ECLI:NL:RBNNE:2025:4512

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 oktober 2025
Publicatiedatum
3 november 2025
Zaaknummer
11608857 BU VERZ 25-644
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke beoordeling van een verkeersboete voor parkeren voor een inrit of uitrit

Op 10 november 2023 heeft betrokkene een boete ontvangen voor het parkeren van een voertuig voor een inrit of uitrit, zoals vastgelegd in de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De opgelegde boete bedroeg € 119,00. Betrokkene heeft hiertegen beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Vervolgens heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter, die de zaak op 14 oktober 2025 heeft behandeld. Tijdens de zitting was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar betrokkene en zijn gemachtigde waren niet verschenen. De kantonrechter heeft de beroepsgronden van betrokkene beoordeeld en geconcludeerd dat de beslissing van de officier van justitie voldoende gemotiveerd was. Betrokkene stelde dat hij slechts kort had geparkeerd om een tv uit te laden en dat de wijkagent toestemming had gegeven om daar te parkeren. De kantonrechter oordeelde echter dat het verbod om te parkeren voor een inrit of uitrit absoluut is en dat toestemming of hinder niet relevant zijn voor de oplegging van de boete. De kantonrechter heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Leeuwarden
Bestuursrecht
beschikkingsnummer: 262446247
zaaknummer: 11608857 BU VERZ 25-644

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak gedaan op de openbare zitting van14 oktober 2025

in de zaak van

[betrokkene] (de betrokkene),

die woont in [woonplaats] ,
gemachtigde: Verkeersboete.nl.

Inleiding

1. Aan betrokkene is een boete opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De verkeersovertreding waarvoor de boete is opgelegd is: R397B – ‘een voertuig parkeren voor een inrit of uitrit’, verricht op 10 november 2023, om 15:32 uur, in de [adres] in [woonplaats] . De opgelegde boete bedraagt € 119,00 (inclusief administratiekosten).
1.1.
Betrokkene heeft tegen de boete beroep ingesteld bij de officier van justitie. Deze heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De kantonrechter heeft het beroep op 14 oktober 2025 op de zitting behandeld. Daarbij was als vertegenwoordigster van de officier van justitie aanwezig mr. P.A. Veenstra. Betrokkene en de gemachtigde zijn niet verschenen.
1.3
Na sluiting van het onderzoek op de zitting heeft de kantonrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de kantonrechter

