Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 juli 2025 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats 1] , eiser
Instituut Mijnbouwschade Groningen, het Instituut
Samenvatting
Procesverloop
Beoordeling door de rechtbank
- Schades 6-8, 10, 11, 48, 49 en 59 zijn veroorzaakt door ongelijke zetting als gevolg van het verwijderen van de ondersteuningskolom in de schuur en/of de inklinking van de ondergrond. Het bewijsvermoeden is daarom weerlegd. De geadviseerde schadevergoeding is toereikend om de esthetische schade te herstellen;
- Schade 5 is veroorzaakt door verouderd voegwerk;
- Voor schades 28, 37, 40, 46 en 62 is een evidente en aantoonbare andere oorzaak aangewezen voor het ontstaan van de schades;
- Schades 13, 15, 16, 19, 25, 52 en 54 zijn identiek aan eerder door de NAM behandelde schades. De verergering bij schade 25 is ontstaan doordat herstel niet uitgevoerd is;
- Voor schades 2, 3, 29, 45 en 57 is de geadviseerde herstelmethode toereikend om de schades te herstellen.
- Voor de nieuwe schades, die eiser in bezwaar heeft opgevoerd, merkt de bezwaarcommissie op dat eiser hiervoor een nieuwe aanvraag moet indienen bij het Instituut.
- € 20.189,04 voor schades 5-8 en 49;
- € 2.028,42 voor schades 28 en 37;
- € 396,58 voor schades 13 en 54;
- € 1.411,94 voor schades 2, 3, 17, 22, 29, 33 en 58;
- € 4.972,64 voor de nieuwe schades 1, 2, 5-9, 11-13, 15 en 16.
Nu het Instituut geen evidente en aantoonbare andere oorzaak van de schade heeft aangewezen, kan het Instituut niet toekomen aan de toepassing van het advies van Van Staalduinen en Everts van 16 december 2020 en doet het niet terzake dat de benodigde trillingssnelheid van 40 mm/s (bij cohesieve grondsoorten als klei) voor het ontstaan van zettingsschade ter plaatse niet gehaald is, zo volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 8 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1631.
Op 1 oktober 2024 heeft het Instituut een nader geotechnisch onderzoek laten verrichten door Koops grondmechanica, waarbij Nabben aanwezig was. Tijdens dit onderzoek zijn vier handboringen uitgevoerd ter plaatse van de linkerzijgevel van de schuur. Hieruit bleek dat de grond tot 5 meter onder maaiveld bestaat uit klei met daarin een wisselende veenlaag tussen de 2,70 en 4,10 meter onder maaiveld. De grondwaterstand op dat moment lag rond 1,70 meter onder maaiveld.
Nabben is in het bij het verweerschrift gevoegde nader advies ingegaan op deze verzakkingsschades. Ten aanzien van schades 10 en 11 (achtergevel schuur) komt Nabben terug op de eerdere conclusie van de deskundigen dat deze schades ontstaan zijn door verschilzetting. De schades zijn ontstaan door onvoldoende lateiwerking in combinatie met onvoldoende samenhang in het metselwerk als gevolg van aanpassingen daaraan in het verleden. In het verleden is ter plaatse van de huidige loopdeur de sparing van een grote doorgang verkleind. Daarbij is het metselwerk boven de loopdeur en het raamkozijn, links en rechts aan het bestaande gevelmetselwerk aangesloten. Het nieuwe metselwerk is daarbij niet (volledig) ingeboet aangebracht, waardoor er een verminderde samenhang bestaat in dit gedeelte van de achtergevel. Nabben acht het niet uitgesloten dat de schade verergerd is vanwege trillingen.
