ECLI:NL:RBNNE:2025:4369

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 september 2025
Publicatiedatum
27 oktober 2025
Zaaknummer
18-376761-24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte wegens aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg

Op 12 september 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het veroorzaken van een ernstig verkeersongeval. De verdachte, bestuurder van een bedrijfsauto, vertoonde aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag. Op 21 mei 2024, nabij de Scharsterrijnbrug in de gemeente De Fryske Marren, negeerde hij de waarschuwingslichten en paste hij zijn snelheid niet aan, wat leidde tot een aanrijding met een stilstaande personenauto en een motorrijder. De motorrijder liep zwaar lichamelijk letsel op, waaronder fracturen en een instabiele knie, en onderging meerdere operaties. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuld had aan het ongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank legde een taakstraf van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden op. De rechtbank weegt de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee in de strafoplegging. De verdachte toonde berouw en nam verantwoordelijkheid voor zijn handelen, maar de impact van het ongeval op het slachtoffer was aanzienlijk, wat de rechtbank zwaar meeweegt in haar oordeel.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18-376761-24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 12 september 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats] , ingeschreven te [adres] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 29 augustus 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.J. Woodrow, advocaat te Tilburg. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.H. Veltkamp.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 mei 2024, in de gemeente De Fryske Marren als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (te weten een bedrijfsauto/bestelauto, merk Ford, type Transit custom, voorzien van kenteken [kenteken 1] ), daarmede rijdende over de Rijksweg, A6, ter hoogte van hectometerpaal 308.4, alwaar (een) autos en/of een motorfiets/motorrijder stil stonden of bijna stil stonden voor de (gesloten slagbo(o)m(en) van de) Scharsterrijnbrug, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
terwijl de Rijksweg A6 ter plaatse was voorzien van bebording, model Bord J15 (bijlage 1RVV 1990) en/of
terwijl op een afstand van ongeveer 900 meter, 600 meter én 300 meter vóór genoemde brug, aan de linker- en rechterzijde van de rijbaan met rode knipperlichten waarschuwings-signalen werden gegeven en/of
terwijl de slagbo(o)m(en) van genoemde brug waren gesloten en/of een of meer bestuurder(s) van een of meer auto(s) en/of die motorrijder hun voertuig tot stilstand had(den) gebracht of bijna tot stilstand hadden gebracht en/of
terwijl er geen omstandigheden waren, waardoor het zicht op die autos en/of die motorrijder en/of die bebording en/of dat/die rode knipperlicht(en) werd belemmerd,
met een aanmerkelijke, althans een gezien de verkeerssituatie ter plaatse te hoge, snelheid heeft gereden en/of in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld, dat hij verdachte dat door hem bestuurde motorrijtuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg kon overzien en waarover die weg vrij was en/of
niet in voldoende mate gelet heeft op het direct voor hem gelegen weggedeelte van die weg en/of
met onverminderde snelheid, althans nagenoeg onverminderde snelheid, met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig die (bijna) stilstaande autos en/of motorrijder is genaderd,
waardoor een aanrijding of botsing is ontstaan tussen dat door verdachte bestuurde motorrijtuig en een of meer zich (onmiddellijk) vóór hem op die weg bevindende motorrijtuigen,
waaronder (respectievelijk) het motorrijtuig ( van het merk Hyundai), voorzien van het kenteken [kenteken 2] en/of een motorfiets (merk BMW), voorzien van het kenteken [kenteken 3] ,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten zware verwondingen aan beide onderbenen, bestaande uit (onder meer) een multitrauma/een of meer fracturen, in/aan het linker onderbeen en/of een instabiele rechterknie en/of een gescheurde kuitspier in het rechter been,
of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 mei 2024, in de gemeente De Fryske Marren als bestuurder van een voertuig
(te weten een bedrijfsauto/bestelauto, merk Ford, type Transit custom, voorzien van kenteken [kenteken 1] ),
daarmede rijdende over de Rijksweg, A6, ter hoogte van hectometerpaal 308.4, alwaar (een) autos en/of een motorfiets/motorrijder stil stonden of bijna stil stonden voor de (gesloten slagbo(o)m(en) van de) Scharsterrijnbrug,
terwijl de Rijksweg A6 ter plaatse was voorzien van bebording, model Bord J15 (bijlage 1RVV 1990) en/of
