitie van het merk Sellier&Bellot, type volmantel, kaliber 9mm Browning C. (9x17mm) (geschikt voor het pistool van het merk Zoraki), althans een hoeveelheid munitie van categorie III,
voorhanden heeft gehad;
4
hij, op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 17 februari 2024 tot en met 24 oktober 2024 te Amsterdam, althans in Nederland en/of Colombia,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde en/of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of
te bevorderen, te weten
het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, en/of
het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren,
een hoeveelheid van in totaal (200 en 40, zijnde) 240 kilogram cocaïne, althans een (grote en/of in elk geval meer dan geringe) hoeveelheid, cocaïne, althans een materiaal bevattende cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
  • een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
  • zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen, en/of
  • voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn/haar mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk
  • (meermalen) (via telecommunicatie en/of persoonlijk) contact te hebben en/of overleg te voeren en/of afspraken te maken over de invoer van cocaïne en/of de wijze van transport en/of de planning van de invoer en/of te onderhandelen over de prijs van deze cocaïne en/of de betaling van (tussen)personen, en/of
  • een of meer GPS-trackers voorhanden te hebben en/of te vervoeren naar Colombia ten behoeve van (het volgen van) het transport en/of de import van cocaïne, en/of
  • contact te (laten) onderhouden met een (tussen)personen aangaande de wijze waarop cocaïne uit een container/koelbak zou (kunnen) worden gehaald, en/of
  • een appartement te (laten) regelen ten behoeve van de (tijdelijke) opslag van cocaïne, en/of
  • een bedrag van 25.000, althans een (aanzienlijk) geldbedrag en/of een of meer (andere) geldbedragen te (laten) investeren en/of (als borg) aan te (laten) betalen ten behoeve van de invoer en/of het transport van voornoemde hoeveelheid cocaïne, althans een gedeelte daarvan.

Procesafspraken

Het verloop van de procesafspraken
In de aanloop naar de inhoudelijke behandeling ter terechtzitting van onderhavige strafzaak hebben het openbaar ministerie en de verdediging op initiatief van de verdediging de mogelijkheden besproken om tot het maken van procesafspraken te komen. Dit heeft tot overeenstemming tussen partijen geleid. Bij e-mail van 12 mei 2025 heeft de raadsman de rechtbank de overeenkomst tussen het openbaar ministerie en de verdediging inzake de gemaakte procesafspraken (hierna: de Overeenkomst procesafspraken) doen toekomen. In de Overeenkomst procesafspraken is onder meer de gezamenlijke zienswijze over de beoordeling van de ten laste gelegde feiten en de op te leggen straf neergelegd. De Overeenkomst procesafspraken is op 30 april 2025 ondertekend door verdachte en op 24 april 2025 door de raadsman van verdachte, mr. J.G.D. Rutten, en door de officier van justitie, mr. S.M. von Bartheld.
De inhoud van de procesafspraken
De Overeenkomst procesafspraken houdt in het kader van de strafzaak -zakelijk weergegeven- in dat:
  • verdachte geen nadere onderzoekswensen indient;
  • verdachte geen bewijsverweren voert;
  • verdachte geen (nadere) verklaring hoeft af te leggen in zijn strafzaak;
  • verdachte afstand doet van in de overeenkomst gespecificeerde in beslag genomen goederen;
  • verdachte zich niet aan de tenuitvoerlegging van de straf zal onttrekken
  • het openbaar ministerie zal rekwireren tot een bewezenverklaring en kwalificatie van de feiten 1, 2, 3 en
4 zoals opgenomen in het afdoeningsvoorstel en een strafeis zal vorderen van 53 maanden gevangenisstraf, met aftrek van het voorarrest;
- het openbaar ministerie zich niet zal verzetten tegen een tijdelijke schorsing van de voorlopige
hechtenis;
- door de verdediging en het openbaar ministerie geen hoger beroep zal worden ingesteld indien de
rechtbank komt tot een bewezenverklaring en strafoplegging conform de gemaakte afspraken, ook als niet meer dan 3 maanden van de eis zal worden afgeweken;
  • het openbaar ministerie het beslag op in de overeenkomst gespecificeerde goederen zal opheffen;
  • het openbaar ministerie geen vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling zal indienen.
In de Overeenkomst procesafspraken zijn ook afspraken opgenomen met betrekking tot een ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Deze afspraken en de beoordeling daarvan zijn in een aparte ontnemingsuitspraak opgenomen.