Ten aanzien van schades 48 en 59 (betonvloeren schuur en vrijstaande schuur) komt Nabben tot de conclusie dat de ongewapende betonvloeren onvoldoende sterkte/stijfheid bezitten om vervormingen van de ondergrond te weerstaan. Ook werken spatkrachten vanuit de kapconstructie op het metselwerk en de directe ondergrond. Deze belasting vanuit de kapconstructie volgt ook uit het (zichtbare) feit dat de dakconstructie is “opgevijzeld”. Door het eigen gewicht van de betonvloer en het belasten van de vloer zal de ondiepe ondergrond verschillend samendrukken. De vloer is daarnaast in verschillende delen gestort en vormt dus geen constructief geheel. Deze verschillende vloerdelen verzakken verschillend als gevolg van eigengewicht in relatie tot inhomogene samendrukbare ondergrond. Nabben wijst in dit verband ook op het nader onderzoek op locatie, waarbij een kernboring heeft plaatsgevonden in de betonvloer van de schuur. De boring is onder andere ter plaatse van de ontbrekende kolom (ondersteuning gebintenconstructie) uitgevoerd en op basis daarvan is vastgesteld dat de betonvloer plaatselijk een dikte heeft van circa 8 cm met daaronder baksteen(resten) op zand met klei en dat deze laag een dikte heeft van 10 cm. Daarnaast merkt hij op dat op basis van visuele waarneming, de betonvloer bij de gevel een grotere dikte heeft dan op de locatie waar de kernboring is gedaan.
Schade 48, waarbij de scheur evenwijdig aan de gevel loopt, is ontstaan door de opgelegde belasting op de vloer vanuit de bovenbouw, waarbij de gevel bovendien eenvoudiger kan verplaatsen bij een horizontale belasting (als gevolg van spatkrachten) door het verwijderen van bouwmuren en een ondersteuningskolom. Nabben wijst er daarbij op dat de dakconstructie hier doorbuigt, waarbij zich op die plaats de grootste verplaatsing voordoet in het metselwerk van de zijgevel met scheurvorming uit het vlak tot gevolg.
Voor schades 48 en 59 adviseert Nabben geen aanvullende schadevergoeding toe te kennen. Door de schade, ontstaan door vervormingen in de ondergrond en onvoldoende stijfheid van de betonvloer om dit op te vangen, moet reeds de gehele betonvloer vervangen worden. Trillingen hebben daarom niet geleid tot hogere herstelkosten.
Voor schades 10 en 11 komt Nabben tot een aanvullende schadevergoeding van € 2.810,81 voor het vervangen van het metselwerk. Nabben volgt Vergnes niet in zijn calculatie, omdat daarbij tevens uitgegaan wordt van vervanging van de fundering. Dit herstel zou verdergaan dan herstel in de oude staat, nu er bij deze schades geen sprake is van verschilzetting vanuit de ondergrond, maar van schade door onvoldoende lateiwerking en onvoldoende verband in het metselwerk.
Eiser is daarnaast van mening dat Nabben schade 59 niet juist heeft beoordeeld. Nu het gaat om ongewapend beton, geldt een grenswaarde voor de trillingssnelheid van 5 mm/s voor het aannemen van schade door trillingen. Deze grenswaarde is overschreden.
Ten aanzien van schade 59 blijft Nabben bij het eerder ingenomen standpunt. De schade is door een andere autonome oorzaak ontstaan. Hoewel verergering door trillingen niet uit te sluiten is, leidt dit niet tot een substantiële verergering van het gebrek. Bij herstel van de schade zal de hele vloer ineens hersteld moeten worden, zodat er geen toename in herstelkosten zal zijn.
De verzakking kan voorts niet veroorzaakt zijn door trillingen, omdat daarvoor bij dit soort ondergrond van klei en veen een beving met een minimale trillingssnelheid van 40 mm/s had moeten plaatsvinden. De scheuren zijn derhalve ontstaan door verzakking van de vloer. Er is niet uit te sluiten dat de scheuren verergerd zijn door trillingen, maar omdat de gehele vloer vanwege de verzakking vervangen moet worden, wordt deze verergering van de scheuren al hersteld en zijn er geen extra herstelkosten vanwege de verergering van de scheuren, aldus Nabben.
