In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 28 december 2015 uitspraak gedaan over de aanwezigheid van een berg teerhoudend asfaltgranulaat (TAG) op een industrieterrein en de vraag of deze berg als stortplaats kan worden gekwalificeerd. De eisers, Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, hebben handhaving verzocht tegen de derde-partij die TAG opslaat. De rechtbank oordeelt dat de enkele aanwezigheid van TAG gedurende meer dan drie jaar op zichzelf onvoldoende is om deze als stortplaats te kwalificeren. De rechtbank stelt vast dat de intentie van de derde-partij om het TAG te verwerken niet voldoende is om te concluderen dat er geen sprake is van storten. De rechtbank benadrukt dat de feitelijke situatie, waarbij de berg TAG al bijna acht jaar aanwezig is zonder dat er significante hoeveelheden zijn afgevoerd, niet in overeenstemming is met de geldende bestemmingsplannen en milieuwetgeving. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van de verweerder, omdat deze onvoldoende gemotiveerd is en niet heeft onderzocht of er een concreet zicht op legalisatie is. De rechtbank draagt de verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het betaalde griffierecht aan de eisers moet worden vergoed. De uitspraak is openbaar gedaan en de proceskosten zijn vastgesteld op € 980,-.