In deze zaak heeft eiseres, geboren op 29 juni 1923, een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een douchevoorziening ter vervanging van haar ligbad. De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven afgewezen, omdat de gevraagde woningaanpassing als een algemeen gebruikelijke voorziening werd beschouwd. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, waarop het college het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaarde en haar alsnog een persoonsgebonden budget (pgb) van € 901,00 toekende voor specifieke aanpassingen in de douche. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij zij aanvoerde dat de afwijzing onterecht was en dat er geen sprake was van een algemeen gebruikelijke renovatie.
De rechtbank heeft op 17 mei 2018 uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat er wel degelijk een medische noodzaak was voor de aanpassing en dat de afwijzing van het college niet terecht was. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en verklaarde het bezwaar van eiseres gegrond. Eiseres werd in aanmerking gebracht voor een maatwerkvoorziening woningaanpassing in de vorm van een pgb van € 5.599,00, na aftrek van het eerder toegekende bedrag. Daarnaast werd het college veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.014,00 en moest het griffierecht van € 46,00 vergoeden.
De rechtbank overwoog dat de term 'algemeen gebruikelijk' niet in de Wmo 2015 voorkomt, maar dat het college dit wel had toegepast in de Verordening Sociaal domein gemeente Eindhoven 2015. De rechtbank concludeerde dat de situatie van eiseres niet kon worden gelijkgesteld aan een algemeen gebruikelijke renovatie, gezien haar leeftijd en de medische noodzaak voor de aanpassing. De rechtbank benadrukte dat de afwijzing van het college niet in overeenstemming was met de Wmo en de relevante jurisprudentie.