ECLI:NL:RBOBR:2013:2983
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van onverschuldigd betaalde WW-uitkeringen door het Uwv aan werkgever
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 16 juli 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werkgever en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de terugvordering van onverschuldigd betaalde WW-uitkeringen. De werkgever, eiseres, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uwv waarin een terugvordering van € 91.531,71 werd aangekondigd. Dit bedrag was eerder onterecht aan werknemers van eiseres uitgekeerd wegens onwerkbaar weer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de werkgever geen belanghebbende is bij de herzieningsbesluiten, maar dat zij wel het recht heeft om inhoudelijk te ageren tegen de vaststelling dat zonder rechtsgrond is betaald.
De rechtbank heeft de terugvordering in stand gelaten, omdat de werkgever niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de bedragen onjuist waren. De rechtbank heeft de door de werkgever aangevoerde grieven per werknemer besproken, maar kwam tot de conclusie dat de berekeningen van het Uwv correct waren. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de werkgever niet kan worden benadeeld door eventuele fouten in de berekeningen van het Uwv, aangezien deze fouten in haar voordeel uitvielen.
De rechtbank heeft de uitspraak van het Uwv bevestigd en het beroep van de werkgever ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.