ECLI:NL:RBNNE:2025:3627

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
31 juli 2025
Publicatiedatum
4 september 2025
Zaaknummer
11621891 BU VERZ 25-704
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen boete voor vermeend dubbel parkeren op Kiss and Ride locatie

Op 31 juli 2025 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een zaak waarin betrokkene een boete was opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) voor het vermeend dubbel parkeren van zijn voertuig op 14 juni 2024. Betrokkene betwistte de boete en stelde dat hij zijn auto had geparkeerd op een 'Kiss and Ride' locatie, waar hij zijn dochter kwam ophalen. De officier van justitie had het beroep van betrokkene ongegrond verklaard, waarna betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting werd de vertegenwoordiger van de officier van justitie gehoord, en na de behandeling van de zaak heeft de kantonrechter onmiddellijk uitspraak gedaan. De kantonrechter oordeelde dat er geen sprake was van dubbel parkeren, omdat het voertuig van betrokkene niet parallel aan een parkeervak stond geparkeerd. Bovendien werd vastgesteld dat het RVV 1990 geen andere bepalingen kent die het parkeren in strijd met het bord van de 'Kiss and Ride' verbieden. De kantonrechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de boete en kende betrokkene een proceskostenvergoeding toe van € 740,44.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Assen
Bestuursrecht
beschikkingsnummer: 267069210
zaaknummer: 11621891 BU VERZ 25-704
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak gedaan op de openbare zitting van 31 juli 2025

[betrokkene] (de betrokkene),

die woont in [woonplaats] .

Inleiding

1. Aan betrokkene is een boete opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De verkeersovertreding waarvoor de boete is opgelegd is: ‘R398: een voertuig dubbel parkeren’, verricht op 14 juni 2024, om 18:59 uur aan de Overcingellaan te Assen, gemeente Assen, met een personenauto, met kenteken [kenteken] . De opgelegde boete bedraagt € 129,00 (inclusief administratiekosten).
1.1.
Betrokkene heeft tegen de boete beroep ingesteld bij de officier van justitie. Deze heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De kantonrechter heeft het beroep op 31 juli 2025 op de zitting behandeld. Daarbij waren aanwezig: betrokkene en als vertegenwoordiger van de officier van justitie mr. P. Belopavlovic.
1.3.
Na afloop van de zitting heeft de kantonrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de kantonrechter

