3.4Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak witwassen van een geldbedrag (parketnummer 18.063088.25)
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat het onder verdachte aangetroffen geldbedrag van enig misdrijf afkomstig. De rechtbank leidt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting af dat bij de aanhouding van verdachte een contant geldbedrag van 410,- is aangetroffen en in beslag genomen. Een geldbedrag van deze grootte acht de rechtbank op zichzelf niet zodanig dat daaruit een vermoeden van witwassen ontstaat. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het witwassen van voornoemd geldbedrag.
Bewezenverklaring feiten 1 en 2 (parketnummer 18.063088.25)
Op grond van het dossier en het ter terechtzitting verhandelde komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van medeplegen van zowel witwassen als heling. Gelet op de omstandigheden waaronder deze gedragingen hebben plaatsgevonden en de nauwe verwevenheid daarvan, acht de rechtbank de feiten aan te merken als een eendaadse samenloop in de zin van artikel 55 Sr. Als gevolg hiervan komen de bewijsmiddelen waarop de rechtbank haar oordeel baseert voor beide bewezen verklaarde feiten in hoge mate overeen en hebben grotendeels betrekking op dezelfde feiten en omstandigheden.
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in de voetnoten vermelde bewijsmiddelen,3 het volgende.
Witwassen
Voor een bewezenverklaring van witwassen is vereist dat vast komt te staan dat de voorwerpen waarop de verdenking van witwassen betrekking heeft middellijk of onmiddellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte dat wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden. Aan verdachte is het medeplegen van het witwassen van zes voertuigen ten laste gelegd. De rechtbank stelt aan de hand van het strafdossier vast dat al deze voertuigen als afkomstig van enig misdrijf kunnen worden aangemerkt.4
Wetenschap
De rechtbank is voorts van oordeel dat het, gelet op de omstandigheden, niet anders kan zijn dan dat verdachte en zijn medeverdachten wisten dat hun handelingen betrekking hadden op voorwerpen die van misdrijf afkomstig waren. Dit vindt steun in de verklaring van verdachte5 en in de bij verdachten aangetroffen grote hoeveelheid valse kentekenplaten, vervalste voertuigidentificatienummers (VIN- nummers), voertuigen met ingeslagen chassisnummers die gestolen of niet (meer) traceerbaar bleken, printplaten en specialistisch gereedschap, alsmede jammers.6
De rechtbank is verder van oordeel dat de handelingen van verdachte en zijn medeverdachten erop waren gericht het zicht te ontnemen op de criminele herkomst van de voertuigen en op de werkelijke rechthebbenden daarvan. Deze handelingen waren ook geschikt om dat doel te bereiken. De voertuigen en onderdelen konden immers enkel na uitgebreid onderzoek onder meer aan de hand van voertuigidentificatienummers worden herleid tot de oorspronkelijke voertuigen.7 De voertuigen waren veelal voorzien van valse kentekenplaten of valselijk aangebrachte of verwijderde chassis/VIN- nummers, waardoor zij zonder nader technisch onderzoek niet meer aan de oorspronkelijke rechtmatige eigenaar konden worden gekoppeld.
Gelet op deze feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang, oordeelt de rechtbank dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte opzet had op het witwassen van de voertuigen, evenals op de samenwerking met zijn mededaders. Van aanwijzingen voor het tegendeel is niet gebleken, hoewel verdachte herhaaldelijk is gevraagd welke legale werkzaamheden hij in de loods zou hebben verricht. Een concreet antwoord daarop is telkens uitgebleven.8 De rechtbank zal hierna toelichten waarom zij van medeplegen uitgaat.
