ECLI:NL:RBOBR:2021:4911

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 september 2021
Publicatiedatum
14 september 2021
Zaaknummer
9320110 / EJ VERZ 21-340
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische redenen en herplaatsingsmogelijkheden

In deze zaak heeft de kantonrechter op 14 september 2021 uitspraak gedaan over het verzoek van Stichting Cultuurpodium Groene Engel om de arbeidsovereenkomst met [verweerster] te ontbinden. De Groene Engel heeft aangevoerd dat de functie van [verweerster] als programmeur is komen te vervallen door een reorganisatie, en dat er geen andere passende functies beschikbaar zijn. [verweerster] is sinds 2011 in dienst en heeft een burn-out gehad, waardoor haar re-integratie moeizaam verliep. Het UWV had eerder toestemming geweigerd voor opzegging van de arbeidsovereenkomst op bedrijfseconomische gronden, omdat het UWV oordeelde dat er passende functies voor [verweerster] beschikbaar waren. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de nieuwe functie van programmeur A niet passend is voor [verweerster], gezien haar opleiding, ervaring en capaciteiten. De kantonrechter heeft geoordeeld dat De Groene Engel voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat herplaatsing niet mogelijk is binnen een redelijke termijn. De arbeidsovereenkomst is ontbonden per 1 november 2021, met toekenning van een transitievergoeding van € 8.621,34 aan [verweerster]. Daarnaast is [verweerster] het recht op een scholingsbudget van € 1.000,-- toegekend tot het einde van haar dienstverband.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Team Civiel recht
locatie ’s-Hertogenbosch
Zaak- en rekestnummer: 9320110 / EJ VERZ 21-340
Uitspraakdatum: 14 september 2021
Beschikking in de zaak van:
Stichting Cultuurpodium Groene Engel,
gevestigd te Oss,
verzoekende partij,
verder te noemen: De Groene Engel,
gemachtigde: mr. L. in ’t Hout (Louterarbeidsrecht)
tegen
[verweerster],
wonende te [plaats] ,
verwerende partij,
verder te noemen: [verweerster] ,
gemachtigde: mr. J.A. van den Berg (Kwartier Advocaten),
procederend met toevoeging verleend door de Raad voor Rechtsbijstand met kenmerk 4OQ8923.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verzoekschrift met 38 producties is bij de rechtbank ingekomen op 2 juli 2021. [verweerster] heeft een verweerschrift met 26 producties ingediend. Bij brief van 13 augustus 2021 heeft De Groene Engel ontbrekende pagina’s van productie 37 overgelegd als ook productie 39. [verweerster] heeft op 17 augustus een usb-stick met geluidsopnames overgelegd.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 augustus 2021, waarbij de gemachtigden van partijen gebruik hebben gemaakt van spreekaantekeningen.
1.3.
Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter gezegd dat ernaar wordt gestreefd om op 6 september 2021 uitspraak te doen, maar in ieder geval op 13 september 2021. Op 13 september 2021 zijn partijen geïnformeerd dat in ieder geval uitspraak zou volgen 14 september 2021.

2.Inleiding

2.1.
De Groene Engel is een organisatie die tot doel heeft culturele activiteiten te stimuleren en te organiseren in de gemeente Oss. [verweerster] (geboren op [geboortedatum] 1980) is sinds 1 september 2011 als werknemer in dienst van (de rechtsvoorganger van) De Groene Engel met een overeengekomen arbeidsduur van 24 uur per week. Haar salaris bedraagt € 2.251,33 bruto per maand exclusief 8% vakantietoeslag en 5% eindejaarstoeslag.
2.2.
[verweerster] is op 11 mei 2018 uitgevallen als gevolg van een burn-out.
2.3.