terwijl op een afstand van ongeveer 900 meter, 600 meter én 300 meter vóór genoemde brug, aan de linker- en rechterzijde van de rijbaan met rode knipperlichten waarschuwings-signalen werden gegeven en/of
terwijl de slagbo(o)m(en) van genoemde brug waren gesloten en/of een of meer bestuurder(s) van een of meer auto(s) en/of die motorrijder hun voertuig tot stilstand had(den) gebracht of bijna tot stilstand hadden gebracht voor genoemde brug en/of
terwijl er geen omstandigheden waren, waardoor het zicht op die autos en/of die motorrijder en/of die bebording en/of dat/die rode knipperlicht(en) werd belemmerd,
met een aanmerkelijke, althans een gezien de verkeerssituatie ter plaatse te hoge, snelheid heeft gereden en/of
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld, dat hij, verdachte dat door hem bestuurde motorrijtuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg kon overzien en waarover die weg vrij was en/of
niet in voldoende mate heeft gelet op het direct voor hem gelegen weggedeelte van die weg en/of
met onverminderde snelheid, althans nagenoeg onverminderde snelheid, met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig die (bijna) stilstaande autos en/of motorfiets/motorrijder is genaderd en/of (vervolgens)
tegen een of meer zich (onmiddellijk) vóór hem op die weg bevindende motorrijtuigen, waaronder (respectievelijk) het motorrijtuig ( van het merk Hyundai), voorzien van het kenteken [kenteken 2] en/of een motorfiets (merk BMW), voorzien van het kenteken [kenteken 3] , is aangereden en/of opgebotst,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 mei 2024 in de gemeente De Fryske Marren, als bestuurder van een voertuig ((te weten een bedrijfsauto/bestelauto, merk Ford, type Transit custom, voorzien van kenteken [kenteken 1] ), rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Rijksweg A6, zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was,
immers is hij, verdachte, in botsing/aanrijding gekomen met een of meer voor hem op die weg bevindende motorvoertuigen en/of bestuurder van een motorvoertuig.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde feit, in die zin dat verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag heeft vertoond. Daartoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte meer dan enkel een kort moment onoplettend is geweest. Verdachte heeft niet de nodige voorzichtigheid in acht genomen die van hem als bestuurder mag worden verwacht en hij heeft onvoldoende aandacht gehad voor het verkeer en de verkeerssituatie ter plekke. Als gevolg van het ongeval heeft het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte één enkel moment onoplettend is geweest. Aan de hand van het dossier kan onvoldoende worden vastgesteld of, en in welke mate, verdachte de maximumsnelheid heeft overtreden. Bovendien is het mogelijk overschrijden van de maximumsnelheid in kleine mate onvoldoende om vast te kunnen stellen dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag heeft vertoond.
De raadsman heeft zich ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit eveneens op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken. Het dossier bevat onvoldoende bewijs om vast te kunnen stellen dat met het handelen van verdachte een concreet gevaar op de weg werd of kon worden veroorzaakt.
Ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde feit heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1.
​De door verdachte ter zitting van 29 augustus 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik reed in een bedrijfsauto over de snelweg van Joure naar Lemmer. Ik heb de waarschuwingsborden niet gezien. Ik zag de autos voor mij remmen. Ik reed met snelheid en wilde de autos ontwijken. Ik schepte
toen een motorrijder. Ik had haast, ik reed ongeveer 120 kilometer per uur.
2. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanrijding misdrijf d.d. opgenomen op pagina 10 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Locatie ongeval:
Datum: 21 mei 2024 Locatie naam: A6
Ter hoogte van: Hectometerpaal 308.4 linker rijbaan Plaats: Scharsterbrug
Gemeente: De Fryske Marren
Betrokken partijen/objecten:
Betrokken 1
Voertuig Bedrijfsauto [kenteken 1] Ford Transit Custom Bestuurder: [verdachte]
Betrokken 2
Voertuig Motor [kenteken 3] BMW R 1200 GS Bestuurder: [slachtoffer 1]
Betrokken 3
Voertuig Personenauto [kenteken 2] Hyundai I 30 Bestuurder: [slachtoffer 2]
3. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van FO verkeer d.d. 19 juli 2025, opgenomen op pagina 25 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] :
2.2.1
Reguliere verkeersmaatregelen
Wij zagen het volgende:
  • de Rijksweg A6 was voor het openbaar verkeer opengesteld;
  • de maximum snelheid bedroeg ter plaatse 100 km/u als gevolg van artikel 62 jo. Verkeersbord A1 van bijlage 1 van het RVV 1990.
