Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
einduitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 september 2025 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
Van Zijl Supermarkt B.V., uit [woonplaats] , eiseres
Over Vastgoedontwikkeling BVte Stadskanaal, vergunninghouder
Procesverloop
Overwegingen
[bestemmingsplan]) in 2011 van uit is gegaan dat het parkeren, zeker voor wat betreft de winkelvoorzieningen, in het openbaar gebied zou worden geregeld. Daarbij kent het project een zeer lange voorbereidingstijd en is er vanaf het begin afgesproken dat, parallel aan de ontwikkeling van de bouwplannen, gewerkt zou worden aan plannen voor de verplaatsing van het busstation en de herinrichting van het Molenplein. Aangezien het project is ingebed in gemeentelijke gebiedsontwikkeling, waarbij parkeren publiekelijk wordt gefaciliteerd, zou een afzonderlijke verplichting tot parkeren op eigen terrein het integrale karakter van de herinrichting ondermijnen. De aanvrager betaalt op basis van een met de gemeente gesloten anterieure overeenkomst ook mee in de kosten van herinrichting en daarmee aan het uitbreiden van het aantal parkeerplaatsen. Uit de uitgevoerde parkeerdruk-/parkeerduuronderzoeken blijkt ook dat een uitbreiding van het aantal parkeerplaatsen op het Molenplein, hoewel ook wenselijk als kwaliteitsimpuls voor het centrum, niet nodig is wanneer het bouwplan niet aan de orde zou zijn.
Daarbij dient te worden vermeld dat de aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend voordat het facetbestemmingsplan in procedure werd gebracht. Gelet op de gemaakte afspraken, de gesloten overeenkomst en het feit dat de aanvraag reeds was ingediend zou het terugkomen op eerdere afspraken over het oplossen van de parkeerproblematiek in strijd zijn met de rechtszekerheid en om die reden op overwegende bezwaren stuiten. Hier komt nog bij dat in de context van een maatschappelijk gewenste ontwikkeling (20 middenhuurwoningen, versterking voorzieningenstructuur) de eis van parkeren op eigen terrein niet in verhouding staat tot de uitvoerbaarheid.
Het college verwijst naar een situatietekening bij de omgevingsvergunning, waarop wordt aangegeven dat als onderdeel van die vergunning twee parkeerplaatsen toegevoegd worden. Voorts stelt het college zich op het standpunt dat de borging van de aanleg van de parkeerplaatsen versterkt wordt door in een nader met de aanvrager gesloten overeenkomst vast te leggen dat op de begane grond van de nieuwbouw geen winkel (supermarkt) gevestigd zal worden voordat de reconstructie van het Molenplein c.a. verzekerd is door een gunning van de uit te voeren werkzaamheden.
Eiseres stelt dat het college geen gebruik heeft kunnen maken van de afwijkingsbevoegdheid van artikel 4.3, onder a, van het facetbestemmingsplan omdat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden. Eiseres stelt dat, ook al vóór de vaststelling van het bestemmingsplan ‘Ter Apel Dorp’ in de Bouwverordening uitgegaan werd van parkeren op eigen terrein en dat in het facetbestemmingsplan ook geen uitzondering is opgenomen voor het centrum van Ter Apel. Ook in het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoersplan 2021-2031, vastgesteld op 2 juni 2021, werd al uitgegaan van parkeren op eigen terrein. Dat het plan maatschappelijk gewenst is, is ook geen bijzondere omstandigheid. Ook voor maatschappelijk gewenste initiatieven is in het facetbestemmingsplan geen uitzondering gemaakt.
Eiseres stelt daarnaast dat het college met het overgelegde verkeersonderzoek niet aangetoond heeft dat voorzien wordt in het benodigde aantal parkeerplaatsen. Het onderzoek concludeert juist dat hier niet in voorzien wordt. Bovendien is onduidelijk van welke parkeerplaatsen het verkeersonderzoek uitgaat, is geen rekening gehouden met andere ontwikkelingen en is de herinrichting van het Molenplein niet geborgd. Eiseres stelt tot slot dat de extra parkeerplaatsen die volgens het herstelbesluit gerealiseerd zullen worden, helemaal niet gerealiseerd kunnen worden vanwege strijdigheid met het daar geldende bestemmingsplan en de ligging in openbaar gebied.
Met de aanvullende overeenkomst die het college met vergunninghouder heeft gesloten is voldoende gegarandeerd dat de parkeercapaciteit beschikbaar is op het moment van ingebruikname van de nieuwe supermarkt. Uit de tekening voor de herinrichting blijkt voldoende duidelijk waar deze parkeerplaatsen zullen komen. De stelling dat parkeerplaatsen aan de noordzijde van de Heemker Akkerstraat niet uitvoerbaar zijn, betwist het college. Ter plaatse geldt een woonbestemming, waarbij ook parkeervoorzieningen zijn toegestaan.
Het college blijft tot slot bij het in het bestreden besluit 2 ingenomen standpunt dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die een afwijking van het facetbestemmingsplan rechtvaardigen.
indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeftvoorzien moet worden in parkeerruimte in, op of onder het gebouw. Artikel 9.5, lid g, sub 3, van het bestemmingsplan benoemt het gebruik van een woning met bedrijf aan huis als strijdig gebruik, indien parkeren niet op eigen erf plaatsvindt. Andere gevallen van strijdig gebruik worden onder de bestemming ‘Centrum’ niet benoemd. Nu het hier niet gaat om een bedrijf aan huis, is de genoemde situatie niet van toepassing en zou op grond van de bouwverordening niet de eis bestaan van parkeren op eigen terrein. De rechtbank kan het college wel volgen in de opvatting dat het alsnog verlangen dat derde-partij voorziet in de benodigde parkeerruimte op eigen terrein daarom op overwegende bezwaren stuit.