Vrijspraak heling loods in Drachten
De rechtbank acht feit 3 niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte van dit feit zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende. De officier van justitie concludeert op basis van het verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] dat verdachte de opdrachtgever is geweest van de criminele activiteiten die hebben plaatsgevonden in de loods in Drachten. De officier heeft daaraan ten grondslag gelegd dat bij de aanhouding van medeverdachte [medeverdachte 1] een kopie van een identiteitskaart in beslag werd genomen. [medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat de persoon op die kopie kan worden aangemerkt als de opdrachtgever. De rechtbank stelt vast dat deze kopie, dat een ander document betreft dan de identiteitskaart die bij de aanhouding van verdachte onder hem in beslag is genomen, geen deel uit maakt van het strafdossier, waardoor de rechtbank niet in staat is om vast te stellen hoe de man op het kopie eruitziet.
Tijdens zijn verhoor heeft [medeverdachte 1] eveneens verklaard dat hij verdachte voor 80% herkent als zijnde de man op de kopie van de identiteitskaart. [medeverdachte 1] heeft hierbij steeds benadrukt dat de man op de foto weliswaar op verdachte lijkt, maar dat hij niet met zekerheid kan zeggen of het daadwerkelijk verdachte is. De rechtbank stelt vast dat deze verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] een vage en onzekere herkenning betreft, die onvoldoende basis biedt voor de conclusie dat de man op de kopie van de identiteitskaart daadwerkelijk verdachte is. Het strafdossier bevat geen andere bewijsmiddelen die de betrokkenheid van verdachte bij de criminele activiteiten in de loods kunnen ondersteunen. De rechtbank zal, nu het ontbreekt aan wettig bewijs, verdachte daarom van dit feit vrijspreken.
3.4.3Bewezenverklaring feiten 1, 2 en 4
Op grond van het dossier en het ter terechtzitting verhandelde komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van medeplegen van zowel witwassen als heling. Gelet op de omstandigheden waaronder deze gedragingen hebben plaatsgevonden en de nauwe verwevenheid daarvan, acht de rechtbank de feiten aan te merken als een eendaadse samenloop in de zin van artikel 55 Sr. Als gevolg hiervan komen de bewijsmiddelen waarop de rechtbank haar oordeel baseert voor beide bewezen verklaarde feiten in hoge mate overeen en hebben grotendeels betrekking op dezelfde feiten en omstandigheden.
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in de voetnoten vermelde bewijsmiddelen,3 het volgende.
Witwassen
Voor een bewezenverklaring van witwassen is vereist dat vast komt te staan dat de voorwerpen waarop de verdenking van witwassen betrekking heeft middellijk of onmiddellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte dat wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden. Aan verdachte is het medeplegen van het witwassen van zes voertuigen ten laste gelegd. De rechtbank stelt aan de hand van het strafdossier vast dat al deze voertuigen als afkomstig van enig misdrijf kunnen worden aangemerkt.4
Wetenschap
De rechtbank is voorts van oordeel dat het, gelet op de feiten en omstandigheden, niet anders kan zijn dan dat verdachte en zijn medeverdachten wisten dat hun handelingen betrekking hadden op voorwerpen die van misdrijf afkomstig waren. Dit vindt steun in de aanwezigheid van
verdachte in de loods en in de bij verdachten aangetroffen grote hoeveelheid valse kentekenplaten, vervalste voertuigidentificatienummers (VIN-nummers), voertuigen met ingeslagen chassisnummers die gestolen of niet (meer) traceerbaar bleken, printplaten en specialistisch gereedschap, alsmede jammers.5 Verbalisanten hebben verder waargenomen dat verdachte op het moment van de heterdaad betrapping valse kentekenplaten monteerde op een Volkswagen Touareg.6 Deze handelingen zijn kenmerkend voor het omkatten van voertuigen. De verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd, namelijk dat hij enkel auto's afleverde,7 wordt gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden door de rechtbank als ongeloofwaardig beschouwd.