Naar het oordeel van de rechtbank is voorts voldoende door Nabben toegelicht dat, juist omdat de vloer bij schade 59 dikker is, de vloer meer eigengewicht heeft en daardoor de ondergrond meer belast en dat, ook al hebben daar ter plaatse geen boringen plaatsgevonden, aannemelijk is dat de ondergrond ter hoogte van schade 59 dezelfde opbouw heeft als gebleken is uit de uitgevoerde handboringen ter hoogte van schade 49. Bovendien heeft Vergnes de gestelde autonome oorzaak onvoldoende bestreden in het licht van hiervoor genoemde adviezen en toelichting van Nabben.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat ten aanzien van deze schades het Instituut het bewijsvermoeden weerlegd heeft kunnen achten en bovendien heeft kunnen beslissen dat, nu de gehele vloer reeds vervangen moet worden om de schade ten gevolge van de verzakking te repareren, er geen extra schadevergoeding hoeft te worden toegekend voor het repareren van (de verergering van) de scheuren in de betonvloer.
Schades 10 en 11
.Er is besproken dat in dat rapport weliswaar gesproken wordt over scheurvorming maar dat er niets gezegd wordt over het wijken van de muur. Door Vrieling is met foto’s aangetoond dat er sprake is van scheefstand van de muur. Dat hiervan sprake is, is ook door Nabben bevestigd. De rechtbank volgt het Instituut dan ook niet in de beslissing dat het niet bevoegd zou zijn om de schade te beoordelen, nu niet gebleken is dat de wijking eerder beoordeeld is. De schade die het Instituut moest beoordelen, betreft derhalve niet alleen de scheurvorming maar ook de wijking van de muur.
Eiser betwist dat de grenswaarde voor het aannemen van schade door trillingen ten aanzien van schade 62 niet is bereikt. De woning is gebouwd voor 1940 en moet daarom beschouwd worden als een gevoelig gebouw. Daarvoor geldt een grenswaarde van 20 mm/s, welke wel degelijk is overschreden.
Ten aanzien van schade 62 blijft Nabben eveneens bij het eerder ingenomen standpunt dat het beton gescheurd is tijdens het drogings- en verhardingsproces. Dit proces duurt enkele jaren. Aangezien de vloer in januari 2018 gestort is, was de vloer tijdens de inspectie op 22 mei 2019 ongeveer 16 maanden oud en was het verhardingsproces nog gaande. Nu de vloer bovendien – zonder dilatatie – in de dagkant ‘door gestort’ is, is met zekerheid te stellen dat de scheuren ontstaan zijn tijdens het verhardingsproces doordat er door drogingskrimp spanning ontstond op de vloer, die zich gemanifesteerd heeft in scheurvorming. Verergering door trillingen is dan ook uitgesloten. Hoewel het een gevoelig gebouw betreft, kan de later aangebrachte gewapende betonvloer niet als zodanig worden aangemerkt. Daarom geldt, aldus volgens Nabben volgens het Beoordelingsschema Mijnbouwschade, een grenswaarde van 34,0 mm/s voor het ontstaan van schade door trillingen. Deze snelheid is niet gehaald.
Schade 14
Conclusie en gevolgen
- € 20.189,04 voor schades 5-8 en 49;
- € 2.028,42 voor schades 28 en 37;
- € 396,58 voor schades 13 en 54;
- € 1.411,94 voor schades 2, 3, 17, 22, 29, 33 en 58;
- € 2.810,81 voor schades 10 en 11;
- € 485,58 (exclusief BTW) voor schades 40 en 46;
- € 4.972,64 voor de nieuwe schades 1, 2, 5-9, 11-13, 15 en 16;
- € 16,55 (exclusief BTW) voor de nieuwe schade 10.