3.4Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak witwassen van een geldbedrag
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat het onder verdachte aangetroffen geldbedrag van enig misdrijf afkomstig is. De rechtbank leidt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting af dat bij de aanhouding van verdachte een contant geldbedrag van 1095,- is aangetroffen en in beslag genomen. Een geldbedrag van deze grootte acht de rechtbank op zichzelf niet zodanig dat daaruit een vermoeden van witwassen ontstaat. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het witwassen van voornoemd geldbedrag.
Bewezenverklaring feiten 1, 2 en 3
Op grond van het dossier en het ter terechtzitting verhandelde komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van medeplegen van zowel witwassen als heling. Gelet echter op de omstandigheden waaronder deze gedragingen hebben plaatsgevonden en de nauwe verwevenheid daarvan, acht de rechtbank de feiten aan te merken als een eendaadse samenloop in de zin van artikel 55 Sr. Als gevolg hiervan komen de bewijsmiddelen waarop de rechtbank haar oordeel baseert voor beide bewezen verklaarde feiten in hoge mate overeen en hebben grotendeels betrekking op dezelfde feiten en omstandigheden.
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in de voetnoten vermelde bewijsmiddelen,3 het volgende.
Witwassen
Voor een bewezenverklaring van witwassen is vereist dat vast komt te staan dat de voorwerpen waarop de verdenking van witwassen betrekking heeft middellijk of onmiddellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte dat wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden. Aan verdachte is het medeplegen van het witwassen van zes voertuigen ten laste gelegd. De rechtbank zal allereerst ingaan op de vraag of de voertuigen op de ten laste legging van enig misdrijf afkomstig waren.
Uit misdrijf afkomstig
De rechtbank leidt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting af dat op 26 februari 2025 vijf voertuigen werden aangetroffen in een loods in Nieuwe Pekela. Uit onderzoek bleek dat deze vijf voertuigen gestolen dan wel verduisterd waren.4 De politie kon echter niet vaststellen of het voor de loods geparkeerde voertuig, een Volvo XC60, ook afkomstig was van een misdrijf.5 Wel bleek dat de Volvo geen tenaamstelling had en dat de op het voertuig gevoerde Belgische kentekenplaten vals waren. Nader onderzoek naar de Volvo XC60 toonde aan dat er meerdere voorwerpen in het voertuig werden aangetroffen die doorgaans worden gebruikt bij voertuigdiefstal.6 Daarnaast werd het voertuig gevonden in nabijheid van een loods waar zich andere gestolen of verduisterde voertuigen bevonden.7
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis/420quater, eerste lid, onder a Sr opgenomen bestanddeel afkomstig uit enig misdrijf, niet is
vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf. Dat een voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf kan, als op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht, als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
De rechtbank acht op grond van de hierboven uiteengezette feiten en omstandigheden het vermoeden gerechtvaardigd dat de Volvo XC60 uit enig misdrijf afkomstig is. Gelet daarop mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Verdachte heeft aangevoerd dat hij de Volvo enkele weken voor zijn aanhouding heeft gekocht voor een bedrag van 7.000,-, welk bedrag hij naar eigen zeggen via zijn bankrekening heeft overgemaakt.8 Ter onderbouwing heeft de verdediging meerderebankafschriften overgelegd waarop een datum en de omschrijving Volvo XC zijn vermeld.9 Naar het oordeel van de rechtbank is deze toelichting echter onvoldoende concreet en verifieerbaar. Verdachte heeft geen koopovereenkomst, factuur of verkoopadvertentie overgelegd, noch gegevens verstrekt over de identiteit van de verkoper of de omstandigheden waaronder de aankoop zou hebben plaatsgevonden. Het aldus door de verdachte geboden tegenwicht tegen de verdenking van witwassen geeft onvoldoende aanleiding tot een nader onderzoek door het openbaar ministerie. Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat het ten laste gelegde voorwerp onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.
Wetenschap
De rechtbank is voorts van oordeel dat het, gelet op de omstandigheden, niet anders kan zijn dan dat verdachte en zijn medeverdachten wisten dat hun handelingen betrekking hadden op voorwerpen die van misdrijf afkomstig waren. Dit vindt steun in de op dit punt bekennende verklaring van verdachte10 en in de bij hen aangetroffen grote hoeveelheid valse kentekenplaten, vervalste voertuigidentificatienummers (VIN-nummers), voertuigen met ingeslagen chassisnummers die gestolen of niet (meer) traceerbaar bleken, printplaten en specialistisch gereedschap, alsmede jammers.11 De rechtbank is van oordeel dat de handelingen van verdachte en zijn medeverdachten erop waren gericht het zicht te ontnemen op de criminele herkomst van de voertuigen en op de werkelijke rechthebbenden daarvan. Deze handelingen waren ook geschikt om dat doel te bereiken.