De gemeente Oss en het bestuur van De Groene Engel hebben onderzoeksbureau BMC opdracht gegeven een bedrijfsbrede analyse uit te voeren omdat sprake was een verslechterende financiële situatie. BMC heeft in maart 2019 de resultaten van haar onderzoek inclusief aanbevelingen gerapporteerd.
2.4.
De re-integratie van [verweerster] is zeer moeizaam verlopen, waarbij op enig moment mediation heeft moeten plaatsvinden tussen [verweerster] en de heer [A] , gewezen directeur van De Groene Engel. De daadwerkelijke re-integratie is in de tweede helft van 2019 begonnen. Na het vertrek van [A] , is mevrouw [B] door het stichtingsbestuur van De Groene Engel als kwartiermaker aangesteld.
2.5.
Op gezamenlijk verzoek van De Groene Engel en [verweerster] heeft het UWV op 8 april 2020 besloten de periode waarop [verweerster] tijdens haar ziekte recht heeft op loondoorbetaling te verlengen tot 12 november 2020.
2.6.
Naar aanleiding van de bevindingen van BMC heeft bureau Krekel in opdracht van het bestuur van De Groene Engel een nieuw businessplan opgesteld. Dat plan, ‘Terug naar de cultuurbasis’, is eind juli 2020 opgeleverd.
2.7.
De gemeenteraad van de gemeente Oss heeft op 25 oktober 2020 besloten om schulden van De Groene Engel kwijt te schelden en voor een periode van drie jaar garantiesubsidies te verstrekken.
2.8.
[verweerster] is begin juli, dan wel september dan wel november 2020 hersteld gemeld. Partijen zijn het niet over de juiste datum eens.
2.9.
In februari 2021 heeft de directie van De Groene Engel gelet op het BMC-onderzoek en het businessplan een reorganisatieplan opgesteld. In de nieuwe organisatie is de functie van [verweerster] , programmeur, komen te vervallen. [verweerster] is door De Groene Engel boventallig verklaard en De Groene Engel heeft [verweerster] vrijgesteld van werkzaamheden. De Groene Engel heeft geprobeerd de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te beëindigen. Dat is niet gelukt.
2.10.
Bij besluit van 4 mei 2021 heeft UWV geweigerd De Groene Engel toestemming te verlenen de arbeidsovereenkomst met [verweerster] op grond bedrijfseconomische redenen te mogen opzeggen.
2.11.
Het UWV oordeelde dat [verweerster] voldoende aannemelijk had gemaakt en De Groen Engel onvoldoende had weersproken dat de (nieuwe) functies van programmeur A en de medewerker programmering voor [verweerster] passend kunnen zijn. Deze functies sluiten volgens het UWV aan op de opleiding en ervaring van [verweerster] en De Groene Engel heeft volgens het UWV onvoldoende onderbouwd dat [verweerster] niet geschikt is voor deze functies.
2.12.
De Groene Engel vindt dat het UWV een onjuiste beslissing heeft genomen en verzoekt nu de kantonrechter de arbeidsovereenkomst te ontbinden onder toekenning van een transitievergoeding aan [verweerster] . [verweerster] vindt dat dat verzoek moet worden afgewezen. Mocht het verzoek wel worden toegewezen dan kan dit volgens [verweerster] enkel op basis van de i-grond en moet aan haar naast een verhoogde transitievergoeding ook een billijke vergoeding van € 15.831,71 bruto wordt toegekend en ook worden bepaald dat zij tot het einde van haar dienstverband nog aanspraak kan blijven maken op een scholingsbudget.

3.De beoordeling

Wat is de kern?
3.1.
Partijen zijn het (met het UWV) over veel zaken eens: er bestaat voor De Groene Engel een (bedrijfseconomische) aanleiding om te reorganiseren, de oude functie van [verweerster] is niet onderling uitwisselbaar met één van de nieuwe functies en is komen te vervallen. Hier gaat de kantonrechter dan ook vanuit. In die zin is voldaan aan de redelijke grond zoals bedoeld onder art. 7:699 lid 1 jo. lid 3 onder a: ‘het noodzakelijkerwijs vervallen van arbeidsplaatsen als gevolg van het wegens bedrijfseconomische omstandigheden treffen van maatregelen voor een doelmatige bedrijfsvoering’.
3.2.
De Groene Engel heeft in haar verzoekschrift gesteld dat [verweerster] door haar wijze van opereren na haar boventalligheid zichzelf inmiddels nagenoeg onmogelijk heeft gemaakt om verbonden te blijven aan en met De Groene Engel. Tijdens de mondelinge behandeling heeft De Groene Engel op het punt gestaan de grondslag van haar verzoek uit te breiden door te stellen dat inmiddels óók sprake is van een (duurzaam) verstoorde arbeidsrelatie. De Groene Engel heeft daar uiteindelijk vanaf gezien.
3.3.
Wat partijen in deze procedure in hoofdzaak
juridischverdeeld houdt, en waarover een beslissing moet worden genomen, is of herplaatsing van [verweerster] binnen een redelijke termijn, al dan niet met behulp van scholing, in een andere passende functie mogelijk is of in de rede ligt.
Concreet gaat het daarbij om het antwoord op de vraag of de nieuwe functie van programmeur A voor [verweerster] een passende functie is en De Groene Engel haar die functie moet aanbieden om te voldoen aan de op haar rustende, wettelijke inspanningsverplichting [verweerster] te herplaatsen. Daarbij gaat het er om wat in de gegeven omstandigheden in redelijkheid van een werkgever kan worden gevergd (vgl. HR 16 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:220, rov. 3.5.2 en HR 18 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:64, rov. 3.4.2). Bij beantwoording van de vraag of herplaatsing niet in de rede ligt, gaat het niet enkel om omstandigheden die niet-herplaatsing vanzelfsprekend doen zijn, maar daarbij kunnen ook redelijkheidsargumenten een rol spelen. Daarmee wordt de werkgever een zekere beoordelingsruimte gelaten.
3.4.
[verweerster] vindt dat de nieuwe functie van programmeur A een voor haar passende functie is (die haar daarom moet worden aangeboden), terwijl De Groene Engel op het standpunt staat dat die nieuwe functie niet passend is en [verweerster] ook daarom niet in die functie kan worden herplaatst. Partijen zijn het er (inmiddels) over eens dat de nieuwe functie van medewerker programmering geen passende functie is, althans dat deze functie bij de beoordeling van de op De Groene Engel rustende inspanningsverplichting tot herplaatsing buiten beschouwing kan blijven.
3.5.
Van een passende functie is sprake als deze aansluit bij de opleiding, ervaring en capaciteiten van de werknemer (vgl. art. 9 lid 3 Ontslagregeling). Anders dan bij de vraag of functies onderling uitwisselbaar zijn en inhoudelijk met elkaar worden vergeleken, gaat het hier om de vraag naar geschiktheid van de werknemer, [verweerster] , voor een vacante functie, in dit geval die van programmeur A. De kantonrechter zal in deze zaak beoordelen of De Groene Engel in redelijkheid heeft kunnen komen tot haar oordeel dat de functie programmeur A niet dan wel onvoldoende aansluit bij de opleiding, ervaring en capaciteiten van [verweerster] en daarom niet passend is. Het gaat hier uit de aard van de zaak om een beoordeling van de werkgever naar de toekomst toe, die zij wel moet kunnen onderbouwen, maar waarbij een andere werkgever misschien tot een ander oordeel komt.
3.6.
Uit het verweerschrift van [verweerster] blijkt dat zij van mening is dat De Groene Engel de ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzoekt omdat [verweerster] zou disfunctioneren (de zogeheten d-grond). Dat is echter niet de redelijke grond zoals bedoeld in art. 7:699 lid 1 en onder 3 BW die De Groene Engel aan haar verzoek ten grondslag heeft gelegd.
In deze procedure ligt dus niet de vraag ter beantwoording voor of de arbeidsovereenkomst moet worden ontbonden omdat [verweerster] disfunctioneert. Wel is het zo dat haar functioneren een rol speelt, althans kan spelen bij de vraag of De Groene Engel [verweerster] al dan niet moet herplaatsen.
Het standpunt van De Groene Engel
3.7.
Volgens De Groene Engel is de functie van programmeur A een zwaardere functie dan de oude functie van [verweerster] (programmeur). Er is een hoger opleidingsniveau vereist, de functie is hoger ingeschaald. De functie is verder complexer en er wordt een groter beroep gedaan op het vermogen om te kunnen analyseren en zelfstandig te kunnen werken. Het afbreukrisico van de functie is volgens De Groene Engel ook groter en tot slot worden er hogere eisen gesteld aan de contactvaardigheden.
Waar het gaat om haar voortbestaan is het volgens De Groene Engel ‘erop of eronder’. De functie van programmeur A is een spilfunctie en zal moeten worden vervuld door een “
een krachtige en stabiele persoonlijkheid met leiderschapskwaliteiten die als goede teamspeler en verbinder in staat is om op niveau de hoge cultureel-inhoudelijke ambities waar te maken, maar ook in staat is om een duurzame relatie op te bouwen met de stakeholders en samenwerkingspartners, zodat de gewenste toekomstige samenwerkingen structurele vorm krijgen en er een maximaal draagvlak voor het voorbestaan van Cultuurpodium Groene Engel gecreëerd wordt.”
3.8.
De Groene Engel erkent, althans heeft niet betwist dat [verweerster] artistieke en creatieve kwaliteiten heeft (die voor de functie nodig zijn), maar zij voldoet volgens De Groene Engel niet aan het hiervoor weergegeven profiel.
[verweerster] heeft volgens De Groene Engel als zzp’er wel ervaring met het cultureel ondernemerschap, maar niet op ondernemingsniveau. Daarbij wordt er (in de nieuwe situatie) op organisatieniveau aangestuurd op inhoudelijke programmering in combinatie met sturing op financieel gebied, bezoekersaantallen en rendement, zodat aan het einde van het een jaar er een sluitende begroting tot stand is gekomen. Daarnaast zal de programmeur A een programmateam met vaste medewerkers, vrijwilligers en incidentele zzp’ers moeten aansturen. De programmeur A zal dit team in dit cultureel ondernemerschap moeten meenemen en hen bewustmaken van de financiële aspecten die komen kijken bij programmering. Volgens De Groene Engel heeft [verweerster] een dergelijke financiële verantwoordelijkheid (die zich uitstrekt over meer dan alleen het programmeren van muziek) nooit gedragen en heeft zij geen blijk gegeven gedegen financieel inzicht te hebben, bedrijfsmatige cijfers te kunnen interpreteren en daarop te kunnen sturen. Een dergelijke wijze van aansturen ontbrak bij De Groene Engel, maar is wel noodzakelijk voor haar voortbestaan. Hiernaast heeft [verweerster] – verkort weergegeven –
volgens De Groene Engel nimmer daadwerkelijk leiding gegeven en zich als leider geprofileerd, kan zij onvoldoende goed organiseren, is zij onvoldoende in staat om goed te kunnen samenwerken en verantwoordelijkheid te nemen en ontbreekt het haar aan (voldoende) omgevingsbewustzijn. Dit blijkt onder andere uit het benaderen van de verantwoordelijke wethouder over zorgen die bij [verweerster] spelen over De Groene Engel. Voorts functioneerde [verweerster] , aldus De Groene Engel, voordat zij boventallig werd verklaard al niet naar behoren. Kortom, [verweerster] beschikt (aantoonbaar) niet over de kwaliteiten en vaardigheden om de spilfunctie van programmeur A te kunnen vervullen.
Het standpunt van [verweerster]
3.9.
De functie van (muziek)programmeur zoals [verweerster] die al jaren heeft uitgevoerd verschilt volgens haar niet dermate van de nieuwe functie van programmeur A dat deze niet passend is. De werkzaamheden en taken die [verweerster] in de loop der tijd heeft uitgevoerd zijn veel omvattender dat de functieomschrijving die De Groene Engel bij de vergunningsaanvraag heeft gebruikt. De oude functie van [verweerster] is niet gelijk te stellen aan de functie programmeur B waartegen De Groene Engel de functie van programmeur A afzet.
De Groene Engel baseert haar oordeel over de geschiktheid van [verweerster] feitelijk alleen aan de hand van haar functioneren tijdens haar re-integratietraject en de korte periode na de onterechte herstelmelding door De Groene Engel per 3 juli 2020 tot maart 2021. In deze periode ging het nog bepaald (niet) goed met [verweerster] .
Voor haar uitval als gevolg van een burn-out heeft [verweerster] zeven jaar lang voor de onderneming De Groene Engel de programmering met bijbehorende budgetten en de financiële verantwoording verzorgd. De Groene Engel heeft niet onderbouwd waaruit op dit gebied een gebrek aan kennis bij [verweerster] blijkt. [verweerster] heeft daarnaast jarenlang leiding gegeven aan stagiaires en vrijwilligers. Ook de stelling dat zij geen leiding zou kunnen geven aan andere medewerkers wordt door De Groene Engel niet onderbouwd. [verweerster] kan aantoonbaar goed samenwerken en organiseren.
[verweerster] betwist onvoldoende omgevingsbewust te zijn en zich naar buiten toe negatief over De Groene Engel te hebben uitgelaten. Zij heeft contact gehad met de verantwoordelijke wethouder omdat [verweerster] bezorgd was over de toekomst van haar werkgever. De wethouder heeft [verweerster] niet zelf verzocht hem niet meer te benaderen. De vraag is dan ook of de stelling is dat de wethouder De Groene Engel zou hebben laten weten hiervan niet gediend te zijn.
Op de herstelmelding van [verweerster] door De Groene Engel is zoveel aan te merken dat deze niet in stand kan blijven. [verweerster] vindt dat bij de beoordeling van de vraag of zij kan worden herplaatst betekenis moet worden gehecht aan de oorzaak van haar uitval in 2018 (structurele overbelasting) en de wijze waarop de re-integratie is verlopen.
Passende functie en redelijke termijn
3.10.
Tussen partijen is niet in geschil dat de nieuwe functie van programmeur A een zwaardere functie is dan de functie van programmeur zoals [verweerster] die voor de reorganisatie bekleden als wordt gekeken naar de functie-eisen. Voor zover [verweerster] heeft willen betogen dat dit
niethet geval is verhoudt dat standpunt zich niet met haar erkenning, althans het niet betwisten van de stelling dat de oude en nieuwe functie van programmeur (A) onderling niet uitwisselbaar zijn. De Groene Engel heeft voorts onbetwist gesteld dat de nieuwe functie van programmeur A een spilfunctie is en dat het voor De Groene Engel in de nabije toekomst erop of eronder is.
3.11.
[verweerster] werpt (impliciet) de rechtsvraag op of bij de beoordeling of sprake is van een passende functie betekenis moet toekomen aan omstandigheden die het functioneren en presteren van de betrokken werknemer in negatieve zin hebben beïnvloed of beïnvloeden en die moeten worden toegerekend aan de werkgever.
In de kern verwijt [verweerster] De Groene Engel dat voor het aantreden van de nieuwe directie onder verantwoordelijkheid van de toenmalige directeur, [verweerster] direct leidinggevende, een klimaat van structurele overbelasting is ontstaan waarbij sprake was van een gebrekkige bedrijfsvoering op onder meer het gebied van personeelszaken en arbeidsomstandighedenbeleid. Als gevolg daarvan is [verweerster] naar eigen zeggen uitgevallen.
3.12.
De kantonrechter beantwoordt die vraag ontkennend. De werkgever mag zijn oordeel of een functie passend is voor een boventallig verklaarde werknemer baseren op het huidige functioneren van die werknemer, waarbij de werkgever wél moet beoordelen of de werknemer binnen een redelijke termijn al dan niet door scholing op het vereiste niveau te brengen is waar het gaat om kennis, vaardigheden en competenties. Die redelijke termijn is langer als sprake is van een arbeidshandicap.
3.13.
In artikel 10 van de Ontslagregeling is bepaald dat de redelijke termijn zoals hiervoor bedoeld gelijk is aan de door de werkgever te hanteren opzegtermijn, gerekend vanaf de dag dat beslist wordt op het verzoek om toestemming of ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Deze termijn wordt verlengd naar 26 weken als sprake is van een werknemer met een arbeidshandicap zoals bedoeld in art. 10 lid 3 a tot en met d van de Ontslagregeling. (De situatie van) [verweerster] voldoet niet aan één van de daar omschreven gevallen (zij is hersteld gemeld). De redelijke termijn is in haar geval drie maanden, te weten de termijn die De Groene Engel op grond van art. 7:672 lid 2 BW in acht had moeten nemen als De Groene Engel in september 2021 de arbeidsovereenkomst met [verweerster] had opgezegd.
(Sturen op) financiële aspecten en prestaties
3.14.
De kantonrechter is het met [verweerster] eens dat De Groene Engel onvoldoende heeft kunnen onderbouwen dat [verweerster] er geen blijk van heeft gegeven te beschikken over gedegen financieel inzicht. De Groene Engel heeft de stelling van [verweerster] dat zij de programmering van De Groene Engel zeven jaar lang (2011-2018) met bijbehorende budgetten en financiële verantwoording heeft verzorgd niet, althans onvoldoende betwist. Verder vindt de kantonrechter dat De Groene Engel de stelling dat de programmeur A de door deze aan te sturen medewerkers dient ‘mee te nemen’ in het aansturen ‘op inhoudelijk programmering in combinatie met sturing op financieel gebied, bezoekersaantallen en rendement, zodat er aan het einde van het jaar een sluitende begroting tot stand is gekomen’ en ‘hen bewust te maken van de financiële aspecten die komen kijken bij programmering’ tegen het licht dat van de betrekkelijk kleine omvang van de organisatie en het non-profitkarakter waarbij de nadruk kennelijk ligt op een sluitende begroting te realiseren (in plaats van een winstdoelstelling) onvoldoende nader geconcretiseerd om daaraan de conclusie te verbinden dat [verweerster] dat niet zou kunnen (leren).
Voor zover De Groene Engel hiermee heeft bedoeld te zeggen dat bij de programmering meer dan voorheen de nadruk moet worden gelegd op (te verwachten) financiële
resultaten(en dat ook een afweging moet zijn bij de keuze wat wel en niet te programmeren) stelt de kantonrechter vast dat De Groene Engel op dat punt de kwaliteiten van [verweerster] niet ter discussie heeft gesteld, ook al valt uit het BMC-rapport op te maken dat De Groene Engel naar het oordeel van BMC in het verleden te weinig vraaggericht heeft geprogrammeerd en zich te veel op de bestaande bezoekersschare heeft gericht. De tussenconclusie is dat De Groene Engel op dit punt de ongeschiktheid van [verweerster] voor de functie van programmeur A dan wel de onmogelijkheid om haar binnen de eerder genoemde redelijke termijn daarin bij te scholen onvoldoende aannemelijk heeft weten te maken.
Leiding en sturing geven
3.15.
In de nieuwe organisatie geeft de programmeur A leiding aan de medewerker programmering (14 uur), de medewerker educatie (4 uur) en de medewerker productie (10 uur). In de oude situatie heeft de programmeur geen leidinggevende taken. De kantonrechter stelt vast dat uit de door partijen overgelegde stukken niet blijkt dat [verweerster] eerder formeel de leidinggevende is geweest van één of meer werknemers. [verweerster] heeft dat ook niet gesteld. Wel heeft zij gesteld leiding te hebben gegeven aan vrijwilligers en stagiaires.
De Groene Engel heeft dat op zichzelf niet betwist, maar gesteld dat dat in de kern wat anders is, dat eerdere sprake is van begeleiding, dan inhoudelijke leiding waarbij [verweerster] zich als ‘leider’ heeft geprofileerd.
De Groene Engel heeft gesteld dat [verweerster] op dit punt niet geschikt is omdat zij zelf veel leiding en sturing nodig heeft gehad. De Groene Engel heeft daarbij gewezen op de gesprekken die zij vanaf juni 2020 met [verweerster] zijn gevoerd.
[verweerster] heeft gesteld dat hier sprake was van gesprekken over haar re-integratie en niet over haar functioneren.
Dat laatste is in zoverre juist waar het gaat om de gesprekken op 26 juni en 3 juli 2020 en in die gesprekken de vraag aan de orde is gekomen of [verweerster] nog als arbeidsongeschikt heeft te gelden (De Groene Engel meende van niet), maar dat geldt niet meer voor de gesprekken die De Groene Engel in de persoon van kwartiermaker [B] met [verweerster] heeft gevoerd op 5 oktober, 28 oktober en 22 december 2020 als ook op 18 januari 2021. De Groene Engel heeft in dit verband twee e-mails overgelegd van [B] aan [verweerster] . De inhoud van de gesprekken als ook de e-mails (inclusief verslag) is door [verweerster] niet betwist.
De kantonrechter vindt dat De Groene Engel hiermee voldoende heeft onderbouwd dat het functioneren van [verweerster] in de periode tussen juli 2020 en 18 januari 2021 nog niet (over de gehele linie) aan de maat was en zij zelf nog (de nodige) sturing nodig had en dat zij daarom niet geschikt wordt geacht wel te functioneren in de zwaardere functie van programmeur A.
Dat deze constatering mogelijk niet voldoende is voor een verzoek de arbeidsovereenkomst op grond van disfunctioneren te ontbinden laat onverlet dat De Groene Engel zeker in het licht van de onbetwiste situatie waarin De Groene Engel zich bevindt (erop of eronder) aan deze omstandigheid (grote) betekenis mag toekennen bij haar besluit om de functie van programmeur A niet aan [verweerster] toe te kennen en bij haar inschatting dat [verweerster] niet binnen de eerder genoemde redelijke termijn op het in de nieuwe, zwaardere functie met leidinggevende taken niveau van programmeur A is te krijgen.
[verweerster] heeft aangegeven dat, zo begrijpt de kantonrechter, haar functioneren in de periode juli 2020 - februari 2021 geen representatief beeld geeft over haar werkelijke kunnen, mede vanwege de nasleep van haar burn-out. Dit kan zo zijn, echter de kantonrechter is van oordeel dat de werkgever in de gegeven situatie (een zwaardere functie, een erop-of-eronder-situatie) hier wel groot gewicht mag toekennen. Aan de werkgever moet beoordelingsruimte toekomen om in te schatten of een werknemer in een zwaardere functie goed zal kunnen functioneren.
Dat geldt ook voor de waarde die zij toekent aan de gebeurtenissen waaraan De Groene Engel volgens [verweerster] te veel waarde hecht of overdrijft: (de overdracht van haar werk rond) haar plotseling (met uiteindelijke goedkeuring van de werkgever) ingelaste vakantie omdat het [verweerster] te veel werd (en de onhandige berichten die zij daarna vanaf haar vakantieadres stuurde) en de samenwerking met [naam] rondom een optreden van [C]
3.16.