Beslissing

2. De kantonrechter beoordeelt het beroep aan de hand van de beroepsgronden van betrokkene. Zij oordeelt dat het beroep gegrond is en zal de boete vernietigen. Daarnaast zal zij de door betrokkene gevraagde proceskostenvergoeding toewijzen. De kantonrechter zal hierna uitleggen waarom zij dat doet.
Standpunten
3. Betrokkene betwist de verweten gedraging en heeft aangevoerd dat de locatie waar hij in zijn auto zat te wachten een “Kiss and Ride” locatie van het treinstation in Assen betreft en dat er geen sprake was van parkeren. Betrokkene heeft aangevoerd dat hij zijn dochter kwam ophalen die nog geen twee minuten later arriveerde met de trein. Ten aanzien van de verklaring van de verbalisant dat hij de doorstroom belemmerde, heeft betrokkene aangevoerd dat hij zijn voertuig juist had stopgezet op een plaats waar hij makkelijk ruimte kon maken voor de geparkeerde voertuigen. Daarnaast was hij geen belemmering voor bussen, taxi’s en anderen die mensen kwamen ophalen. Betrokkene heeft aangevoerd dat hij enkel even uit het voertuig was gestapt om de verbalisant te woord te staan en dat hij de manier waarop de staandehouding verliep niet als prettig heeft ervaren.
4. Door de vertegenwoordiger is aangevoerd dat de boete ten onrechte is opgelegd en heeft de kantonrechter verzocht het beroep gegrond te verklaren.
Overwegingen
5. In Wahv zaken biedt de verklaring van de verbalisant in principe een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders wanneer de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring dan wel als uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
5.1.
Uit de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht blijkt dat deze in privétijd en niet in uniform gekleed zag dat een bestuurder van een voertuig voorzien van het kenteken [kenteken] zijn voertuig parkeerde achter een rij geparkeerde auto’s. De verbalisant verklaart dat hij hierdoor zag dat de doorstroming stopte en dat de bestuurder dubbel geparkeerd stond. De verbalisant verklaart dat hij zag dat de bestuurder de deur opende, uitstapte en dat hij zei dat hij zijn op zijn dochter wachtte en daarom daar ging staan. Op de vraag van de verbalisant of de bestuurder de auto verder op wilde parkeren vanwege de doorstroming, hoorde de verbalisant de bestuurder zeggen dat hij de auto niet ging verzetten. Op het moment dat de verbalisant zich legitimeerde als politieman hoorde hij de bestuurder zeggen dat hij niet met hem de discussie wilde aangaan. De verbalisant verklaart dat hij vervolgens zag dat de bestuurder in de auto ging zitten, de deur sloot en het op slot zette, waarna de verbalisant tegen de bestuurder heeft gezegd dat hij een bekeuring kreeg.
5.2.
Wat betreft het verweer van betrokkene dat er geen sprake was van parkeren, overweegt de kantonrechter als volgt. Volgens artikel 1 van het RVV 1990 wordt onder parkeren verstaan: “Het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden of lossen van goederen.” De kantonrechter overweegt dat door betrokkene onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat er sprake was van onmiddellijkheid, omdat hij wachtte op zijn dochter en daardoor niet kan worden gesteld dat hij onder de uitzondering op parkeren valt. Daarnaast ziet de kantonrechter onvoldoende aanleiding te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant dat er sprake was van parkeren.
5.3.
Betrokkene heeft de boete gekregen voor dubbel parkeren. [1] Van dubbel parkeren is sprake wanneer een voertuig parallel aan een parkeervak wordt geparkeerd, waarmee de toegang tot of het vertrek uit dat parkeervak wordt geblokkeerd. Door de vertegenwoordiger is op de zitting aangevoerd dat hier geen sprake van is en verwezen naar een arrest van het hof van 27 maart 2023 [2] . De situatie van betrokkene is daarmee vergelijkbaar. Er is namelijk sprake van meerdere haaks op de weg gelegen parkeervakken, waarin voertuigen (met de neus in de richting van het fietspad) geparkeerd staan. Doordat het voertuig van betrokkene niet parallel aan een parkeervak stond geparkeerd, is er geen sprake van dubbel parkeren. Hierdoor kan de gedraging met feitcode R398 niet worden vastgesteld.
5.4.
Daarnaast is door de vertegenwoordiger aangevoerd dat het RVV 1990 geen andere bepaling kent die het parkeren in strijd met het bord van de “Kiss and Ride” verbiedt, waardoor het in strijd handelen met dit verkeersbord geen basis vormt voor de oplegging van de boete. De vertegenwoordiger verwijst hierbij naar een arrest van het hof van 4 april 2019. [3] Door de vertegenwoordiger is op de zitting tot slot aangevoerd dat er wellicht sprake is van hinder in de zin van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, maar dat de feitcode niet gewijzigd kan worden doordat de boete hiervan hoger is dan onderhavige boete, waardoor betrokkene in zijn verdedigingsbelangen zal worden geschaad.
5.5.
Gelet op hetgeen door de vertegenwoordiger is aangevoerd, is de kantonrechter van oordeel dat de gedraging niet kan worden vastgesteld en dat de boete ten onrechte aan betrokkene is opgelegd. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard. Betrokkene verzoek om vergoeding van de proceskosten. Bestaande uit reiskosten van € 16,84 en verletkosten van € 723,60. De zittingsvertegenwoordiger heeft op de zitting zich op het standpunt gesteld dat hem deze kosten, gelet op de gegeven onderbouwing op zitting, redelijk voorkomen. De kantonrechter zal deze proceskosten dan ook toekennen.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond;
  • vernietigt die beslissing;
  • verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gegrond;
  • vernietigt die inleidende beschikking;
  • bepaalt dat betrokkene het bedrag van de zekerheidstelling terugkrijgt;
  • veroordeelt de officier van justitie in de kosten van de procedure, aan de zijde van de betrokkene vastgesteld op € 740,44.
Waarvan proces-verbaal,
R. de Hoop, griffier mr. V.A.G. van Dijk, kantonrechter

Rechtsmiddel

Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na de hieronder vermelde datum van toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het
gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:
a. de u opgelegde administratieve boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u geen (of niet op tijd) zekerheid heeft gesteld.
Het (hoger) beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Noord-Nederland, Afdeling Bestuursrecht, locatie Groningen (Postbus 150, 9700 AD Groningen). U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure, tenzij door u bij het (hoger) beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting is gevraagd.

Voetnoten

1.Artikel 24, derde lid, van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV 1990).
2.Hof Arnhem-Leeuwarden, 27 maart 2023 (ECLI:NL:GHARL:2023:2589).
3.Hof Arnhem-Leeuwarden, 4 april 2019 (ECLI:NL:GHARL:2019:3022).