ECLI:NL:RBNNE:2025:4535

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 september 2025
Publicatiedatum
4 november 2025
Zaaknummer
11466613 BU VERZ 24-3104
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdigheid van beroep bij de kantonrechter in bestuursrechtelijke boetezaken

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 2 september 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Betrokkene had een boete opgelegd gekregen op basis van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) voor het niet dragen van een goedgekeurde helm tijdens het rijden op een snorfiets. De overtreding vond plaats op 2 maart 2023. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

De kantonrechter heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld, met name de tijdigheid van het ingediende beroepschrift. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet een beroepschrift binnen zes weken na de beslissing van de officier van justitie worden ingediend. De uiterste datum voor indiening was 21 mei 2024. Betrokkene stelde dat zij het beroepschrift op 18 mei 2025 had verzonden, maar de kantonrechter oordeelde dat het beroepschrift op 22 mei 2024 was afgestempeld door PostNL, wat leidde tot een termijnoverschrijding.

De kantonrechter concludeerde dat betrokkene onvoldoende bewijs had geleverd dat het beroepschrift tijdig was verzonden. Hierdoor werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van beroepschriften en de bewijslast die op de indiener rust om aan te tonen dat aan de termijnen is voldaan.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
beschikkingsnummer: 256199932
zaaknummer: 11466613 BU VERZ 24-3104

uitspraak van de kantonrechter van 2 september 2025

in de zaak van

[betrokkene] ,

die woont in [woonplaats] .

Inleiding

1. Aan betrokkene is een boete opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De verkeersovertreding waarvoor de boete is opgelegd is: ‘bestuurder of passagier bromfiets draagt geen goedgekeurde, goedpassende/deugdelijk bevestigde helm’, verricht op 2 maart 2023, om 17:52 uur, aan het Damsterdiep in Groningen met een snorfiets, met kenteken [kenteken] . De opgelegde boete bedraagt € 109,00 (inclusief administratiekosten).
1.1.
Betrokkene heeft tegen de boete beroep ingesteld bij de officier van justitie. Deze heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De kantonrechter heeft het beroep op 19 augustus 2025 op de zitting behandeld. Daarbij waren aanwezig: betrokkene en als vertegenwoordigster van de officier van justitie mr. P.A. Veenstra.

Beoordeling door de kantonrechter

Overwegingen
Ontvankelijkheid beroep bij de kantonrechter – tijdigheid
2. Voor het instellen van beroep bij de kantonrechter als bedoeld in artikel 9 van de Wahv geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Ingevolge artikel 6:8 van de Awb gaat deze termijn in op de dag na die waarop een afschrift van de beslissing van de officier van justitie aan betrokkene is toegezonden. De beroepstermijn bij de kantonrechter eindigde in dit geval op 21 mei 2024.
2.1
Artikel 6:9 Awb bepaalt dat het beroepschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen, alsmede dat bij verzending per post het beroepschrift tijdig is ingediend, indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
2.2
Uit het dossier blijkt dat het beroepschrift van betrokkene is gedateerd op 18 mei 2025 en is verzonden op 22 mei 2024. Dit laatste blijkt uit de poststempel van PostNL. Het beroepschrift is vervolgens op 23 mei 2024 bij het Parket CVOM binnengekomen. Op de zitting heeft de betrokkene aangevoerd dat zij het beroepschrift op 18 mei 2025 heeft verzonden.
2.3
In de jurisprudentie is het volgende vastgelegd: Een stuk is alleen voor het einde van de termijn ter post bezorgd als het tijdig in de brievenbus is gedeponeerd dan wel op het postkantoor is aangeboden. De omstandigheid dat een poststuk op een bepaalde datum door het postvervoerbedrijf is afgestempeld sluit niet uit dat dit stuk op een eerdere datum ter post is bezorgd. Dat neemt niet weg dat het poststempel van het postvervoerbedrijf veelal het enige vaststaande gegeven is met betrekking tot het tijdstip van terpostbezorging. In verband hiermee moet in gevallen waarin op de envelop een leesbaar poststempel is geplaatst, als bewijsrechtelijk uitgangspunt worden aangenomen dat terpostbezorging heeft plaatsgevonden op de dag waarop het desbetreffende poststuk door het postvervoerbedrijf is afgestempeld. Voor afwijking van dit uitgangspunt bestaat aanleiding indien de rechter aannemelijk acht dat het poststuk ter post is bezorgd vóór de datum van afstempeling door het postvervoerbedrijf. De bewijslast hiervoor ligt bij de partij die stelt dat zij het poststuk vóór die datum ter post heeft bezorgd. [1]
2.4
De kantonrechter is van oordeel dat door betrokkene onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat zij het beroepschrift tijdig vóór de uiterste beroepsdatum van 21 mei 2024 heeft verzonden en hij is daarom van oordeel dat uitgegaan moet worden van de poststempel van PostNL. Nu uit deze leesbare poststempel blijkt dat het beroepschrift op 22 mei 2024 is afgestempeld en dus ter post is bezorgd , is er sprake van een termijnoverschrijding. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft betrokkene geen feiten of omstandigheden aangevoerd die een overschrijding van de termijn rechtvaardigen. Deze constatering laat, het verweer van betrokkene ten spijt, geen ruimte voor een inhoudelijke behandeling van het beroepschrift. Het beroep zal niet-ontvankelijk worden verklaard.

Beslissing

De kantonrechter verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, kantonrechter, in aanwezigheid van R. de Hoop, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 september 2025.
griffier kantonrechter

Rechtsmiddel

Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na de hieronder vermelde datum van toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het
gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:
a. de u opgelegde administratieve boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u geen (of niet op tijd) zekerheid heeft gesteld.
Het (hoger) beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Noord-Nederland, Afdeling Bestuursrecht, locatie Groningen (Postbus 150, 9700 AD Groningen). U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure, tenzij door u bij het (hoger) beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting is gevraagd.

Voetnoten

1.Hof Arnhem-Leeuwarden, 30 mei 2018 (ECLI:GHARL:2018:4975 r.o. 5)