Op grond wat hiervoor onder 3.15 is overwogen is de kantonrechter van oordeel dat De Groene Engel voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de functie van programmeur A niet passend is en dat voldoende vaststaat dat [verweerster] niet binnen redelijke termijn kan worden herplaatst. Nu tussen partijen niet in geschil is dat er geen andere passende functies voorhanden zijn, heeft De Groene Engel voldaan aan de onder 3.3. genoemde inspanningsverplichting, dan wel staat vast dat er geen mogelijkheid tot herplaatsing bestaat. Nu de functie van [verweerster] als gevolg van de reorganisatie is vervallen (de a-grond) is daarmee voldaan aan de vereisten om het ontbindingsverzoek van De Groene Engel te kunnen toewijzen. De kantonrechter zal de arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbinden per 1 november 2021.
3.17.
De kantonrechter zal aan [verweerster] ten laste van De Groene Engel een transitievergoeding toekennen van € 8.621,34 bruto, te vermeerderen met wettelijke rente zoals in het dictum vermeld
3.18.
[verweerster] heeft verzocht in het geval van ontbinding van de arbeidsovereenkomst aan haar een billijke vergoeding toe te kennen. Zij stelt als gevolg van het ontbreken van voldoende zorg aan de zijde van De Groene Engel arbeidsongeschikt te zijn geraakt en is daardoor ook de arbeidsovereenkomst verstoord geraakt.
De reden dat de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden is niet gelegen in het verstoord raken van de arbeidsrelatie, maar in het wegens bedrijfseconomische redenen vervallen van de functie van [verweerster] en het niet bestaan van een herplaatsingsmogelijkheid. In zoverre ontbreekt een feitelijke grondslag voor het verzoek van [verweerster] .
De Groene Engel heeft onder randnummer 8 van de pleitaantekeningen van mr. In ’t Hout voldoende gemotiveerd betwist dat het
ernstigaan haar te wijten is dat [verweerster] met een burn-out is uitgevallen en het doen of laten van De Groene Engel daarvan dé oorzaak is. [verweerster] heeft ter zake geen, althans een onvoldoende concreet bewijsaanbod gedaan, zodat de kantonrechter hieraan voorbijgaat.
3.19.
[verweerster] heeft tevens verzocht in geval van een ontbinding te bepalen dat [verweerster] tot het einde van haar dienstverband nog aanspraak kan maken op het scholingsbudget van
€ 1.000,--. Tegen dit nevenverzoek heeft De Groene Engel geen afzonderlijk verweer gevoerd. Dit verzoek zal de kantonrechter toewijzen in de vorm van een verklaring voor recht, met dien verstande dat voor zover op de laatste dag van het dienstverband nog een budget resteert dit conform artikel 6:5 lid 6 van de cao kunsteducatie vervalt.
3.20.
De kantonrechter zal gelet op de aard van de relatie en de uitkomst van de procedure de proceskosten tussen partijen compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 november 2021;
4.2.
veroordeelt De Groene Engel aan [verweerster] een transitievergoeding te betalen van
€ 8.621,34 bruto, door De Groene Engel uiterlijk te voldoen vóór 1 december 2021, en voor zover dat niet het geval is, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 december 2021 tot aan de dag van voldoening;
4.3.
verklaart voor recht dat [verweerster] met inachtneming van overweging 3.19. tot het einde van het dienstverband conform de cao kunsteducatie nog aanspraak kan maken op een scholingsbudget van € 1.000,--;
4.4.
compenseert de kosten tussen partijen in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.5.
verklaart deze beschikking ten aanzien van de te betalen transitievergoeding uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.H. Kobussen, kantonrechter, en op 14 september 2021 in het openbaar uitgesproken door mr. J.A.M. van den Berk.
De griffier De kantonrechter