In deze zaak is aan betrokkene een boete opgelegd van € 409,00 wegens het niet afsluiten en in stand houden van de vereiste verzekering voor een motorrijtuig. De overtreding vond plaats op 19 april 2023. Betrokkene heeft beroep aangetekend tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. De kantonrechter heeft het beroep op 2 juli 2025 behandeld, waarbij de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig was. Na de zitting heeft de kantonrechter onmiddellijk uitspraak gedaan. De kantonrechter oordeelt dat het beroep gegrond is en matigt de boete met 25% tot € 309,00, omdat de redelijke termijn is geschonden. De kantonrechter overweegt dat de argumenten van de gemachtigde, dat het voertuig volledig gedemonteerd is en dat de boete buitenproportioneel is, onvoldoende aanleiding geven om de boete te wijzigen. De kantonrechter concludeert dat de extra vermenigvuldigingsfactor niet van toepassing is in deze zaak, omdat de werkwijze van de gemachtigde niet voldoet aan de kenmerken van een kantoor dat werkt op basis van 'no cure no pay'. De officier van justitie wordt veroordeeld in de proceskosten van betrokkene.