In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 29 juli 2025 een ontnemingsbeslissing genomen in de zaak tegen een veroordeelde die zich schuldig heeft gemaakt aan de handel in cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten ter hoogte van € 49.980,00, conform de procesafspraken die zijn gemaakt tussen de verdediging en het openbaar ministerie. De officier van justitie had eerder een vordering ingediend tot ontneming van een bedrag van € 675.100,00, maar na overleg en alternatieve berekeningen is het bedrag vastgesteld op € 49.980,00. De rechtbank heeft de procesafspraken beoordeeld en vastgesteld dat deze in overeenstemming zijn met de eisen van een eerlijk proces zoals neergelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De veroordeelde heeft verklaard zich bewust te zijn van de inhoud van de gemaakte afspraken en heeft ingestemd met de betalingsverplichting. De rechtbank heeft de ontnemingsmaatregel opgelegd en de verplichting tot betaling aan de staat vastgesteld op het overeengekomen bedrag. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken.