Overwegingen
1. Eiser was laatstelijk werkzaam als montagemedewerker. Zijn dienstbetrekking is op 30 september 2018 geëindigd. Eiser heeft zich met ingang van 1 oktober 2018 ziek gemeld vanwege psychische klachten. Vervolgens is hij in aanmerking gebracht voor een Zw-uitkering.
2. Omdat eiser (bijna) een jaar ziek is, heeft een zogenoemde Eerstejaars ZW-beoordeling plaatsgevonden. Dit heeft geleid tot de in het procesverloop genoemde besluiten.
3. Het UWV stelt zich op het standpunt dat eiser vanaf 27 september 2019 weer arbeidsgeschikt is voor zijn eigen werk als montagemedewerker. Vanaf die datum heeft eiser geen recht meer op een ZW-uitkering.
4. Eiser heeft – kort samengevat – aangevoerd dat het medisch onderzoek niet op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Bij verzekeringsarts Sandbergen was bekend dat eiser met een psychische behandeling zou starten, maar de verzekeringsarts heeft nagelaten hierover medische informatie op te vragen bij de behandelend artsen. De medische stukken die eiser aan het UWV heeft toegezonden, zijn niet bij de beoordeling betrokken.
Verder voert eiser aan dat het UWV zijn beperkingen heeft onderschat. De diagnose autisme is niet door het UWV overgenomen. Eiser wijst op de brief van Autisme Spectrum Centrum van 8 januari 2020, waarin staat dat eiser de volgende beperkingen heeft: emotionele problemen van anderen hanteren, eigen gevoelens uiten, omgaan met conflicten en samenwerken. Ook heeft eiser last van concentratieproblemen.
Daarnaast heeft eiser lichamelijke klachten. Hij heeft last van hyperlordose, rug- en beenklachten en een matige conditie. Eiser verzoekt de rechtbank om een medisch deskundige in te schakelen. Daarbij heeft hij een beroep gedaan op het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 8 oktober 2015 (ECLI:CE:ECHR:2015:1008JUD007721212, Korošec). Eiser beschikt over onvoldoende financiële middelen om zelf een deskundige te benoemen.
Eiser stelt verder dat het UWV is uitgegaan van een onjuiste maatman. De correcte maatman is de functie van advocaat, niet de functie van montagemedewerker. Eiser moet aangemerkt worden als zogenoemde medische afzakker, omdat hij per 23 april 2018 uit nood als montagemedewerker is gaan werken. Daarbij verwijst eiser naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 9 maart 2012 (ECLI:NL:CRVB:2012:BV8699). 5. Eiser heeft op 24 september 2020 zijn aangevulde pleitnotitie ingediend. Hierin geeft eiser – onder meer en samengevat – aan dat het UWV hem het gevoel geeft dat hij er als persoon niet toe doet. De beslissing van het UWV om hem geen uitkering te geven heeft grote financiële gevolgen en dat raakt ook zijn drie kinderen. Eiser beschrijft het gesprek met verzekeringsarts Sandbergen waarin hem een levensles is meegegeven aan de hand van Avicii .De verzekeringsarts heeft volgens eiser geen aandacht geschonken aan de medische gegevens die eiser meebracht. Ook zijn er geen vragen gesteld over eisers medische situatie. Dit leidt eiser tot de conclusie dat er geen daadwerkelijk onderzoek is verricht naar zijn arbeidsvermogen. Het medisch rapport is knip- en plakwerk uit eisers eigen verhaal en het medisch dossier. Verder zitten er volgens eiser veel fouten in qua data, telefoongesprekken en visie van eiser (hij is het nadrukkelijk niet eens met de verzekeringsarts terwijl deze opschrijft dat eiser zich kan vinden in de bevindingen). Eiser heeft wél fysieke klachten en verwijst naar de vastgestelde hyperlordose en de bevindingen van S. Huurman van Topsupport. Het UWV kiest daaruit enkele argumenten. Het geheel wordt niet beschouwd. Ook wordt niet gekeken naar de combinatie van fysieke en psychische klachten. Beide verzekeringsartsen veranderen volgens eiser van standpunt, denatureren inhoudelijke stukken tekst en schuiven medische informatie van behandelaars terzijde. Verder heeft eiser ingezoomd op ADHD (met verwijzing naar bijlagen), autisme (ook met verwijzing naar bijlagen) en de combinatie van ADHD en autisme. Dat laatste maakt dat eiser niet kan ontspannen en maakt dat zijn lichaam onvoldoende rust krijgt.
