ECLI:NL:RBNNE:2025:3733

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 augustus 2025
Publicatiedatum
11 september 2025
Zaaknummer
25/1267
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag individuele inkomenstoeslag op grond van de Participatiewet na wijziging beleid

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 22 augustus 2025, staat de afwijzing van de aanvraag om een individuele inkomenstoeslag op grond van de Participatiewet centraal. Eiser, die jarenlang een Wajong-uitkering ontving, diende op 15 oktober 2024 een aanvraag in voor een individuele inkomenstoeslag. Het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen wees deze aanvraag af op 22 oktober 2024, met de motivering dat eiser niet voldeed aan de voorwaarde dat zijn inkomen niet hoger mocht zijn dan 100% van de toepasselijke bijstandsnorm. Eiser was het niet eens met deze afwijzing en stelde beroep in.

De rechtbank beoordeelt de zaak en komt tot de conclusie dat het beroep ongegrond is. De rechtbank legt uit dat de wijziging in het beleid van de gemeente, waarbij een Wajong-uitkering niet langer gelijkgesteld wordt aan de bijstandsnorm, niet onredelijk is. Eiser kon er niet op vertrouwen dat hij de toeslag opnieuw zou ontvangen, aangezien elk jaar opnieuw beoordeeld moet worden of aan de voorwaarden wordt voldaan. De rechtbank concludeert dat het college de afwijzing van de aanvraag in redelijkheid heeft kunnen maken en dat er geen sprake is van onevenredige gevolgen voor eiser. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiser geen griffiegeld terugkrijgt en geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Leeuwarden
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 25/1267

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 augustus 2025 in de zaak tussen

[naam] uit [woonplaats] , eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen

(gemachtigde: mr. V. Djordjevic).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van eisers aanvraag om een individuele inkomenstoeslag op grond van de Participatiewet (PW). Hij is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag en voert een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand daarvan beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt zij uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2.
Onder 2 staat het procesverloop in deze zaak. Onder 3 staan de van belang zijnde feiten en omstandigheden die hebben geleid tot het bestreden besluit. De beoordeling door de rechtbank volgt vanaf 6. Daarbij gaat de rechtbank in op de volgende vraag: heeft het college eisers aanvraag om individuele inkomenstoeslag kunnen afwijzen omdat zijn inkomen te hoog was? Aan het eind staan de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan. In de bijlage staan bepalingen die voor deze zaak van belang zijn.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 15 oktober 2024 zijn aanvraag ingediend. Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 22 oktober 2024 afgewezen. Met het besluit op bezwaar van
6 februari 2025 is het bij de afwijzing van die aanvraag gebleven.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
Het college heeft op het beroepschrift gereageerd met een verweerschrift. Daarna heeft eiser aanvullende stukken ingediend.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 12 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft eiser deelgenomen. Het college heeft zich per mail afgemeld.