Medeplegen
Voorop staat dat slechts sprake is van medeplegen wanneer bij het plegen van het strafbare feit sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en één of meer anderen, gericht op de totstandkoming van dat feit. Ook indien de samenwerking zich niet kenmerkt door gezamenlijke uitvoering tijdens het delict, kan sprake zijn van medeplegen, mits de door verdachte geleverde bijdrage van voldoende gewicht is.9
Uit het procesdossier en het onderzoek ter terechtzitting volgt dat verdachte op 26 februari 2025, samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , is aangetroffen in een loods te Nieuwe Pekela. Alle verdachten droegen op dat moment werkkleding en werk- dan wel latexhandschoen.10 In de loods trof de politie meerdere gestolen of verduisterde voertuigen, valse kentekenplaten, vervalste chassisnummers, gesoldeerde printplaten, specialistisch gereedschap, poets- en veilapparatuur en jerrycans met brandstof aan. De wanden van de loods waren afgeplakt
met zeil en er lagen doeken waarmee de voertuigen konden worden afgedekt.11 De rechtbank leidt uit deze inrichting en de aard van de aangetroffen goederen af dat in de loods sprake was van een professioneel opererende organisatie die zich bezighield met het omkatten en witwassen van gestolen voertuigen.
Op moment van betrapping op heterdaad soldeerde verdachte [verdachte] printplaten, monteerde medeverdachte [medeverdachte 2] valse kentekens op de Volkswagen Touareg, en was medeverdachte [medeverdachte 1] bezig in de deur van de Volkswagen GTX.12 Verdachte heeft zich bij de politie telkens op zijn zwijgrecht beroepen, maar ter terechtzitting heeft hij verklaard dat hij de opdracht had gekregen om in de loods een printplaat te solderen, volgens een voorbeeld op een foto.13 Verdachte heeft ter terechtzitting tevens verklaard dat hij in de garage aanwezig was om zwart werk te doen bij de autos. Naast de betrapping op heterdaad, blijkt ook uit het forensisch onderzoek dat verdachte betrokken was bij de ten laste gelegde feiten. Forensisch onderzoekers hebben het stuur en bedieningsscherm van de in de loods aanwezige grijze Range Rover met kenteken [kenteken] onderzocht op de aanwezigheid van biologische sporen.14 De resultaten van dit onderzoek toonden aan dat het DNA van verdachte werd aangetroffen op het bemonsterde beeldscherm, met een frequentie van voorkomen kleiner dan één op één miljard.15 Dit wijst op een zeer hoge mate van zekerheid dat het DNA op het beeldscherm daadwerkelijk van verdachte afkomstig is. De rechtbank concludeert dan ook dat het DNA op het beeldscherm van de Range Rover van verdachte is. De auto waarop het DNA van verdachte werd aangetroffen, betrof een Range Rover die op 24 februari 2025 werd gestolen.16 Dezelfde Range Rover die op 26 februari 2025 door medeverdachte [medeverdachte 2] van de parkeerplaats van een hotel in Drachten naar de loods in Nieuwe Pekela werd gereden.17
De rechtbank weegt tevens mee dat er een duidelijk verband bestaat tussen verdachte en diens medeverdachten. Dat blijk uit het volgende. Verdachte werd op een eerder moment, op 28 januari 2025, aangehouden terwijl hij in een spookvoertuig reed.18 Na zijn aanhouding hebben verbalisanten de chalet waar hij verbleef doorzocht. In de chalet werd een zwarte EHBO-koffer gevonden, waarin verschillende valse sleutels en een valse identiteitskaart zaten.19 Op 26 februari 2025 onderzocht dezelfde verbalisant de Volvo XC60 die geparkeerd stond voor de loods in Nieuwe Pekela. Deze Volvo behoorde toe aan medeverdachte [medeverdachte 1] . In deze Volvo werd opnieuw een zwarte EHBO- koffer aangetroffen, volgens verbalisant betrof dit dezelfde koffer die een maand eerder in de chalet werd gevonden.20 In de koffer zaten wederom valse autosleutels. Verbalisant stelde vast dat de foto op de valse identiteitskaart, die op 28 januari 2025 in de chalet werd aangetroffen, identiek was aan de foto op het paspoort en rijbewijs van medeverdachte [medeverdachte 2] op het moment van
aanhouding op 26 februari 2025.