De voertuigen konden immers enkel na uitgebreid onderzoek onder meer aan de hand van voertuigidentificatienummers worden herleid tot de oorspronkelijke voertuigen.12 De voertuigen waren veelal voorzien van valse kentekenplaten en valselijk aangebrachte of verwijderde VIN-nummers, waardoor zij zonder nader technisch onderzoek niet meer aan de oorspronkelijke rechtmatige eigenaar konden worden gekoppeld.
Gelet op deze feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang, oordeelt de rechtbank dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte opzet had op het witwassen van de voertuigen, evenals op de samenwerking met zijn mededaders. Van aanwijzingen voor het tegendeel is niet gebleken, hoewel verdachte herhaaldelijk is gevraagd welke legale werkzaamheden hij bij de loods zou hebben verricht. Een concreet antwoord daarop is telkens uitgebleven.13 De rechtbank zal hierna toelichten waarom zij van medeplegen uitgaat.
Medeplegen
Voorop staat dat slechts sprake is van medeplegen wanneer bij het plegen van het strafbare feit sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en één of meer anderen, gericht op de totstandkoming van dat feit. Ook indien de samenwerking zich niet kenmerkt door gezamenlijke uitvoering tijdens het delict, kan sprake zijn van medeplegen, mits de door verdachte geleverde bijdrage van voldoende gewicht is.14
Uit het procesdossier volgt dat verdachte op 26 februari 2025, samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , is aangetroffen in een loods te Nieuwe Pekela. Alle verdachten droegen op dat moment werkkleding en werk- dan wel latexhandschoen.15In de loods trof de politie meerdere gestolen of verduisterde voertuigen, valse kentekenplaten, vervalste chassisnummers, gesoldeerde printplaten, specialistisch gereedschap, poets- en veilapparatuur en jerrycans met brandstof aan. De wanden van de loods waren afgeplakt met zeil en er lagen doeken waarmee de voertuigen konden worden afgedekt.16 De rechtbank leidt uit deze inrichting en de aard van de aangetroffen goederen af dat in de loods sprake was van een professioneel opererende organisatie die zich bezighield met het omkatten van gestolen voertuigen. Op moment van betrapping op heterdaad soldeerde medeverdachte [medeverdachte 1] printplaten, monteerde medeverdachte [medeverdachte 2] valse kentekens op de Volkswagen Touareg, en was verdachte bezig in de deur van de Volkswagen GTX.17 Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij in de loods aanwezig was om fouten uit de elektronica van de voertuigen te halen en dat hij daadwerkelijk werkzaamheden aan de voertuigen heeft verricht.18
Ook uit het onderzoek naar de telefoon van verdachte blijkt van betrokkenheid bij het omkatten.19 Daaruit blijkt dat op de blauwe Samsung Fold van verdachte, aangetroffen in de Volvo CX60, op 21 februari 2025 fotos van Duitse kentekenplaten via een Threema-account zijn doorgestuurd.20 Twee van deze kentekenplaten zijn enkele dagen later, op 26 februari 2025, aangetroffen in de loods in Nieuwe Pekela.21 In datzelfde Threema-gesprek is op 19 februari 2025 een uitvoerdocument van een Mercedes-Benz G63 AMG met het VIN-nummer [nummer] verstuurd.22 In de loods is vervolgens een Mercedes G63 Brabus aangetroffen met een vals aangebracht chassisnummer dat overeenkomt met dat VIN-nummer.23 Verder stond op deze telefoon een foto, gemaakt op 11 februari 2025, van een ander VIN-nummer dat later is teruggevonden op vervalste chassisstickers op de zwarte VW GTX waarin verdachte op moment van betrapping op heterdaad bezig was.24
De rechtbank weegt bij de beoordeling of sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachten tevens het volgende mee. In de Volvo XC60, waarvan verdachte aangeeft eigenaar te zijn, is een zwarte EHBO-koffer aangetroffen. In deze koffer bevonden zich onder andere OBD-stekkers en valse autosleutels. Opmerkelijk is dat medeverdachte [medeverdachte 1] reeds eerder op 28 januari 2025 is aangehouden.25 Na zijn aanhouding werd zijn verblijfplaats op een vakantiepark doorzocht, aldaar werd door verbalisanten eveneens een zwarte EHBO-koffer aangetroffen. Daarin zaten valse autosleutels en ook een valse identiteitskaart.26 Op 26 februari 2025 onderzocht diezelfde verbalisant de Volvo XC60, geparkeerd voor de loods in Nieuwe Pekela. De verbalisant constateerde dat de zwarte EHBO-koffer die werd aangetroffen op 26 februari dezelfde was als de koffer die een maand eerder in de chalet van [medeverdachte 1] was gevonden. Ook in deze koffer werden valse autosleutels aangetroffen. Bovendien bleek de foto op de valse identiteitskaart identiek te zijn aan de foto op het paspoort en rijbewijs van medeverdachte [medeverdachte 2] ,27 die op 26 februari 2025 werd aangehouden.
