Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
SHE 20/2632
[verzoekster 2] , te [plaats] , verzoekster 2
)
Procesverloop
Overwegingen
- Verzoekster 1 heeft een metaalverwerkings- en recyclingbedrijf aan [adres] . Verzoekster 2 is een bedrijf dat gespecialiseerd is in het scheiden van non-ferro metaal en PE/PP-fracties door middel van Magnetische dichtheidscheiding (MDS) technologie. Zij voert haar werkzaamheden uit in een loods op het terrein van verzoekster 1 en heeft een huurovereenkomst met verzoekster 1.
- Bij besluit van 9 augustus 2005 is een milieuvergunning voor de gehele inrichting verleend. Bij besluiten van respectievelijk 31 mei 2007, 11 oktober 2013, 13 oktober 2015 en 8 december 2015 zijn daarnaast vergunningen verleend voor het veranderen van de inrichting. De vergunningen zijn gelijkgesteld met een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
- Verzoekster 1 heeft op het terrein (buiten de panden) een nieuwe verwerkingslijn met Fe/Cu-shredder (II) voor het sorteren van non-ferro materialen inclusief geluidwerende omkasting. Verzoekster 2 heeft twee MDS-installaties in de loods geplaatst. Verzoeksters hebben hiervoor geen vergunning aangevraagd. De wijzigingen hebben omstreeks juli 2018 plaatsgevonden. De installaties zijn eerst getest.
- Verweerder heeft een controle uitgevoerd op 13 november 2018 en de wijzigingen aangetroffen. Daarna heeft hij bij brief van 18 december 2019 het voornemen tot het opleggen van een last onder bestuursdwang bekend gemaakt met de gelegenheid om zienswijze in te dienen. Verzoeksters hebben van deze mogelijkheid gebruik gemaakt.
- Verzoekster 1 heeft een beoordelingsnotitie voor een milieueffectrapportage ingediend in maart 2019. Op 2 januari 2020 heeft verweerder besloten dat er geen milieueffectrapportage hoeft te worden opgesteld.
- Verzoekster 1 heeft voor de wijziging van de inrichting, zowel de nieuwe shredderlijn met omkasting, het vergroten van de opslag- en verwerkingscapaciteit, alsook voor de bouw van twee MDS-installaties een omgevingsvergunning aangevraagd in twee fasen. De aanvraag omgevingsvergunning 1e fase (bouwactiviteiten) is ingediend in december 2018. De aanvraag omgevingsvergunning 2e fase (milieuactiviteit en OBM) is ingediend op 8 februari 2020. Hieraan was een akoestisch rapport gehecht. Op aanwijzing van verweerder is een revisievergunning aangevraagd ter voorkoming van een ondoorzichtig vergunningenpakket.
- Met betrekking tot de aanvraag 1e fase heeft verweerder op 31 januari 2020 aanvullende stukken (constructieberekeningen) gevraagd. Verzoekster 1 heeft op 1 mei 2020 alle benodigde gegevens verstrekt. Verder verlangde verweerder in het voorjaar van 2020 dat aanvullende geluidmetingen zouden worden uitgevoerd. Op 18 juli 2020 is een vernieuwde versie van het akoestische rapport ingediend. Op 5 oktober 2020 is de definitieve versie van het akoestische rapport ingediend. Daarna heeft verweerder aangegeven voldoende informatie te hebben.
- Verweerder heeft naar aanleiding van de aanvraag advies ingewonnen bij het landelijk bureau BIBOB.
- De FE/CU shredder II installatie mag alleen overdag op werkdagen (maandag tot en met vrijdag) vanaf een vast tijdstip gedurende zes aaneengesloten uren in bedrijf zijn, inclusief het opstarten en het afschalen en met inachtneming van de grenswaarden voor het langtijd gemiddelde beoordelingsniveau in de huidige vergunningen op basis van artikel 2.1 eerste lid onder e, van de Wabo. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor een langere bedrijfsduur omdat onvoldoende vaststaat dat de inrichting hierbij in werking kan zijn met inachtneming van de grenswaarden voor het langtijd gemiddelde beoordelingsniveau in de huidige vergunningen op basis van artikel 2.1 eerste lid onder e, van de Wabo. Uit de door verzoekster 1 overgelegde notitie blijkt al dat sprake is van een minimale (nauwelijks hoorbare) overschrijding. De voorzieningenrechter sluit niet uit dat de overschrijding groter wordt als de installatie langer in bedrijf is en dat acht de voorzieningenrechter niet verantwoord gelet op de belangen van omwonenden. De voorzieningenrechter wijst verzoekster 1 erop dat het haar vrij staat om wijziging van de voorlopige voorziening te vragen als zij denkt dat de inrichting wel langer in werking kan zijn met inachtneming van de grenswaarden voor het langtijd gemiddelde beoordelingsniveau in de huidige vergunningen op basis van artikel 2.1 eerste lid onder e, van de Wabo.
- De MDS-installaties mogen alleen in de dagperiode op werkdagen (maandag tot en met vrijdag) in bedrijf zijn, inclusief het opstarten en het afschalen en met inachtneming van de grenswaarden voor het langtijd gemiddelde beoordelingsniveau in de huidige vergunningen op basis van artikel 2.1 eerste lid onder e, van de Wabo. De voorzieningenrechter verbindt geen beperking aan de bedrijfsduur in de dagperiode omdat de MDS-installaties binnen staan en het niet voor de hand ligt dat de geldende grenswaarden door de werking van de MDS-installaties worden overschreden.
Beslissing
- schorst het bestreden besluit en het primaire besluit gericht aan verzoekster 1 onder de voorwaarde dat de nieuwe shredder-installatie alleen in de dagperiode op werkdagen (maandag tot en met vrijdag) gedurende zes aaneengesloten uren in bedrijf mag zijn, inclusief het opstarten en het afschalen en met inachtneming van de grenswaarden voor het langtijd gemiddelde beoordelingsniveau in de huidige vergunningen op basis van artikel 2.1 eerste lid onder e, van de Wabo;
- schorst het bestreden besluit en het primaire besluit gericht aan verzoekster 2 onder de voorwaarde dat de MDS-installaties alleen in de dagperiode op werkdagen (maandag tot en met vrijdag) in bedrijf mogen zijn, inclusief het opstarten en het afschalen en met inachtneming van de grenswaarden voor het langtijd gemiddelde beoordelingsniveau in de huidige vergunningen op basis van artikel 2.1 eerste lid onder e, van de Wabo;
- draagt verweerder op de betaalde griffierechten van € 354,00 aan ieder van de verzoeksters te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.050,00, te betalen aan ieder van de verzoeksters.