Het kader van de procesafspraken
De rechtbank stelt voorop dat het maken van procesafspraken is toegestaan en dat de totstandkoming daarvan betekenis kan hebben voor de beslissingen die de strafrechter neemt, ondanks dat er thans nog geen wettelijke regeling is die voorziet in procesafspraken.1 Uit het arrest van de Hoge Raad van 27 september 2022 volgt dat procesafspraken geen afbreuk doen aan de autonome positie van de strafrechter. De strafrechter is niet gebonden aan de procesafspraken. De strafrechter blijft er namelijk verantwoordelijk voor dat de behandeling en de beoordeling van de strafzaak plaatsvinden overeenkomstig de daarvoor geldende regelingen, in het bijzonder de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) en de eisen van een eerlijk proces, zoals neergelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM). De strafrechter kan uitsluitend acht slaan op gemaakte procesafspraken indien gewaarborgd is dat wordt voldaan aan de eisen uit art. 6 EVRM. Deze waarborg is in het bijzonder van belang omdat doorgaans in procesafspraken wordt opgenomen dat verdachte afziet van het uitoefenen van bepaalde verdedigingsrechten. De Hoge Raad heeft in het arrest een aantal punten geformuleerd aan de hand waarvan de strafrechter die waarborg kan toetsen. De strafrechter dient te onderzoeken of verdachte in de concrete omstandigheden van het geval vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie en terwijl hij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing mee te werken aan het afdoeningsvoorstel en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten.2 Om dit te kunnen toetsen is in beginsel vereist dat verdachte ter terechtzitting aanwezig is en gedurende het gehele proces wordt bijgestaan door een advocaat.
De behandeling ter terechtzitting
De rechtbank heeft op de inhoudelijke behandeling ter terechtzitting van 15 juli 2025 de procesafspraken besproken, zoals deze zijn vervat in de ondertekende overeenkomst. De officier van justitie heeft de achterliggende redenen voor het maken van de procesafspraken toegelicht. Daarbij heeft de officier van justitie aangegeven dat het belang van de procesafspraken voor verdachte bestaat uit het komen tot een lagere strafeis en voor het openbaar ministerie uit het efficiënt afronden van een omvangrijke strafzaak en uit de betaling van aanzienlijke sommen crimineel geld in het kader van de ontnemingszaak.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich volledig bewust is van de inhoud van de gemaakte procesafspraken en dat hij erachter staat.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte vrijwillig en op basis van voor hem voldoende en duidelijke informatie is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing om mee te werken aan hetgeen in de Overeenkomst procesafspraken is overeengekomen. De rechtbank stelt daarnaast vast dat verdachte zich bewust is van de rechtsgevolgen van de procesafspraken en de daarmee gepaard gaande afstand van bepaalde verdedigingsrechten. Daarmee is tevens voldaan aan de eisen van een eerlijk proces, zoals neergelegd in art. 6 EVRM. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat verdachte gedurende het proces is bijgestaan door zijn raadsman. De rechtbank heeft ter terechtzitting benadrukt dat zij dient te beoordelen of in de gemaakte afspraken ten aanzien van het bewijs en de kwalificaties is voldaan aan de juridische eisen en of de rechtbank de afspraken ten aanzien van de strafmaat maatschappelijk aanvaardbaar acht. De rechtbank is van oordeel dat de afspraken, gelet op de artikelen 348 en 350 Sv, stand kunnen houden.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat zij acht kan slaan op de gemaakte procesafspraken.