De rechtbank is verder van oordeel dat de handelingen van verdachte en zijn medeverdachten erop waren gericht het zicht te ontnemen op de criminele herkomst van de voertuigen en op de werkelijke rechthebbenden daarvan. Deze handelingen waren ook geschikt om dat doel te bereiken. De voertuigen konden immers enkel na uitgebreid onderzoek onder meer aan de hand van voertuigidentificatienummers worden herleid tot de oorspronkelijke voertuigen.8 De voertuigen waren veelal voorzien van valse kentekenplaten of valselijk aangebrachte of verwijderde chassis/VIN-nummers, waardoor zij zonder nader technisch onderzoek niet meer aan de oorspronkelijke rechtmatige eigenaar konden worden gekoppeld.
Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang, oordeelt de rechtbank dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte opzet had op het witwassen van de voertuigen, evenals op de samenwerking met zijn mededaders. Van aanwijzingen voor het tegendeel is niet gebleken, hoewel verdachte herhaaldelijk is gevraagd welke legale werkzaamheden hij daar zou hebben verricht. Een concreet antwoord daarop is telkens uitgebleven.9 De rechtbank zal hierna toelichten waarom zij van medeplegen uitgaat.
Medeplegen
Voorop staat dat slechts sprake is van medeplegen wanneer bij het plegen van het strafbare feit sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en één of meer anderen, gericht op de totstandkoming van dat feit. Ook indien de samenwerking zich niet kenmerkt door gezamenlijke uitvoering tijdens het delict, kan sprake zijn van medeplegen, mits de door verdachte geleverde bijdrage van voldoende gewicht is.10
Uit het procesdossier en het onderzoek ter terechtzitting volgt dat verdachte op 26 februari 2025, samen met medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , is aangetroffen in een loods te Nieuwe Pekela. Alle verdachten droegen op dat moment werkkleding en werk- dan wel latexhandschoenen.11 In de loods trof de politie meerdere gestolen of verduisterde voertuigen, valse kentekenplaten, vervalste chassisnummers, gesoldeerde printplaten, specialistisch gereedschap, poets- en veilapparatuur en jerrycans met brandstof aan. De wanden van de loods waren afgeplakt met zeil en er lagen doeken waarmee de voertuigen konden worden afgedekt.12 De rechtbank leidt uit deze inrichting en de aard van de aangetroffen goederen af dat in de loods sprake was van een professioneel opererende organisatie die zich bezighield met het omkatten van gestolen voertuigen.
Op moment van betrapping op heterdaad monteerde verdachte [verdachte] valse kentekens op de Volkswagen Touareg, soldeerde medeverdachte [medeverdachte 3] printplaten, en was medeverdachte [medeverdachte 2] bezig in de deur van de Volkswagen GTX.13 Verdachte heeft zich bij de politie herhaaldelijk op zijn zwijgrecht beroepen, maar verklaarde ter terechtzitting dat hij de opdracht had gekregen om auto's naar de loods te brengen. Hij kreeg hiervoor een vergoeding en ging daarna weer weg. 14 Deze verklaring wordt door de rechtbank echter niet geloofwaardig geacht, nu door verbalisanten is waargenomen dat verdachte ter plaatse werkzaamheden aan een voertuig verrichtte.
