2.Het projectplan is een projectbesluit als bedoeld in artikel 5:4, eerste lid, van de Waterwet waar de Crisis- en Herstelwet op van toepassing is.
Het projectplan ziet op:
- de aanleg van een nieuwe meanderende Beekloop;
- het (gedeeltelijk) dempen van de bestaande Beekloop;
- het afgraven van de toplaag langs de beek;
- het aanbrengen van stroomdraadverleggers en dood hout in de beek;
- het verwijderen van bodemvallen;
- de aanleg van een zandvang;
- de aanleg van vishellingen;
- de aanleg van een brug;
- de aanleg van een debietmeetpunt;
- aanpassing en aanleg detailontwatering (aanleg, dempen of verwijderen van diverse
watergangen, duikers, stuwtjes, schuiven);
- de aanleg van beluchtingsinstallaties in twee visvijvers;
- de aanleg van poelen.
Als gevolg van de maatregelen in dit project vindt een wijziging plaats van het oppervlaktewaterpeil van de Beekloop, tussen de instroom bij de Nederlandse grens en de uitmonding in de Keersop.
Het beroep van eiseres
SHE 14/1650
3.1Eiseres maakt zich zorgen over de toekomst van de drie visvijvers waar haar leden gebruik van maken. Deze visvijvers zijn direct afhankelijk van de Beekloop voor het behoud van voldoende waterhoogte. Bij een geringe diepte neemt het gevaar van lage zuurstof-concentraties, en daarmee vissterfte, sterk toe. Zij wil dat twee beluchtingsvoorzieningen worden geplaatst op de Burgemeester Lindersvijver en de Burgemeester Schaepmanvijver. Ter zitting heeft zij aangegeven dat ten behoeve van de derde visvijver geen beluchtings-voorziening hoeft te worden geplaatst. Zij vreest ook dat als gevolg van het aanleggen van de vistrap in de Beekloop zelf minder water overblijft voor de visvijvers.
3.2Verweerder geeft aan dat maatregel W11 van het projectplan voorziet in het plaatsen van twee beluchtingsvoorzieningen op de door eiseres genoemde vijvers. Tevens wordt een onderdoorlaat vervangen door een schotbalkstuw met duiker voor de stuurbaarheid tussen beide visvijvers. Desgevraagd heeft verweerder ter zitting aangegeven dat de beluchtingsvoorzieningen worden geplaatst vanwege de maatschappelijke functies die de visvijvers vervullen. Het aanbrengen van de vistrap in de Beekloop zelf heeft volgens verweerder geen negatieve gevolgen voor het peil van de visvijvers. Slechts bij het inzetten van de beleidsregel verdringingsreeks kunnen er negatieve effecten ontstaan.
3.3Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, van de Waterwet is de toepassing van deze wet gericht op:
a. voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste, in samenhang met
b. bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en
c. vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen.
3.4Verweerder heeft beleidsvrijheid bij het vaststellen van een projectplan. Wel dient verweerder alle verschillende bij het projectplan betrokken belangen tegen elkaar af te wegen. De rechter dient zich bij de toetsing van het projectplan aan de hand van de bij haar aangevoerde beroepsgronden te beperken tot de vraag of verweerder in redelijkheid heeft kunnen komen tot het besluit tot vaststelling van het projectplan.
3.5De rechtbank stelt vast dat het projectplan voorziet in de twee, door eiseres voorgestane beluchtingsvoorzieningen. Voorts is de rechtbank van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat het peil in de visvijvers negatief wordt beïnvloed door het aanbrengen van de vistrap in de Beekloop.
Dat het peil in de visvijvers negatief kan worden beïnvloed door het inzetten van de Beleidsregel verdringingsreeks vloeit niet voort uit het projectplan zelf maar uit de Beleidsregel verdringingsreeks. Tegen deze beleidsregel kan geen beroep worden ingesteld en de beleidsregel verdringingsreeks is geen onderwerp van geschil in deze procedure. Mede gelet op de beleidsvrijheid die verweerder toekomt bij het vaststellen van het projectplan, ziet de rechtbank niet in welke andere maatregelen in het projectplan zouden moeten worden getroffen om de vrees van eiseres weg te nemen. In zoverre faalt deze beroepsgrond.