2.3.1
Waarschuwingslichten nadering brug
Op een afstand van ongeveer 900 meter, 600 meter en 300 meter voor de brug stonden links- en rechts van de rijbaan waarschuwingslampen met borden model J15 (bijlage 1RVV 1990).
Bij brugbediening van de Scharsterrijnbrug worden:
  • als eerste de gele knipperende waarschuwingslampen op 900 meter afstand voor de brug in werking gezet;
  • 12 seconden later ook de gele knipperende waarschuwingslampen op 600 meter afstand voor de brug in werking gezet;
  • 12 seconden daarna ook de gele knipperende waarschuwingslampen op 300 meter afstand voor de brug in werking gezet;
  • 12 seconden daarna worden de rode knipperende lampen kort voor de brug in werking gezet;
  • 8 seconden daarna dalen de slagbomen.
Uit dit schema blijkt derhalve dat ongeveer 36 seconden voordat de rode bruglichten gaan branden de waarschuwingslampen op 900 meter in werking worden gezet.
2.7
Zicht
Wij stelden vast dat het zicht voor de betreffende bestuurders door de wegsituatie en/of de inrichting van de weg niet belemmerd werd.
6.
Nader onderzoek snelheid
De bedrijfsauto rijdt vanaf de tijd van registratie met een snelheid van ongeveer 120 km/h,
ongeveer 7 seconden vóór aanvang van de remming gaat de snelheid terug naar ongeveer 108 km/h, omstreeks 14:40 uur en 36 seconden gaat de snelheid in ongeveer 4,5 seconden van ongeveer 101 km/h naar 0 km/h, als gevolg van een (nood)remming.
7.
Interpretatie bevindingen
De bestuurders van de betrokken personenauto en motorfiets hadden in/op hun voertuig gereden op de Rijksweg A6, komende vanuit de richting van Joure en gaande in de richting van Lemmer. De in deze weg aanwezige Scharsterrijnbrug zou worden geopend waardoor de waarschuwingslichten in werking waren gezet. Kort nadat achter de stilstaande motorrijder nog een personenauto tot stilstand was gekomen naderde de bestuurder van de bedrijfsauto over rijstrook 1 de stilstaande voertuigen. De snelheid van het voertuig bedroeg op dat moment ± 120 km/h. Vervolgens wordt de snelheid verlaagd naar ± 108 km/h en na ongeveer 7 seconden wordt een noodremming ingezet. Het voertuig rijdt dan nog steeds op rijstrook 1 waar het vervolgens met de linker voorzijde tegen de rechter achterzijde van de personenauto botst. Kort vóór deze botsing stuurt de bestuurder de bedrijfsauto naar rechts. Na de botsing met de personenauto rijdt de bedrijfsauto deels op rijstrook 1 en deels op rijstrook 2 en botst het vervolgens met de rechter voorzijde tegen de linkerflank van de motorfiets. De motorfiets en de daarop zittende motorrijder worden door de klap van deze botsing naar rechts weggeslagen waarbij de motorfiets tegen de geleiderail botst en de motorrijder/slachtoffer op de vluchtstrook terecht komt. Uit een verkennende berekening kon op basis van de snelheid van de bedrijfsauto worden vastgesteld dat dit voertuig zich ongeveer 300 meter vóór de 1e waarschuwingslampen bevond toen deze in werking werden gezet.
4. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 25 juni 2024, opgenomen op pagina 95 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik heb van de aanrijding een multitrauma opgelopen. Meerdere fracturen in het linker onderbeen, waaronder open beenbreuk in het scheenbeen en mijn kuitbeen ligt in stukjes. Daarbij heb ik een huidtransplantatie moeten onder gaan. Verder is mijn rechterbeen de knie uit de kom geweest en was mijn kuitspier afgescheurd.
5. ​
​Een schriftelijk bescheid, te weten een geneeskundige verklaring d.d. 3 juli 2024, opgenomen op pagina 105 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Medische informatie betreffende: [slachtoffer 1]
Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht: 31 mei 2024
Uitwendig waargenomen letsel: open onderbeen fractuur links, instabiliteit rechter knie. Bloedverlies: ernstig.
Is meerdere malen geopereerd aan zijn onderbeen, en één keer aan de rechter knie. Geschatte duur van de genezing: 1/2 1 jaar.