Als gezegd, de rechtbank houdt een eigen verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat de behandeling en de beoordeling van de strafzaak plaatsvinden overeenkomstig de geldende wettelijke bepalingen, met name de artikelen 348 en 350 Sv, hetgeen ook ter terechtzitting is benadrukt. De rechtbank zal hierna bij de beoordeling van het bewijs en het bepalen van de straf de gemaakte procesafspraken dan ook toetsen aan deze wettelijke bepalingen en beoordelen of een afdoening van de zaak in lijn met die afspraken al dan niet leidt tot een uitkomst die niet in redelijke verhouding staat tot de ernst van de zaak.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft overeenkomstig de procesafspraken veroordeling gevorderd voor de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft overeenkomstig de procesafspraken geen bewijsverweren gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
De rechtbank past de bewijsmiddelen toe zoals die zullen worden opgenomen in de eventueel later op te maken aanvulling van dit vonnis. Deze bewijsmiddelen bevatten de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht feiten 1, 2, 3 en 4 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij in de periode van 9 april 2020 tot en met 16 april 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk
B. heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd, en
C. aanwezig heeft gehad
34 kilogram cocaïne;
2
hij in de periode van 31 maart 2020 tot en met 16 juni 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen
opzettelijk
B. heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd, en
C. aanwezig heeft gehad
8.1 kilogram cocaïne;
3
hij, op 15 november 2024 te Amsterdam
  • een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool van het merk Grand Power, type K100F, kaliber 9mm Browning C. (9x17mm), en
  • een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool van het merk Zoraki, type 917, kaliber 9x17mm,
zijnde vuurwapens in de vorm van een pistool, en
  • 14 stuks munitie van categorie III, te weten munitie van het merk Sellier&Bellot, type volmantel, kaliber 9mm Browning C. (9x17mm), geschikt voor het pistool van het merk Grand Power, en
  • 9 stuks munitie van categorie III, te weten munitie van het merk Sellier&Bellot, type volmantel, kaliber 9mm Browning C. (9x17mm), geschikt voor het pistool van het merk Zoraki,
voorhanden heeft gehad;
4
hij in de periode van 17 februari 2024 tot en met 24 oktober 2024 in Nederland en Colombia, tezamen en in vereniging met anderen
om een feit, bedoeld in het vierde en/of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en te bevorderen, te weten
het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, en
het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren, een hoeveelheid van in totaal 200 en 40, zijnde 240 kilogram cocaïne
  • een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en om daartoe gelegenheid en middelen te verschaffen, en
  • zich en een ander gelegenheid en middelen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen, en
  • voorwerpen en gelden voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en zijn mededaders, wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk
- meermalen via telecommunicatie en persoonlijk contact te hebben en overleg te voeren en afspraken te maken over de invoer van cocaïne en de wijze van transport en de planning van de invoer en te
onderhandelen over de prijs van deze cocaïne en de betaling van personen, en
  • GPS-trackers voorhanden te hebben en te vervoeren naar Colombia ten behoeve van het volgen van het transport en de import van cocaïne, en
  • contact te onderhouden met personen aangaande de wijze waarop cocaïne uit een container/koelbak zou worden gehaald, en
  • een appartement te regelen ten behoeve van de opslag van cocaïne, en
  • een bedrag van 25.000 te investeren ten behoeve van de invoer en het transport van voornoemde hoeveelheid cocaïne.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B en C Opiumwet gegeven verbod;
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B en C Opiumwet gegeven verbod;
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
4. medeplegen van: om een feit, bedoeld in het vierde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen,
  • een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en uit te lokken, en
  • een ander trachten te bewegen om daarbij behulpzaam te zijn, en
  • een ander trachten te bewegen om daartoe gelegenheid en middelen te verschaffen, en
  • zich en een ander gelegenheid en middelen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen, en
  • voorwerpen en gelden voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft conform de procesafspraken gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1, 2, 3 en 4 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 53 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen inhoudelijk strafmaatverweer gevoerd en heeft gepersisteerd bij de inhoud van de procesafspraken.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft zich beraden over het afdoeningsvoorstel en haar eigen afweging gemaakt bij de bepaling van de op te leggen straf. Daarbij heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de voorgestelde straf in redelijke verhouding staat tot de ernst van de zaak, mede gelet op de straf(proces)rechtelijke en maatschappelijke voordelen die behaald worden met een afdoening middels procesafspraken. De rechtbank acht derhalve in lijn met de procesafspraken een gevangenisstraf voor de duur van 53 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

In beslag genomen goederen

De officier van justitie heeft ter terechtzitting medegedeeld dat het beslag is afgedaan op de in de Overeenkomst procesafspraken overeengekomen wijze, wat maakt dat de rechtbank hieromtrent geen beslissing zal nemen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 47, 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 10, 10a van de Opiumwet en de artikelen 26, 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 53 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M.L. Wolters, voorzitter, mr. H.C.L. Vreugdenhil en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. S. Runia, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 juli 2025.
Mr. Van Sloten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1. HR 27 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1252,
NJB2022/2260.
2 HR 27 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1252, r.o. 5.4.3,
NJB2022/2260.