Beslissing

2. De kantonrechter beoordeelt het beroep aan de hand van de beroepsgronden van betrokkene. Hij oordeelt dat het beroep ongegrond is en zal hierna uitleggen waarom hij dat doet.
Standpunten
3. Betrokkene stelt dat de officier van justitie niet heeft geluisterd naar en compleet voorbijgegaan is aan de in administratief beroep aangevoerde argumenten. Betrokkene ontkent de gedraging, de bevoegdheid van de verbalisant en de wettigheid van de gebruikte bewijsmiddelen. Hij stelt dat geen sprake was van parkeren in de zin van een lange periode, maar dat het enkel was voor het uitladen van een tv. Daarnaast betreft het de garagedeur van zijn ouders, die niet meer gebruikt wordt. Het is geen uitrit meer en er is geen hinder veroorzaakt. De wijkagent heeft toestemming gegeven om daar te parkeren vanwege parkeerproblematiek in de straat. Betrokkene geeft aan dat de wijkagent als getuige gehoord kan worden. Drie op hetzelfde moment voor andere garagedeuren geparkeerde voertuigen zijn niet beboet. Er wordt verzocht om proceskostenvergoeding.
4. De vertegenwoordigster voert aan dat het voor de gemiddelde weggebruiker herkenbaar moet zijn als inrit of uitrit. Hinder of toestemming is niet relevant. De vertegenwoordigster vindt dat geen sprake was van laden en lossen. Toestemming van de wijkagent is niet aannemelijk gemaakt volgens haar. Verder geeft zij aan dat ambtenaren een discretionaire bevoegdheid hebben.
Overwegingen
5. Betrokkene stelt dat de beslissing van de officier van justitie onvoldoende gemotiveerd is. Het is niet noodzakelijk dat uitgebreid en expliciet op alle argumenten uit het beroepschrift wordt ingegaan. De betrokkene moet in grote lijnen uit de beslissing kunnen opmaken waarom de bezwaren geen doel treffen. [1] In de beslissing is naar oordeel van de kantonrechter voldoende uitgebreid ingegaan op de beroepsgronden. Dat de inhoud van de beslissing betrokkene niet tevreden stemt, maakt niet dat deze niet deugdelijk is gemotiveerd.
6. De enkele, niet-onderbouwde betwisting van de gedraging, de bevoegdheid van de verbalisant en de wettigheid van de gebruikte bewijsmiddelen uit het pro-formaberoepschrift, is naar oordeel van de kantonrechter onvoldoende om te leiden tot twijfel aan de gegevens in het zaakoverzicht.
6.1.
Voor zover een beroep wordt gedaan op laden en lossen, overweegt de kantonrechter het volgende. De verbalisant heeft in het zaakoverzicht verklaard dat het voertuig geparkeerd stond en dat gedurende een tijd van ongeveer 10 minuten geen activiteit met betrekking tot het voertuig plaatsvond. De kantonrechter vindt dat daar in dit geval van mag worden uitgegaan en heeft geen redenen om aan de verklaring van de verbalisant te twijfelen. Vanwege het gebrek aan activiteit was geen sprake van bij voortduring in- of uitladen van goederen gedurende de tijd die daarvoor nodig is. [2] Dit betekent dat geen sprake was van laden en lossen, maar van parkeren.
6.2.
De verkeersovertreding kan worden vastgesteld. Dan is het vervolgens de vraag of er omstandigheden zijn die moeten leiden tot aanpassing van de boete.
7. Het verbod om te parkeren voor een inrit of uitrit is absoluut. Daarom maakt het geen verschil of er toestemming is gegeven of niet. [3] Ook is niet van belang of concreet hinder is veroorzaakt; het parkeren voor de inrit of uitrit is voldoende voor oplegging van de boete.
7.1.
Betrokkene voert aan dat de wijkagent toestemming heeft gegeven voor het parkeren voor de inrit of uitrit. Hij heeft de wijkagent echter niet meegebracht naar de zitting om hem als getuige te laten horen, [4] en evenmin is een schriftelijke verklaring overgelegd. Het bestaan van een afspraak in vorengenoemde zin is daarom niet voldoende aannemelijk gemaakt.
7.2.
Opsporingsambtenaren hebben een discretionaire bevoegdheid, die hen (tot op zekere hoogte) vrijheid geeft om wel of niet handhavend op te treden. Deze bevoegdheid toetst de kantonrechter terughoudend. Daarnaast kan en zal hij niet oordelen over een andere boete dan die voorligt. Of andere voertuigen wel of niet zijn beboet, maakt in dezen ook niet uit. Betrokkene heeft voor een inrit of uitrit gestaan en dat is voldoende voor oplegging van een boete.
7.3.
Al met al ziet de kantonrechter geen reden voor wijziging van de boete en zal hij het beroep ongegrond verklaren.
8. Hij zal het verzoek om proceskostenvergoeding afwijzen.

Conclusie

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Waarvan proces-verbaal,
D.W. Veenstra, griffier mr. T.F. Bruinenberg, kantonrechter

Rechtsmiddel

Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na de hieronder vermelde datum van toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het
gerechtshof Arnhem - Leeuwarden , maar alleen als:
a. de u opgelegde administratieve boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u geen (of niet op tijd) zekerheid heeft gesteld.
Het (hoger) beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Noord-Nederland, Afdeling Bestuursrecht, locatie Groningen (Postbus 150, 9700 AD Groningen). U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure, tenzij door u bij het (hoger) beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting is gevraagd.

Voetnoten

1.Vgl.
2.HR 12 mei 1999, ECLI:NL:HR:1999:AA2760.
3.Hof Arnhem- Leeuwarden 18 januari 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:409.
4.Artikel 12, derde lid, van de Wahv.