Bewijsoverwegingen
Schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). Om tot een veroordeling op grond van overtreding van artikel 6 WVW te komen, moet worden vastgesteld dat verdachte zich in het verkeer zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden. In het algemeen geldt dat onder schuld als delictsbestanddeel een grove of aanmerkelijke schuld wordt verstaan. Of daarvan sprake is, wordt bepaald door de manier waarop die schuld in de tenlastelegging nader is geconcretiseerd, en is verder afhankelijk van het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Die schuld als delictsbestanddeel bestaat in verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid. Het komt er daarbij op aan of de verdachte “minder nadacht, wist, beleidvol was dan de mensch in het algemeen”, dus of de verdachte tekortschoot in vergelijking met een gemiddelde andere persoon in vergelijkbare omstandigheden en met een vergelijkbare hoedanigheid (vgl. Hoge Raad 15 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1398).
De rechtbank stelt op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte als bestuurder van een bedrijfsauto met het kenteken [kenteken 1] over de A6 richting Lemmer reed. Op de A6 bevindt zich de Scharsterrijnbrug die op dat moment geopend zou worden. Voordat de brug openging werden de waarschuwingslichten in werking gezet. Uit de verkeersongevallenanalyse blijkt dat verdachte zich ongeveer 300 meter voor de eerste waarschuwingslichten bevond toen deze in werking werden gezet. Verdachte heeft verklaard dat hij de waarschuwingslichten niet heeft gezien en zich niets kan herinneren van de minuten voor het ongeval. Voorts blijkt uit het onderzoek dat verdachte met een indicatieve snelheid van 120 kilometer per uur reed. Verdachte heeft hierover verklaard dat hij haast had. Over het moment vlak voor het ongeval heeft verdachte in zijn verhoor verklaard dat hij door de omvang van zijn werkschoen het gaspedaal in plaats van de rem heeft ingedrukt. De rechtbank is van oordeel dat deze verklaring van verdachte geen steun vindt in het dossier, omdat uit onderzoek blijkt dat de snelheid van verdachte kort voor het ongeval niet is toegenomen. Daarnaast komt uit het onderzoek naar voren dat verdachte kort voor het ongeval een (nood)remming heeft gemaakt. Verdachte is op de linker rijbaan vervolgens tegen de achterzijde van een personenauto gebotst, waarbij hij naar rechts heeft gestuurd en waarna hij de op de rechterrijbaan stilstaande motorrijder heeft aangereden. Als gevolg van het ongeval is de motorrijder ernstig gewond geraakt.
De verdediging heeft naar voren gebracht dat sprake is van een momentane onoplettendheid. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt. Gelet op de hiervoor geschetste omstandigheden stelt de rechtbank vast dat verdachte gedurende langere tijd zijn aandacht niet op de weg voor hem heeft gehad. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte op ongeveer 300 meter afstand voor de eerste waarschuwingslichten reed toen deze in werking werden gezet.
Verdachte heeft de inwerking zijnde waarschuwingslichten die op 900 meter, 600 meter en 300 meter afstand voor de brug aan beide zijden van de weg zijn geplaatst, niet gezien. Gelet op de afstand en de tijd die daarmee gemoeid was, is verdachte gedurende meer dan enkel een kort moment onoplettend geweest. Uit onderzoek naar de snelheid van het voertuig dat door verdachte werd bestuurd blijkt bovendien dat verdachte zijn snelheid onvoldoende heeft aangepast om zijn voertuig tot stilstand te kunnen brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, hetgeen strafbaar is gesteld in artikel 19 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990. Door onder deze omstandigheden zijn snelheid onvoldoende aan te passen, heeft verdachte zich niet slechts kortstondig onoplettend, maar aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gedragen. Daarmee is de rechtbank van oordeel dat verdachte schuld aan het ongeval heeft in de zin van artikel 6 WVW.
Zwaar lichamelijk letsel
Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van zwaar lichamelijk letsel kunnen de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel als algemene gezichtspunten gelden.
Het slachtoffer heeft een multitrauma en meerdere fracturen in zijn linker onderbeen en een instabiele rechterknie en een gescheurde kuitspier opgelopen. Als gevolg van het letsel heeft het slachtoffer meerdere operaties moeten ondergaan, waaronder een huidtransplantatie. De geschatte genezingsduur is gesteld op een half jaar tot één jaar. De rechtbank is van oordeel dat het letsel dient te worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 6 WVW.