4.1Eiseres is het er voorts niet mee eens dat verweerder het onderhoud van de beluchtingsvoorzieningen wil neerleggen bij de eigenaar van de visvijvers, zijnde de gemeente Bergeijk. Eiser stelt dat de gemeente deze niet wil onderhouden en dat er tot op heden is hiervoor niets geregeld. De jaarlijkse onderhouds- en gebruikskosten voor twee beluchtingsvoorzieningen komen uit op een bedrag tussen de € 1.800,00 en € 2.000,00.
4.4Verweerder stelt zich op het standpunt dat de energiekosten van deze installatie alsmede de vervanging daarvan, voor rekening van de gemeente Bergeijk dienen te komen. In het voortraject zijn hierover afspraken gemaakt met de gemeente. In het verweerschrift heeft verweerder hieraan toegevoegd dat in de Legger oppervlaktewateren van 2013 van het Waterschap de Dommel (verder: de legger) de visvijvers de status hebben van een B water. De onderhoudsplicht van deze visvijvers ligt daarom bij de eigenaar, ofwel de gemeente Bergeijk.
4.5Ingevolge artikel 2.4 van de Keur Waterschap De Dommel 2013 (verder: de Keur) zijn de onderhoudsplichtigen van oppervlaktewaterlichamen en de daarin gelegen kunstwerken verplicht tot het daaruit verwijderen van begroeiingen en afval die aanvoer, afvoer of berging hinderen, alsmede tot het in stand houden van die oppervlaktewaterlichamen en kunstwerken. Ingevolge artikel 2.8 van de Keur kan bij vergunning van de artikelen 2.1 tot en met 2.5 worden afgeweken.
4.6De rechtbank is van oordeel dat het gewoon onderhoud van de visvijvers bij de gemeente Bergeijk ligt. Dit vloeit niet voort uit het projectplan maar uit de Legger en de Keur. Tot het gewoon onderhoud behoort het onderhoud van de beluchtingsvoorzieningen. Gelet op de maatschappelijke functie van de visvijvers is de rechtbank van oordeel dat ook het gebruik van de beluchtingsvoorzieningen met het oog op de instandhouding van de maatschappelijke functie van de visvijvers, tot het onderhoud van de visvijvers moet worden gerekend. Daargelaten dat niet valt in te zien hoe verweerder bij het vaststellen van het projectplan kan afwijken van de Keur, ziet de rechtbank niet in waarom verweerder in dit geval een uitzondering zou moeten maken en een andere regeling met betrekking tot het onderhoud en gebruik van de beluchtingsvoorzieningen had moeten treffen. Bovendien is de gemeente Bergeijk eigenaar van de visvijvers en heeft verweerder afspraken met deze gemeente gemaakt. Als de gemeente Bergeijk nalaat de beluchtingsvoorzieningen te onderhouden en te gebruiken wanneer dat noodzakelijk is, handelt zij in strijd met artikel 2.4 van de Keur. Het staat eiseres vrij om dan verweerder te verzoeken hiertegen op te treden. De inhoud en rechtmatigheid van eventuele afspraken (of de afwezigheid daarvan) tussen eiseres en de gemeente Bergeijk ligt in deze procedure niet ter beoordeling voor. Deze beroepsgrond faalt.
Het beroep van eisers
SHE 14/1626
5.1Eisers verwijzen ter onderbouwing van het beroep allereerst naar de tegen het ontwerpbesluit ingediende zienswijzen.
5.2Voor zover eisers in beroep in eerdere instantie aangevoerde zienswijzen slechts heeft herhaald en ingelast, bevat het beroep geen nadere motivering daarvan. In de overwegingen van het bestreden besluit is verweerder op die gronden ingegaan. Met de enkele verwijzing naar eerdere zienswijzen hebben eisers nog niet onderbouwd waarom de weerlegging van deze zienswijzen in het projectplan onjuist of onvolledig zou zijn. Daarom kan het aangevoerde niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.