De rechtbank leidt uit feiten en omstandigheden die blijken uit bovenstaande bewijsmiddelen af dat sprake is geweest van nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten, gericht op het verhullen van de herkomst van gestolen voertuigen. De verdachten zijn gezamenlijk op heterdaad betrapt in een loods terwijl zij daar werkzaamheden hebben verricht. De gedragingen van de verdachten waren op elkaar afgestemd, met een rolverdeling waarbij ieder een essentieel onderdeel van het omkat- en witwasproces voor zijn rekening nam. Verdachte was actief betrokken bij het solderen van printplaten, een essentiële handeling in het manipuleren van de voertuigen, terwijl de medeverdachten zich bezig hielden met andere aspecten van het proces, zoals het aanbrengen van valse kentekenplaten. Daarmee heeft verdachte een bijdrage geleverd die zowel materieel als intellectueel van voldoende gewicht is om het medeplegen te dragen. Het enkele feit dat niet kan worden vastgesteld welke verdachte aan welke voertuig werkzaamheden heeft verricht, doet hieraan niet af. Zoals volgt uit vaste rechtspraak kan ook degene die niet zelf de uitvoeringshandeling verricht, maar wel een wezenlijke bijdrage levert aan het ten laste gelegde, als medepleger worden aangemerkt. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsman.
Alles afwegend acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte en zijn medeverdachten tezamen en in vereniging met anderen zich hebben schuldig gemaakt aan het witwassen van gestolen dan wel verduisterde voertuigen.
Medeplegen heling
Het rechtbank overweegt hieromtrent - vrijwel conform het reeds overwogene ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde - het volgende.
De rechtbank heeft reeds vastgesteld dat de voertuigen die op de tenlastelegging staan vermeld afkomstig zijn uit enig misdrijf. Voorts stelt de rechtbank vast dat verdachte alle op de tenlastelegging staande voertuigen voorhanden heeft gehad. Dit volgt uit zijn eigen verklaring,21 zijn aanwezigheid in de loods in nabijheid van de van misdrijf afkomstige voertuigen terwijl hij werkzaamheden verrichte aan een printplaat,22 en het aantreffen van het DNA van verdachte in één van de voertuigen.23 Uit deze omstandigheden blijkt dat verdachte zich bewust was van de criminele herkomst van de voertuigen en actief heeft deelgenomen aan het proces waarbij deze herkomst werd verhuld. Gelet hierop, en in aansluiting op de eerdere bewezenverklaring van witwassen, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van medeplegen van heling.
Bewezenverklaring feit 1 (parketnummer 18.1441687.25 )
Art. 350d, onder a, Sr. verbiedt - voor zover hier van belang - het met dat oogmerk voorhanden hebben van een technisch hulpmiddel dat hoofdzakelijk geschikt of ontworpen is voor het verstoren van telecommunicatiesignalen. De term "hoofdzakelijk" houdt in dat het bezit ervan zelfs strafbaar is indien dat hulpmiddel ook een legitiem doel kan dienen, maar dat legitieme doel ondergeschikt is aan het strafbare doel.24 De rechtbank acht op basis van de bewijsmiddelen, in hun onderlinge samenhang, feit 1 primair wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. De rechtbank is van oordeel dat de door de raadsman bepleite vrijspraak wordt weersproken door deze bewijsmiddelen en bewijsvoering.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat op 26 februari 2025 in de auto van verdachte een jammer is aangetroffen.25 Uit het onderzoek van een inspecteur van de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur volgt dat deze uitrusting bestemd is voor het uitzenden van radiosignalen met een grote bandbreedte en is ontworpen om doelgericht frequenties te verstoren die door andere toepassingen waaronder GPS-trackers worden gebruikt.26 Daarmee betreft het een technisch hulpmiddel dat hoofdzakelijk geschikt is voor het opzettelijk verstoren van telecommunicatie. Het is voorts een feit van algemene bekendheid dat dergelijke jammers in het criminele circuit worden ingezet om de opsporing te frustreren en de ontdekking van misdrijven te voorkomen. Gelet op de overige vastgestelde feiten, waaruit blijkt dat verdachte en zijn mededaders zich bezighielden met het witwassen van gestolen voertuigen, acht de rechtbank het uitgesloten dat de jammer voor enig
legitiem doel werd gebruikt. De jammer is derhalve voorhanden gehad met het oogmerk om misdrijven te plegen in de zin van artikel 350c Sr.