Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De procedure
- het tussenvonnis van 25 september 2013
- het proces-verbaal van comparitie van 10 december 2013.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
4.000,00(2,0 punten × tarief € 2.000,00)
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak heeft eiser, [X], een beroepsfout van zijn advocaat, [Y], ingeroepen na een ernstige aanrijding als voetganger door een auto. De aanrijding vond plaats op 22 december 2006, waarbij [X] ernstig letsel opliep, waaronder een amputatie van zijn rechterbeen. Na het ongeval heeft [X] op advies van zijn advocaat een schikking getroffen met de WAM-verzekeraar van de automobilist, ZLM, waarbij hij 50% van zijn schade vergoed kreeg, wat hij later als een onjuist advies beschouwde. De rechtbank oordeelde dat [Y] niet tekort is geschoten in haar advisering. De rechtbank stelde vast dat er wel degelijk risico bestond dat [X] minder dan 50% van zijn schade vergoed zou krijgen, gezien de omstandigheden van het ongeval en de eigen schuld van [X]. De rechtbank verwees naar relevante jurisprudentie, waaronder de arresten van de Hoge Raad, en concludeerde dat de aansprakelijkheid van ZLM lager dan 50% had kunnen uitkomen. De rechtbank oordeelde dat [Y] voldoende zorgvuldig had gehandeld en dat de vordering van [X] werd afgewezen. Daarnaast werd de vordering van [X] inzake het niet wijzen op de Wmo afgewezen, omdat hij onvoldoende had aangetoond dat hij [Y] om advies had gevraagd over deze mogelijkheid. De proceskosten werden aan [Y] toegewezen.