Eiser heeft benadrukt dat het maatmanwerk van meet af aan ongeschikt was voor hem door de drie aandoeningen en zijn onhandigheid. Dat blijkt ook uit de toegenomen psychische klachten in die periode. Ook is volgens eiser sprake van de situatie van een medische afzakker. Hij had al psychische klachten als advocaat en die hebben geleid tot zijn schrapping van het tableau.
Eiser roept de rechtbank op om terughoudend te kijken naar de medische rapportage. Meer in het algemeen heeft eiser vraagtekens gezet bij de door het UWV gehanteerde systematiek. De uitwerking daarvan vindt eiser onrechtvaardig.
Dat hij tijdens het gesprek met arts Sandbergen geen startdatum kon noemen van een behandeling, heeft te grote gevolgen. Niet alleen betwijfelt eiser de beleidslijn, maar hij heeft met een tijdslijn ook willen aantonen dat hij vanaf januari 2017 voortdurend zoekende is geweest naar een geschikte behandeling. Hij werd daarin gehinderd door de lange wachttijden.
Eiser heeft aan de hand van de eed van Hippocrates opgesomd wat er volgens hem allemaal aan de hand is en wat niet of onvoldoende is meegenomen door de artsen van het UWV. Eiser is daardoor niet alleen financieel maar ook emotioneel geraakt. Hij vraagt daarom aan het UWV om een menselijke maatstaf te hanteren. Dat doet hij niet alleen namens zichzelf, maar ook voor zijn kinderen.
De beoordeling van het bestreden besluit
6. De CRvB heeft in zijn uitspraak van 30 juni 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:2226), gelet op het arrest Korošec, de uitgangspunten uiteengezet voor de toetsing door de bestuursrechter van de beoordeling door verzekeringsartsen van het UWV. Dit leidt in dit geding tot het volgende. Stap 1: zorgvuldigheid van de besluitvorming
7. De rechtbank is bij de beoordeling van deze zaak gebonden aan het wettelijk kader dat voor besluiten over een ZW-uitkering geldt. Dat kader houdt – onder meer – in dat verweerder zijn besluit over de mate van arbeidsongeschiktheid mag baseren op een rapport van een verzekeringsarts. Voor het aanvechten van de inhoudelijke medische beoordeling van de verzekeringsarts geldt dat eiser niet zal kunnen volstaan met de enkele stelling dat hij meer beperkt is dan de verzekeringsarts heeft aangenomen. Eiser zal dat standpunt moeten onderbouwen, bijvoorbeeld met medische informatie.
8. De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek van verweerder voldoende zorgvuldig is geweest. De primaire verzekeringsarts heeft het dossier (met daarin uitgebreide medische informatie) bestudeerd en heeft eiser gezien op het spreekuur op 4 september 2019. Daarbij is de medische voorgeschiedenis van eiser besproken en is een psychisch onderzoek verricht. In bezwaar heeft de verzekeringsarts Bezwaar en Beroep (B&B) de bevindingen van de primair verzekeringsarts in heroverweging genomen door het bestuderen van het dossier en het beroepschrift van eiser. Niet is gebleken dat de verzekeringsartsen op basis van de beschikbare informatie een onjuist of onvolledig beeld hebben gehad van de psychische en lichamelijke toestand van eiser op de datum in geding. De verzekeringsartsen hebben op inzichtelijke wijze gerapporteerd hoe zij tot hun standpunt zijn gekomen.
9. Eiser stelt zich op het standpunt dat het bestreden besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen, omdat de medische stukken die hij op 9 januari 2020 aan verweerder heeft toegezonden, niet bij de herbeoordeling zijn betrokken. Uit de gedingstukken blijkt dat de secretaresse van de gemachtigde van eiser op 14 november 2019 heeft verklaard dat de gemachtigde van eiser voornemens was om nadere medische informatie in te inbrengen. In zijn brief van 3 januari 2020 heeft eiser het UWV in gebreke gesteld voor het niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar. Vanwege het uitblijven van medische informatie en de ingebrekestelling heeft de verzekeringsarts B&B op 8 januari 2020 gerapporteerd. Vervolgens heeft het UWV op 10 januari 2020 beslist op het bezwaar en deze beslissing verzonden. Op diezelfde datum heeft het UWV de brief van 9 januari 2020 met daarbij de medische stukken van eiser ontvangen. Onder deze omstandigheden kan niet worden gezegd dat het besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat de verzekeringsarts B&B in een aanvullende rapportage in beroep op de stukken heeft gereageerd.
10. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat eiser belemmeringen heeft ondervonden bij de onderbouwing van zijn standpunt dat het UWV zijn beperkingen heeft onderschat. Eiser heeft in de procedures in bezwaar en beroep onder meer informatie overgelegd van de huisarts, een klinisch psycholoog/psychotherapeut, een psychiater verbonden aan ADHD Centraal, een psychiater verbonden aan Autisme Spectrum Centraal en van GGz De Viersprong. Deze stukken zijn naar hun aard geschikt om twijfel te zaaien aan het oordeel van het UWV. De verzekeringsarts B&B heeft deze informatie betrokken bij het vormen van een oordeel over de beperkingen van eiser. Het arrest Korošec brengt niet met zich dat, als er stukken uit de behandelend medische sector zijn ingebracht, de equality of arms geschonden is door het enkele feit dat eiser niet zelf een rapport van een deskundige heeft ingebracht. Van een schending van het beginsel van equality of arms is dan ook geen sprake, zodat er geen aanleiding is om op die grond een medisch deskundige te benoemen. De vraag of eiser financieel in staat is om een rapport door een verzekeringsarts te laten opstellen, kan daarom buiten beschouwing blijven.
Stap 3: inhoudelijke beoordeling
11. Met betrekking tot de inhoudelijke medische beoordeling is de rechtbank van oordeel dat de verzekeringsartsen de belastbaarheid van eiser juist hebben ingeschat. De verzekeringsartsen zijn ermee bekend dat bij eiser sprake is van ADHD en een persoonlijkheidsstoornis. De verzekeringsartsen concluderen dat bij eiser sprake is van beperkingen ten aanzien van persoonlijk en sociaal functioneren. Uit informatie van de behandelend sector en op basis van de bevindingen van de primaire verzekeringsarts tijdens het spreekuur is niet gebleken dat de psychische belastbaarheid van eiser is onderschat. Volgens verzekeringsartsen vormen de beperkingen van eiser geen belemmering om het eigen werk van montagemedewerker te verrichten. Na overleg met de arbeidsdeskundige heeft de primaire verzekeringsarts geconstateerd dat aan deze functie geen hoge mentale eisen worden gesteld, zoals leidinggevende aspecten, het dragen van grote eindverantwoordelijkheden en intensieve klantencontacten. In de functie wordt voldoende structuur geboden en worden geen hoge eisen gesteld wat betreft het hanteren van emoties en het omgaan met conflicten. De rechtbank heeft geen reden om aan de conclusies van de verzekeringsartsen te twijfelen.
12. In de door eiser in beroep overgelegde informatie ziet de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel. In de aanvullende rapporten van 31 januari 2020, 27 maart 2020 en 18 mei 2020 heeft de verzekeringsarts B&B op deze stukken gereageerd. In reactie op de beperkingen die psychiater Y. Baoutou, verbonden aan Autisme Spectrum Centrum, in zijn onderzoeksrapport van augustus/september 2019 heeft beschreven (emotionele problemen van anderen hanteren, eigen gevoelens uiten, omgaan met conflicten en samenwerken) heeft de verzekeringsarts B&B aangegeven dat deze aspecten in de functie montagemedewerker niet voorkomen. Over het medicatiegebruik voor ADHD heeft de verzekeringsarts B&B gesteld dat eiser zich door het gebruik van deze medicatie beter kan concentreren, zodat het medicatiegebruik niet leidt tot meer beperkingen. De informatie van de sport-/manueeltherapeut, over de slechte rug-houding (hyperlordose) van eiser en zijn matige conditie, vormt volgens de verzekeringsarts B&B geen aanleiding om eiser meer beperkt te achten, omdat hieruit niet blijkt dat sprake is van afwijkingen die rechtstreeks voortvloeien uit ziekte of gebrek. Wat het eindrapport van SGE Werkt betreft, constateert de verzekeringsarts B&B dat dit rapport niet is opgesteld door een arts en geen aanleiding geeft om de belastbaarheid van eiser aan te passen. De verzekeringsarts B&B heeft verder voldoende gemotiveerd, dat uit de overige stukken geen nieuwe medische feiten of omstandigheden blijken die een ander licht werpen op de medische situatie van eiser op de datum in geding. Ook de omstandigheid dat eiser eind oktober 2019 is gestart met een behandeling, is niet relevant voor de medische situatie op de hier te beoordelen datum.