De rechtbank acht gelet hierop bewezen dat als gevolg van de ernstige schuld van de verdachte aan het verkeersongeval bij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel is ontstaan.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat het primair ten laste gelegde feit, in die zin dat verdachte aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig rijgedrag heeft vertoond, wettig en overtuigend is bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 21 mei 2024, in de gemeente De Fryske Marren als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, te weten een bedrijfsauto/bestelauto, merk Ford, type Transit custom, voorzien van kenteken [kenteken 1] , daarmee rijdende over de Rijksweg, A6, ter hoogte van hectometerpaal 308.4, alwaar autos en een motorfiets/motorrijder stil stonden of bijna stil stonden voor de (gesloten) slagbomen van de Scharsterrijnbrug, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend,
terwijl de Rijksweg A6 ter plaatse was voorzien van bebording, model Bord J15 (bijlage 1RVV 1990) en
terwijl op een afstand van ongeveer 900 meter, 600 meter én 300 meter vóór genoemde brug, aan de linker- en rechterzijde van de rijbaan met knipperlichten waarschuwingssignalen werden gegeven en
terwijl bestuurders van autos en die motorrijder hun voertuig tot stilstand of bijna tot stilstand hadden gebracht en
terwijl er geen omstandigheden waren, waardoor het zicht op die autos en motorrijder en bebording en knipperlichten werd belemmerd,
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld, dat hij dat door hem bestuurde motorrijtuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover die weg vrij was en
niet in voldoende mate gelet heeft op het direct voor hem gelegen weggedeelte van die weg en met onverminderde snelheid, met het door hem, bestuurde motorrijtuig die (bijna) stilstaande autos en motorrijder is genaderd, waardoor een aanrijding en botsing is ontstaan tussen dat door verdachte bestuurde motorrijtuig en vóór hem op die weg bevindende motorrijtuigen,
waaronder (respectievelijk) het motorrijtuig (van het merk Hyundai), voorzien van het kenteken [kenteken 2] en een motorfiets (merk BMW), voorzien van het kenteken [kenteken 3] ,
waardoor [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel, te weten zware verwondingen aan beide onderbenen, bestaande uit onder meer een multitrauma/ fracturen in/aan het linker onderbeen en een instabiele rechterknie en een gescheurde kuitspier in het rechter been, werd toegebracht.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde feit, in die zin dat verdachte aanmerkelijke schuld heeft aan het ongeval, wordt veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat bij de strafoplegging rekening gehouden dient te worden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Een voorwaardelijke straf zou passend kunnen zijn.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële
documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een ernstig verkeersongeval, door als bestuurder van een bedrijfsauto aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag te vertonen. Bij het naderen van de brug heeft verdachte de waarschuwingslichten die ruim voordat de brug opengaat, in werking worden gezet, niet waargenomen. Verdachte heeft vervolgens zijn snelheid onvoldoende aangepast om zijn voertuig op tijd tot stilstand te kunnen brengen. Als gevolg hiervan is verdachte tegen een personenauto gebotst, waarna hij een stilstaande motorrijder heeft aangereden. Als gevolg van het ongeluk heeft de motorrijder zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Het slachtoffer heeft meerdere operaties moeten ondergaan en heeft lang moeten revalideren. Uit de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring volgt dat het ongeluk een grote impact heeft gehad en nog steeds heeft op het slachtoffer en zijn omgeving. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Persoon van de verdachte
Naast de ernst van de feiten houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Uit de justitiële documentatie van 26 november 2024 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. Daarnaast heeft de rechtbank gelet op hetgeen naar voren is gekomen ter terechtzitting. Verdachte heeft naar voren gebracht dat hij in verband met zijn werkzaamheden woonachtig is in Nederland. Zijn familie is nog altijd woonachtig in Polen. Ter terechtzitting is gebleken dat verdachte berouw toont en verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen. De rechtbank is ervan overtuigd dat verdachte oprecht is in zijn spijt en zijn gevoelens van schuld.
Op te leggen straf
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank de landelijk oriëntatiepunten voor overtreding van artikel 6 WVW tot uitgangspunt genomen. Indien sprake is van aanmerkelijke schuld aan een verkeersongeval waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, is het oriëntatiepunt, overeenkomstig de eis van de officier van justitie, een taakstraf van 120 uren, gecombineerd met een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van 6 maanden. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van de oriëntatiepunten en zal de eis van de officier van justitie dan ook volgen.
Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf van 120 uren en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van 6 maanden passend en oplegging daarvan geboden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank
Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 120 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
Ontzegtverdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
6 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Dijkstra, voorzitter, mr. W.S. Sikkema en mr. H.P. Eckert, rechters, bijgestaan door mr. R.D. Ensel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 september 2025.