ECLI:NL:RBNNE:2025:4535
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tijdigheid van beroep bij de kantonrechter in bestuursrechtelijke boetezaken
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 2 september 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Betrokkene had een boete opgelegd gekregen op basis van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) voor het niet dragen van een goedgekeurde helm tijdens het rijden op een snorfiets. De overtreding vond plaats op 2 maart 2023. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De kantonrechter heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld, met name de tijdigheid van het ingediende beroepschrift. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet een beroepschrift binnen zes weken na de beslissing van de officier van justitie worden ingediend. De uiterste datum voor indiening was 21 mei 2024. Betrokkene stelde dat zij het beroepschrift op 18 mei 2025 had verzonden, maar de kantonrechter oordeelde dat het beroepschrift op 22 mei 2024 was afgestempeld door PostNL, wat leidde tot een termijnoverschrijding.
De kantonrechter concludeerde dat betrokkene onvoldoende bewijs had geleverd dat het beroepschrift tijdig was verzonden. Hierdoor werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van beroepschriften en de bewijslast die op de indiener rust om aan te tonen dat aan de termijnen is voldaan.