ECLI:NL:RBNNE:2025:4981

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 december 2025
Publicatiedatum
8 december 2025
Zaaknummer
18.171830.23 ontneming
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in het kader van refundfraude bij Amazon

Op 9 december 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, afdeling strafrecht, een uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 18.171830.23, waarin de officier van justitie een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel heeft ingediend. De vordering was gericht op het vaststellen van het bedrag van € 28.392,12, dat als wederrechtelijk verkregen voordeel werd geschat in het kader van een refundfraudezaak bij Amazon. De behandeling vond plaats op 10 november 2025, waar de officier van justitie zijn vordering heeft aangepast en verzocht om het bedrag vast te stellen op het genoemde bedrag. De raadsman van de veroordeelde, mr. P.Th. van Jaarsveld, heeft aangegeven zich te kunnen vinden in deze aanpassing.

De rechtbank heeft de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op een proces-verbaal van aangifte van 5 februari 2024, waarin de verklaring van een vertegenwoordiger van Amazon is opgenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van het gepleegde strafbare feit, en heeft daarom een betalingsverplichting opgelegd van € 28.392,12 aan de staat. Tevens is de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd vastgesteld op 567 dagen. Deze uitspraak is gedaan door een meervoudige strafkamer, bestaande uit de voorzitter mr. T.M.L. Wolters en de rechters mr. H.H. Kielman en mr. L.W. Janssen, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 9 december 2025.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.171830.23
beslissing van de meervoudige strafkamer, Noordelijke Fraudekamer, d.d. 9 december 2025 op een vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
in de zaak tegen

[veroordeelde]

veroordeelde,
geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Procesverloop
De officier van justitie heeft d.d. 8 oktober 2025 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vast zal stellen waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, wordt geschat en dat de rechtbank aan voornoemde veroordeelde de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag van 141.034,- ter ontneming van het uit het in de zaak met parketnummer 18.171830.23 voortvloeiende, wederrechtelijk verkregen voordeel.
De behandeling heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 10 november 2025. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie zijn vordering aangepast en de rechtbank verzocht het wederrechtelijk verkregen voordeel en de terugbetalingsverplichting vast te stellen op 28.392,12. De raadsman van veroordeelde, mr. P.Th. van Jaarsveld, heeft aangegeven zich hierin te kunnen vinden.

Bewijsmiddelen

De rechtbank baseert de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel op het volgende bewijsmiddel:
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 5 februari 2024, opgenomen op pagina 360 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland 01 Ceder/ NNRAA23005 d.d. 6 maart 2024, inhoudend de verklaring van [aangever] namens Amazon.

Beoordeling

De rechtbank heeft veroordeelde bij vonnis van 9 december 2025 in de zaak met parketnummer 18.171830.23 veroordeeld ter zake flessentrekkerij.
Op grond van de inhoud van bovengenoemd wettig bewijsmiddel is komen vast te staan dat veroordeelde voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van dit door hem gepleegde strafbare feit. Het voordeel bedraagt 28.392,12.
De rechtbank komt aldus tot het oordeel dat de veroordeelde 28.392,12 voordeel heeft genoten en legt aan veroordeelde een betalingsverplichting op tot dat bedrag.

Toepassing van de wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
Stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op 28.392,12.
Legt [veroordeelde] voornoemd de verplichting op tot betaling van een geldbedrag van 28.392,12. (zegge: achtentwintigduizend driehonderd tweeënnegentig euro en twaalf eurocent) aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 567 dagen.
Deze uitspraak is gegeven door mr. T.M.L. Wolters, voorzitter, mr. H.H. Kielman en
mr. L.W. Janssen, rechters, bijgestaan door mr. K.E. van Rhijn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 december 2025.