Zowel uit het voorgaande als uit hetgeen overigens uit het procesdossier en bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen, blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte
actief betrokken was bij de activiteiten die in de loods in Nieuwe Pekela plaatsvonden. Op basis van camerabeelden is vastgesteld dat verdachte op 25 februari 2025 omstreeks 15:37 uur een Volkswagen Touareg naar de loods reed, gevolgd door een Mercedes AMG om 18:54 uur.15 Beide voertuigen, die de volgende dag in de loods werden aangetroffen, bleken van misdrijf afkomstig te zijn. Verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd de Mercedes AMG naar de loods te hebben gereden. Daarnaast herkende de verbalisant de kleding van de bestuurder van de Volkswagen Touareg op de camerabeelden als identiek aan die van verdachte [verdachte] bij zijn aanhouding. Voorts heeft verdachte tijdens de zitting bekend dat hij op 26 februari 2025 ook de Range Rover met kenteken [kenteken 2] naar de loods heeft gereden.16 Deze auto was afkomstig van diefstal, en in de auto werd DNA van medeverdachte [medeverdachte 3] aangetroffen.17
De rechtbank weegt tevens mee dat er een duidelijk verband bestaat tussen verdachte en diens medeverdachten. Dat blijk uit het volgende. Verdachte [medeverdachte 3] werd op 28 januari 2025 aangehouden terwijl hij in een spookvoertuig reed.18 Na zijn aanhouding hebben verbalisanten de chalet waar hij verbleef doorzocht. In de chalet werd een zwarte EHBO-koffer gevonden, waarin verschillende valse sleutels en een valse identiteitskaart zaten.19 Op 26 februari 2025 onderzocht dezelfde verbalisant de Volvo XC60 die geparkeerd stond voor de loods in Nieuwe Pekela. Deze Volvo behoorde toe aan medeverdachte [medeverdachte 2] . In deze Volvo werd opnieuw een zwarte EHBO-koffer aangetroffen, volgens verbalisant betrof dit dezelfde koffer die een maand eerder in de chalet werd gevonden.20 In de koffer zaten wederom valse autosleutels. Verbalisant stelde vast dat de foto op de valse identiteitskaart, die op 28 januari 2025 in de chalet werd aangetroffen, identiek was aan de foto op het paspoort en rijbewijs van verdachte [verdachte] op het moment van aanhouding op 26 februari 2025.
De rechtbank concludeert dat verdachten gezamenlijk zijn betrapt op in een loods terwijl zij daar werkzaamheden verrichtten aan van misdrijf afkomstige voertuigen, gericht op het verhullen van de herkomst van die voertuigen. De gedragingen van de verdachten waren op elkaar afgestemd, met een rolverdeling waarbij ieder een essentieel onderdeel van het omkatten voor zijn rekening nam. Verder was verdachte, zo heeft hij zelf verklaard, verantwoordelijk voor het aanleveren van de autos bij de loods. Gelet op die feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte een bijdrage heeft geleverd die zowel materieel als intellectueel van voldoende gewicht is om het medeplegen te dragen. Het enkele feit dat niet kan worden vastgesteld welke verdachte aan welke voertuig werkzaamheden heeft verricht, doet hieraan niet af. Zoals volgt uit vaste rechtspraak kan ook degene die niet zelf de uitvoeringshandeling verricht, maar wel een wezenlijke bijdrage levert aan het ten laste gelegde, als medepleger worden aangemerkt. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsman.
Alles afwegend acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte en zijn medeverdachten tezamen en in vereniging met anderen zich hebben schuldig gemaakt aan het witwassen van gestolen dan wel verduisterde voertuigen. De rechtbank zal dit feit kwalificeren als in eendaadse samenloop gepleegd met de onder 1 ten laste gelegde heling.
Medeplegen heling
Het rechtbank overweegt hieromtrent - vrijwel conform het reeds overwogene ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde - het volgende.
De rechtbank heeft reeds vastgesteld dat de voertuigen die op de tenlastelegging staan vermeld afkomstig zijn uit enig misdrijf. Voorts stelt de rechtbank vast dat verdachte alle op de tenlastelegging staande voertuigen voorhanden heeft gehad. Dit blijkt uit zijn aanwezigheid in de loods, waar hij zich bevond in de nabijheid van de van misdrijf afkomstige voertuigen en valse kentekens bevestigde op een verduisterd voertuig,21 alsmede uit het onderzoek naar de camerabeelden van de loods, waaruit blijkt dat de verdachte meerdere voertuigen heeft bestuurd. 22
Gelet hierop, en in aansluiting op de eerdere bewezenverklaring van witwassen, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van medeplegen van heling.
Voorhanden hebben vals identiteitsbewijs
Onder verdachte is bij de aanhouding een identiteitskaart in beslag genomen.23 Deze identiteitskaart is vervolgens onderzocht door een documentdeskundige van de Koninklijke Marechaussee. Deze deskundige kwam tot de conclusie dat het onderzochte document een nabootsing van de originele identiteitskaart van Estland betrof.24 Gelet op het voorgaande en op de bekennende verklaring van verdachte komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van feit 4.