6.1Eisers stellen dat het projectplan is gebaseerd op metingen en gegevens die de afgelopen twee jaar door het waterschap zelf zijn verzameld. Door het treffen van maatregelen in de afgelopen 2 jaar heeft de Keunensloop gedurende langere tijd droog gestaan. Bovendien zijn deze maatregelen door derden opzettelijk gesaboteerd en is illegaal water afgetapt. Eisers zijn als ervaringsdeskundigen op geen enkele wijze geraadpleegd. De gegevens zijn daarom niet betrouwbaar en onvolledig. Het op deze gegevens gebaseerde projectplan is volgens eisers onvoldoende zorgvuldig voorbereid.
6.2Verweerder stelt zich op het standpunt dat eisers, indien men twijfelt aan de juistheid van de berekeningen van het waterschap, met meer dan stellingen dienen te komen om deze twijfel te staven. Hiervan is bij eisers echter geen sprake. Verweerder treedt op tegen illegale aftappingen, ook al wordt door ingelanden in het gebied veelvuldig aan ‘eigen beheer’ gedaan.
6.3De rechtbank stelt voorop dat het waterschap deskundig is bij de uitoefening van zijn publiekrechtelijke taak op waterstaatkundig gebied. Bij het opstellen van het projectplan en de berekening van de gevolgen ervan voor het oppervlakte- en grondwaterpeil heeft het waterschap zich bediend van algemeen aanvaarde en gebruikte rekenmodellen.
6.4De stelling van eisers dat de gegevens, waarop het bestreden besluit berust, onzorgvuldig zijn verzameld is niet nader onderbouwd. Anders dan eisers kennelijk veronderstellen, blijkt bovendien uit het projectplan dat dit niet uitsluitend is gebaseerd op meetgegevens over de afgelopen 2 jaar. Zo wordt in hoofdstuk 2 van het projectplan melding gemaakt van metingen inzake de afvoer van de Beekloop op een meetpunt in de periode 2005-2010. In hetgeen eisers hebben aangevoerd heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om, in aanvullingen op de onderzoeksgegevens, ook te rade te gaan bij eisers zelf en navraag te doen naar hun ervaringen in het verleden. Daargelaten dat verweerder aan heeft gegeven actief op te treden tegen illegale aftakkingen, staat in het projectplan vooral de gewenste situatie voorop. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat het projectplan onzorgvuldig tot stand is gekomen. Deze beroepsgrond faalt.
7.1Eisers achten voorts niet rechtmatig dat door het nemen van de maatregelen van het waterschap in het verleden de beekprik en enkele andere beschermde diersoorten, die tot 2012 in de Keunensloop voorkwamen, zijn verdwenen.
7.2In het projectplan staan onder meer de daarin voorgestane maatregelen in de Beekloop centraal en niet de maatregelen die verweerder in het verleden in de Keunensloop heeft getroffen. Voor zover eisers beogen te stellen dat naast maatregelen in de Beekloop ook maatregelen in de Keunensloop ter bevordering en bescherming van deze beschermde diersoorten hadden moeten worden getroffen, is de rechtbank van oordeel dat verweerder in het verweerschrift voldoende heeft gemotiveerd waarom bij de bepaling van kansen en maatregelen, is gekozen voor de voorgestane maatregelen in de Beekloop. Deze beroepsgrond faalt.
8.1Eisers doen een voorstel waarvan de kern is dat de Keunensloop in perioden van droogte veel langer waterdragend kan zijn dan waarvan in de plannen van het waterschap sprake is. Eisers stellen dat verschillende agrariërs water onttrekken vanuit de Beekloop. Bovendien zijn verschillende van deze sloten stukken dieper dan de normale diepte van de Keunensloop, zodat het aantal m3 water in deze sloten ruim voldoende is voor het waterdragend doen zijn van de Keunensloop. Dit voorstel kost nagenoeg niets en heeft positieve effecten op flora en fauna in zowel de Beekloop als de Keunensloop. Het verdeelt het beschikbare water op gelijke en eerlijke wijze over de aanpalende agrariërs en niet langer slechts aan enkelen. Eisers stellen voor dit gedurende een proef van 2 á 3 jaar uit te proberen. Hebben eisers gelijk dan is de maatregel van het afsluitend van de watertoevoer naar de Keunensloop niet nodig. Eisers beklagen zich er over dat verweerder niet serieus naar dit voorstel heeft gekeken.