Inhoudelijk

Feiten
3. Eiser heeft jarenlang naast zijn Wajong-uitkering een individuele inkomenstoeslag gekregen. Bij de beoordeling van zijn aanvraag van 15 oktober 2024 bleek volgens het college dat hij niet voldeed aan de voorwaarde dat hij een inkomen had dat niet hoger is dan 100% van de voor hem geldende bijstandsnorm, tijdens een ononderbroken periode van 36 maanden. Daarom heeft het college de aanvraag afgewezen en het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Daarna is deze beroepsprocedure begonnen.
Wat vinden partijen?
4. Eiser heeft zeer uitvoerige stukken ingediend, waaruit geen beroepsgronden zijn af te leiden. Op de zitting heeft hij echter aangevoerd dat hij de toeslag altijd heeft gehad. Nu is die ineens geweigerd. De norm is 110% van de bijstandsnorm. Hij heeft een Wajong-uitkering. Die ligt onder die norm. Daarom vindt eiser dat hij ook deze keer recht heeft op de toeslag. Verder worden volgens hem bij de gemeente de hoofdzaken bijzaken en andersom. Mensen van de gemeente kennen ook mensen van de gemeente Smallingerland. Daar heeft hij mee te maken. Mensen die hem hebben dwarsgezeten, leveren foutieve gegevens.
5. Het college stelt dat eiser niet meer aan alle voorwaarden voldeed omdat de werkwijze van de gemeente in mei 2024 is gewijzigd. Een Wajong-uitkering werd eerder gelijk gesteld met de toepasselijke bijstandsnorm. Dat is veranderd. Nu is het inkomen van eiser per 1 juli 2024 vastgesteld op € 1.376,72. Dat bedrag bestaat uit € 1.364,78 (Wajong-uitkering) + € 86,77 (vakantiegeld) - € 74,83 (gehandicaptenaftrek). Eisers inkomen valt daarmee hoger uit dan de voor hem geldende bijstandsnorm van € 1.308,45. In het verweerschrift heeft het college primair ervoor gepleit om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren omdat uit de vele informatie die eiser heeft ingediend geen concrete gronden zijn af te leiden en subsidiair om het ongegrond te verklaren.
Wat vindt de rechtbank?
6. Op de zitting heeft eiser uitgelegd wat zijn gronden zijn (zie onder 4.). Er is dus geen reden om zijn beroep niet-ontvankelijk te verklaren. Verder heeft het college tot 2024 bij de toepassing van de Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Heerenveen 2015 (hierna: de Verordening) als vaste gedragslijn gevolgd dat een Wajong-uitkering op één lijn werd gesteld met het minimuminkomen. Deze gedragslijn is niet schriftelijk vastgelegd in beleid. Uit vaste jurisprudentie volgt echter dat het college een gedragslijn mag volgen mits de keuze daarvoor bij ieder individueel besluit opnieuw wordt gemotiveerd [1] . Deze motivering staat niet in het besluit van 22 oktober 2024, maar is wel te vinden in het besluit van 6 februari 2025, door de verwijzing naar de motivering in het advies van de bezwaarschriftencommissie. In dat advies staat immers wel toegelicht waarom het college in het geval van eiser tot zijn besluit is gekomen.
6.1
Artikel 36 van de PW, dat de individuele inkomenstoeslag regelt, bepaalt niet wat de hoogte van het inkomen moet zijn; dat laat deze wet in artikel 8 over aan de gemeenteraad. Die is vervolgens vrij in de wijze waarop hij invulling geeft aan het begrip “laag inkomen” [2] . In artikel 3 van de Verordening heeft de gemeenteraad geregeld dat er een “langdurig laag inkomen” als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de PW is als gedurende de referteperiode het in aanmerking te nemen inkomen niet hoger is dan 100% van de toepasselijke bijstandsnorm. Het klopt dus niet dat, zoals eiser heeft gesteld, de norm 110% van de bijstandsnorm is. Die staat dus ook niet in de PW. De definitie van wat precies “inkomen” is, staat verder in artikel 1, eerste lid, onder a, van de Verordening: “totaal van het inkomen, bedoeld in artikel 32 van de Participatiewet, en de algemene bijstand.” Volgens artikel 32, eerste lid, onder a, van de PW valt een Wajong-uitkering ook onder inkomen als bedoeld in de PW. Omdat de Wajong-uitkering in de gemeente Heerenveen jarenlang gelijk werd gesteld aan de toepasselijke bijstandsnorm en die uitkering inmiddels, zoals in het geval van eiser, hoger kan zijn dan die norm, heeft het college de gedragslijn vastgesteld om de Wajong-uitkering zelf als inkomen in de zin van artikel 36 van de PW aan te merken. Dat vindt de rechtbank geen onredelijk standpunt.
6.2
Het klopt verder dat eiser in eerdere jaren de inkomenstoeslag wel heeft gekregen. Dat wil echter niet zeggen dat hij erop mocht vertrouwen dat hij nu opnieuw de toeslag zou ontvangen. Immers, elk jaar moet het college opnieuw aan de hand van de dan geldende regels berekenen of eiser aan de voorwaarden voldoet. Dat was dit keer niet het geval. Eiser heeft verder geen concrete argumenten aangevoerd tegen de berekening van zijn inkomen op zich en de rechtbank heeft niet kunnen constateren dat die fout is geweest. Ook heeft hij geen omstandigheden benoemd op grond waarvan deze afwijzing voor hem onevenredige gevolgen heeft; er was dus geen aanleiding om de hardheidsclausule toe te passen. Het college heeft de toepassing van zijn gedragslijn voldoende gemotiveerd en heeft de aanvraag van eiser in redelijkheid afgewezen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Hij krijgt het griffiegeld niet terug en krijgt ook geen vergoeding van proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.G. Wijtsma, rechter, in aanwezigheid van M. Lammerts-Rannenburg, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 22 augustus 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

Participatiewet
Artikel 8:
1. De gemeenteraad stelt bij verordening regels met betrekking tot:
(…)
b. het verlenen van een individuele inkomenstoeslag als bedoeld in artikel 36;
(….)
2 De regels, bedoeld in het eerste lid, hebben voor zover het gaat om het eerste lid, onderdeel b, in ieder geval betrekking op de hoogte van de individuele inkomenstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig en laag inkomen.
Artikel 36, eerste lid:
Op aanvraag van een persoon van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, die langdurig een laag inkomen en geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 heeft en geen uitzicht heeft op inkomensverbetering, kan het college, gelet op de omstandigheden van die persoon, een individuele inkomenstoeslag verlenen.
Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Heerenveen 2015
Artikel 1 (Begrippen):
In deze verordening wordt verstaan onder:
a. inkomen: totaal van het inkomen, bedoeld in artikel 32 van de Participatiewet, en de algemene bijstand
(….)
e. referteperiode: periode van drie jaar voorafgaand aan de peildatum.
Artikel 3 (Langdurig laag inkomen):
Een persoon heeft een langdurig laag inkomen als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet als gedurende de referteperiode het in aanmerking te nemen inkomen niet hoger is dan 100% van de toepasselijke bijstandsnorm.
Artikel 6 (Hardheidsclausule):
Het college kan, indien de toepassing van de bepalingen in deze verordening in de individuele situatie tot onbillijkheden van overwegende aard leidt voor zover het de bevoegdheid betreft die voortvloeit uit deze verordening, afwijken van deze verordening.

Voetnoten

1.Uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2693, en van 14 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2766.
2.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 12 september 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1788.