De rechtbank leidt uit de feiten en omstandigheden die blijken uit bovenstaande bewijsmiddelen af dat sprake is geweest van nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten.
Deze samenwerking was gericht op het verhullen van de herkomst van gestolen voertuigen. De gedragingen van de verdachten waren op elkaar afgestemd, met een rolverdeling waarbij ieder een essentieel onderdeel van het omkat- en witwasproces voor zijn rekening nam. Daarnaast blijkt het onderzoek naar de telefoon van verdachte dat hij ook buiten de loods een rol vervulde bij de voorbereiding van dit proces, door het aanleveren van kentekeninformatie en VIN-nummers die later direct konden worden teruggevoerd naar de in de loods aangetroffen voertuigen. Daarmee heeft verdachte een bijdrage geleverd die zowel materieel als intellectueel van voldoende gewicht is om het medeplegen te dragen. Het enkele feit dat niet kan worden vastgesteld welke verdachte aan welke voertuig werkzaamheden heeft verricht, doet hieraan niet af. Zoals volgt uit vaste rechtspraak kan ook degene die niet zelf de uitvoeringshandeling verricht, maar wel een wezenlijke bijdrage levert aan de totstandkoming van het delict, als medepleger worden aangemerkt. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsman.
Alles afwegend acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte en zijn medeverdachten tezamen en in vereniging met anderen zich hebben schuldig gemaakt aan het witwassen van gestolen dan wel verduisterde voertuigen.
Medeplegen heling
De rechtbank overweegt omtrent het ten laste gelegde medeplegen van heling - vrijwel conform het reeds overwogene ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde - het volgende.
De rechtbank heeft reeds vastgesteld dat de voertuigen die op de tenlastelegging staan vermeld afkomstig zijn uit enig misdrijf. Voorts stelt de rechtbank vast dat verdachte alle op de tenlastelegging staande voertuigen voorhanden heeft gehad. Dit volgt uit zijn eigen verklaring,28 zijn aanwezigheid in de loods in nabijheid van de van misdrijf afkomstige voertuigen terwijl hij werkzaamheden verrichte aan één van die voertuigen,29 zijn gebruik van de Volvo CX60, het onderzoek naar zijn telefoon en de camerabeelden bij de loods.30 Gelet hierop, en in aansluiting op de eerdere bewezenverklaring van witwassen, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van medeplegen van heling.
Voorhanden hebben netwerkjammer
Art. 350d, onder a, Sr. verbiedt - voor zover hier van belang - het met dat oogmerk voorhanden hebben van een technisch hulpmiddel dat hoofdzakelijk geschikt of ontworpen is voor het verstoren van telecommunicatiesignalen. De term hoofdzakelijk houdt in dat het bezit ervan zelfs strafbaar is indien dat hulpmiddel ook een legitiem doel kan dienen, maar dat legitieme doel ondergeschikt is aan het strafbare doel.31 De rechtbank acht op basis van de bewijsmiddelen, in hun onderlinge samenhang, feit 3 primair wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. De rechtbank is van oordeel dat de door de raadsman bepleite vrijspraak wordt weersproken door deze bewijsmiddelen en bewijsvoering.
De rechtbank stelt vast dat op 26 februari 2025 in de auto van verdachte twee jammers zijn aangetroffen.32 Dit voertuig stond geparkeerd voor de loods waar de verdachten op heterdaad werden betrapt bij het omkatten van gestolen voertuigen en de jammers werden aangetroffen in een voertuig waarin tevens andere spullen, zoals een EHBO-koffer, van de medeverdachten werden vervoerd. Uit het onderzoek van een inspecteur van de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur volgt dat deze uitrustingen bestemd zijn voor het uitzenden van radiosignalen met een grote bandbreedte en zijn ontworpen om doelgericht frequenties te verstoren die door andere toepassingen waaronder GPS- trackers worden gebruikt.33 Daarmee betreffen het een technische hulpmiddelen die hoofdzakelijk geschikt zijn voor het opzettelijk verstoren van telecommunicatie. Het is voorts een feit van algemene bekendheid dat dergelijke jammers in het criminele circuit worden ingezet om de opsporing te frustreren en de ontdekking van misdrijven te voorkomen. Gelet op de overige vastgestelde feiten, waaruit blijkt dat verdachte en zijn mededaders zich bezighielden met het witwassen van gestolen voertuigen, acht de rechtbank het uitgesloten dat de jammer voor enig legitiem doel werd gebruikt. De rechtbank concludeert dat verdachte de jammer derhalve tezamen en in vereniging voorhanden heeft gehad met het oogmerk om misdrijven te plegen in de zin van artikel 350c Sr.