8.2Verweerder heeft naast de onderzoeken in het projectplan ook een onderzoek naar de effecten van de beleidsregel verdringingsreeks op de gronden van eisers uitgevoerd. Voorts heeft verweerder het voorstel van eisers laten toetsen op hydrologische haalbaarheid door hydrologen van het waterschap en de resultaten hiervan vastgelegd in een notitie van 8 juni 2014. Uit deze toets komt naar voren dat de effecten van het voorstel niet vergelijkbaar zijn met de effecten van het projectplan. Daarnaast hebben de twee onderdelen van het voorstel, het benedenstrooms stuwen en het stopzetten van toevoer van water naar agrariërs, beide niet het effect dat er geen verdringingsreeks meer nodig zou zijn.
8.3De rechtbank heeft hierboven reeds overwogen dat de beleidsregel verdringingsreeks geen onderwerp is van geschil in deze procedure. Uitsluitend het projectplan ligt ter beoordeling voor. Als dit projectplan op zichzelf aanvaardbaar is, kan het bestaan van alternatieven slechts dan nopen tot een negatief oordeel indien op voorhand duidelijk is dat door verwezenlijking van de alternatieven een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren.
8.4In hetgeen eisers hebben aangevoerd, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het projectplan op zichzelf niet aanvaardbaar is. Daargelaten dat het afsluiten van de watertoevoer naar de Keunensloop geen onderdeel uitmaakt van het projectplan maar van de beleidsregel verdringingsreeks, stelt de rechtbank vast dat het voorstel van eisers alleen ziet op het onderdeel waterconservering. Het projectplan ziet daarnaast ook op beekherstel en vispassages. Reeds daarom staat niet op voorhand vast dat door het voorstel van eisers een gelijkwaardig resultaat met aanmerkelijk minder bezwaren voor de met het projectplan beoogde doelen kan worden bereikt. Bovendien heeft verweerder door middel van de notitie voldoende aannemelijk gemaakt dat het nog maar de vraag is of wat betreft het onderdeel waterconservering een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt. Eisers hebben ter zitting deze notitie niet kunnen weerleggen. In hetgeen eisers hebben aangevoerd over de gang van zaken met betrekking tot het arrangeren van een overleg met verweerder, ziet de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel. Deze beroepsgrond faalt.
9.1Tot slot voeren eisers aan dat er op geen enkele wijze een nadeelcompensatie of een schadevergoedingsregeling in het leven is geroepen voor de nadelige gevolgen die eisers als exploitanten van agrarische gronden in het gebied ondervinden door de opzettelijke verdroging van het gebied vanwege de waterhuishoudkundige maatregelen die voortvloeiend uit het projectplan worden getroffen. Verweerder stelt zich bagatelliserend op ten aanzien van de schade door verdroging.
9.2Verweerder stelt dat ze slechts bij vaststaande schade die komt door het projectplan, technisch compenserende maatregelen kan treffen of kan overgaan tot het vergoeden van schade op voorhand (afkopen). Door de maatregelen van beekherstel en vispassage vindt geen schade door verhoging van de grondwaterstand plaats. Ook de stuwen die worden geplaatst om het water beter te kunnen conserveren zorgen niet voor schade bij eisers.
Schade als gevolg van het inzetten van de beleidsregel verdringingsreeks bij extreme droogte valt buiten het projectplan, maar eisers kunnen altijd een verzoek tot schadevergoeding ex artikel 7:14 van de Waterwet indienen.
9.3De rechtbank is van oordeel dat niet aannemelijk is dat door de maatregelen in het projectplan eisers schade zullen leiden. Daarnaast staat het eisers vrij om, als zij door de vaststelling van het projectplan of anderszins schade menen te lijden, een verzoek ingevolge artikel 7.14, eerste lid, van de Waterwet om schadevergoeding in te dienen. Deze beroepsgrond faalt.
SHE 14/1650 en SHE 14/1626: