Uitspraak
1.de vereniging met volledige rechtsbevoegdheidFederatie Nederlandse Vakbeweging (FNV),gevestigd te Utrecht;
[eiser sub 2]wonende te [woonplaats]
Guts Installatietechniek B.V.,gevestigd te Boxtel,
gemachtigde: mr. K.H.A. Troeijen.
1.Het verloop van het geding
2.De feiten
1. Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing indien de onderhavige vergoedingen zijn inbegrepen in het salaris. Dit moet blijken uit een schriftelijke verklaring van de werkgever die dient te worden verstrekt vóórdat de vergoeding in de beloning wordt inbegrepen.
- 24 januari 2014 tot en met 28 februari 2015;
- 29 januari 2016 tot en met 30 april 2017;
- 17 augustus 2017 tot en met 31 mei 2019.
3.5 Reisuren worden conform reisurenregeling (zie bijlage 1 van deze arbeidsovereenkomst) vergoed, waarbij zoals opgenomen in artikel 3.4 zijn woonadres als standplaats geldt.”
Inhoud en toepassing van de regeling:Karweimedewerkers ontvangen een vergoeding voor de gemaakte reisuren buiten de normale werktijd om van huis naar een project te komen, met een franchise van 1 uur per dag
3.5 Reisuren worden conform reisurenregeling (Hoofdstuk 3.5 Personeelshandboek) vergoed.”
Inhoud en toepassing van de regeling:Karweimedewerkers ontvangen een vergoeding van de gemaakte reisuren buiten de normale werktijd om van huis naar een project te komen, met een franchise van 1 uur per dag.
Op 21 januari 2020 is de dagvaarding in de onderhavige procedure uitgebracht.
3.Het geschil
medewerker zal zijn werkzaamheden verrichten vanuit zijn woning te [woonplaats] welke ook als standplaats aangemerkt wordt”, in combinatie met de reisurenregeling. Vanaf zijn indiensttreding op 1 maart 2013 zijn de reisuren uitbetaald conform de wijze waarop partijen dit beoogd hebben.
4.De beoordeling
naar de plaats waarvoor de dienstbetrekking is aangegaan) niet alleen gekeken moet worden naar de letterlijke tekst van de arbeidsovereenkomst, waar door FNV aangeslagen wordt op het begrip “standplaats”, maar ruimer, wordt door de kantonrechter niet gevolgd.
‘De plaats waarvoor de dienstbetrekking is aangegaan’is de standplaats. [eiser sub 2] en de overige karweimedewerkers gaan niet eerst naar kantoor, maar vertrekken direct vanuit huis naar een karwei. Daarom is in hun arbeidsovereenkomst in artikel 3.5 hun woonplaats als standplaats aangemerkt. De tijd die zij van hun woonplaats/standplaats moeten reizen naar een karwei, is daarom reistijd die op grond van artikel 44 CAO moet worden vergoed. Dat de regeling door Guts en haar rechtsvoorganger altijd met franchise-aftrek is uitgevoerd en dat ook andere bedrijven in de branche werken met eenzelfde franchise-beding maakt dit niet anders.
Met deze brief wordt beoogd de verjaring van de vorderingen tot betaling van de reisurenvergoeding ex artikel 44 CAO collectief ten behoeve van alle betrokken werknemers te stuiten”.
kunnenen
willenmaken.
3.4 (…) Een werknemersorganisatie die partij is bij een cao, kan als contractspartij uit eigen hoofde nakoming vorderen van in die cao opgenomen verplichtingen van een werkgever. Die vordering kan gericht worden zowel tegen een werkgeversorganisatie die partij is bij een cao als, op grond van artikel 9 Wet CAO, tegen individuele leden daarvan. Daarvoor is niet vereist dat er werknemers zijn die zich hebben verzet of die bezwaar hebben gemaakt tegen de handelwijze van hun werkgever. Als contractspartij heeft de werknemersorganisatie immers een eigen belang bij en recht op nakoming, zoals mede tot uitdrukking komt in art. 8 lid 1 en art. 9 Wet CAO. Uit HR 19 december 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2532, NJ 1998/403 (CNV/Pennwalt) kan niet iets anders worden afgeleid. Uit dat arrest volgt slechts dat een eventuele toewijzing van de nakomingsvordering alleen betrekking kan hebben op de nakoming van een verplichting van een werkgever jegens werknemers die daarop aanspraak kunnen en willen maken. Blijkens genoemd arrest moet die clausulering tot uitdrukking gebracht worden in het dictum van de uitspraak, indien daarin een werkgever veroordeeld tot het verrichten van een prestatie jegens zijn werknemers.”
€ 513,76 over periode 6 + € 256,88 over periode 7 = in totaal € 2003,23).
€ 21.775,80 bruto.
maximaal1 uur per dag), moet er vanuit worden gegaan dat er in de praktijk ook een aftrek van 1 uur per dag heeft plaatsgevonden. Als dat niet het geval zou zijn, ligt het op de weg van Guts om inzichtelijk te maken op welke dagen een lagere franchise in aftrek is gebracht. Daarin is zij tekort geschoten.
Ook de gevorderde rente over de buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen, omdat deze slechts toewijsbaar is vanaf de dag waarop deze kosten zijn voldaan. Niet gesteld of gebleken is dat deze kosten al daadwerkelijk door [eiser sub 2] zijn betaald.