13. Na de zitting heeft eiser nog een pleitnotitie ingediend die door hemzelf is opgesteld. In reactie op deze pleitnotitie heeft het UWV – na de pleitnotitie aan de verzekeringsarts B&B te hebben voorgelegd - te kennen gegeven dat hieruit geen nieuwe medische feiten naar voren komen die zien op de datum in geding. Het UWV blijft bij het standpunt dat de verzekeringsartsen een zorgvuldig onderzoek hebben verricht, waarbij de door eiser ingebrachte medische informatie is betrokken. Het UWV ziet daarom geen aanleiding om het bestreden besluit voor onjuist te houden.
Dit standpunt wordt door de rechtbank onderschreven. Wat eiser in zijn pleitnotitie aanvoert is in essentie een herhaling van zijn eerdere beroepsgronden. Het UWV heeft die beroepsgronden uitgebreid besproken en overtuigend gemotiveerd waarom deze gronden niet kunnen leiden tot gegrondverklaring van het bezwaar. In wat eiser in de pleitnotitie heeft aangevoerd, onder meer over het gesprek met verzekeringsarts Sandbergen, ziet de rechtbank geen aanleiding voor de conclusie dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig is geweest. Het is de rechtbank duidelijk dat eiser forsere beperkingen, vooral als het gaat om psychische beperkingen, ervaart dan dat door de verzekeringsartsen is aangenomen. De rechtbank overweegt dat het in het kader van een ZW-beoordeling gaat om de objectief medisch vast te stellen beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek. Zoals hiervoor is uiteengezet ziet de rechtbank in wat eiser naar voren heeft gebracht geen reden voor de conclusie dat de verzekeringsartsen de - objectiveerbare - klachten van eiser hebben onderschat en daardoor een te grote belastbaarheid van eiser hebben aangenomen.
14. Vanwege het ontbreken van de noodzakelijke twijfel aan de beoordeling door de verzekeringsartsen ziet de rechtbank geen aanleiding voor het benoemen van een deskundige.
15. Over de beroepsgrond dat de functie van advocaat als maatmanfunctie moet worden gehanteerd en dat eiser als medische afzakker moet worden beschouwd, overweegt de rechtbank als volgt.
16. Uit de gedingstukken volgt dat eiser van 2010 tot 2018 als advocaat werkzaam is geweest en dat hij in maart 2018 van het tableau is geschrapt. Vanuit een situatie van werkloosheid is eiser vanaf 23 april 2018 gaan werken als montagemedewerker. Deze dienstbetrekking is per 1 oktober 2018 beëindigd. Van een medische afzakker is sprake als iemand ten gevolge van ziekte of gebrek (tijdelijk) lager beloond werk gaat doen zonder zich ziek te melden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij om medische redenen het lager betaalde werk van montagemedewerker heeft aanvaard of minder uren is gaan werken. De verklaring van eiser dat hij alleen uit (financiële) nood als montagemedewerker is gaan werken, maar dat dit werk ongeschikt is voor hem, omdat hij geen kennis en ervaring heeft met monteurswerk en hierin niet vaardig is, doet hieraan niet af. De verzekeringsartsen van het UWV hebben overtuigend gemotiveerd dat de functie van montagemedewerker in medisch opzicht voor eiser geschikt is. De stelling van eiser dat hij als advocaat al psychische klachten had en dat die klachten ertoe hebben geleid dat eiser als monteur is gaan werken, leidt niet tot een ander oordeel. Voor deze stelling wordt geen steun gevonden in het dossier.
De beroepsgrond slaagt niet.
17. Omdat ervan moet worden uitgegaan dat de medische situatie van eiser op de datum in geding juist is beoordeeld door de verzekeringsartsen, is de rechtbank van oordeel dat het UWV zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser met ingang van 27 september 2018 in staat wordt geacht om zijn eigen werk te verrichten.
17. Al het voorgaande doet er niet aan af dat eiser een (zeer) moeilijke periode in zijn leven heeft doorgemaakt. Dat heeft de rechtbank kunnen opmaken uit het dossier, uit wat eiser daarover op zitting heeft verteld en uit wat eiser in zijn uitgebreide reactie na de zitting heeft opgeschreven. De hele gang van zaken heeft hem diep geraakt als professional, als vader en als mens. Dat is een gegeven en daar tornt de rechtbank niet aan. Het is in dat verband goed om te horen dat eiser inmiddels een eind op weg is met zijn behandeling en verbetering ervaart.
19. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de ZW-uitkering van eiser terecht per 27 september 2019 heeft beëindigd. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.