ECLI:NL:RBOBR:2021:5119

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 september 2021
Publicatiedatum
24 september 2021
Zaaknummer
21/215
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van beroep inzake griffierecht en betalingsonmacht

Op 24 september 2021 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen [naam] B.V. en de heffingsambtenaar van de gemeente Heeze-Leende. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 11 december 2020. De rechtbank heeft op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Eiseres was verplicht griffierecht te betalen, maar heeft slechts een deel van het verschuldigde bedrag van € 354,00 voldaan, namelijk € 35,00. Eiseres heeft aangevoerd dat zij door corona niet in staat was het volledige bedrag te betalen, maar de rechtbank heeft dit niet als verontschuldiging geaccepteerd.

De griffier heeft eiseres meerdere keren de gelegenheid gegeven om het griffierecht te betalen, maar eiseres heeft hier niet tijdig op gereageerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep op betalingsonmacht niet is onderbouwd en heeft het beroep op 22 april 2021 afgewezen. De rechtbank heeft ook de indeling van de griffierechtnota ter discussie gesteld, maar deze is voldoende duidelijk bevonden. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat eiseres niet aan de betalingsverplichtingen heeft voldaan. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken verzet in te stellen tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 21/215

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 september 2021 in de zaak tussen

[naam] B.V., te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Heeze-Leende, verweerder

Procesverloop

Eiseres heeft tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 11 december 2020 (de bestreden uitspraak op bezwaar) beroep ingesteld.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) griffierecht betalen. In een zaak als deze is het griffierecht op grond van artikel 8:41, tweede lid, van de Awb € 354,00. De griffier stelt op grond van artikel 8:41, vierde en vijfde lid, van de Awb een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Dat betekent in dit verband dat het hele bedrag binnen die termijn is bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dat het binnen die termijn is betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, verklaart de rechtbank op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Awb het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
3. De griffier heeft bij brief van 22 januari 2021 de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Daarop is niet gereageerd. De rechtbank heeft vervolgens bij aangetekend brief van 20 februari 2021 nogmaals de gelegenheid geboden binnen vier weken het verschuldigde griffierecht te betalen. Daarbij is eiseres gewezen op het risico van niet-ontvankelijk verklaring. Uit de track en trace gegevens van PostNL is gebleken dat de brief op 23 februari 2021 afgehaald bij een PostNL-locatie. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de brief door eiseres is ontvangen.
4. Eiseres heeft bij brief van 23 februari 2021 een beroep gedaan op betalingsonmacht. Daarop heeft de rechtbank op 31 maart 2021 hem een formulier toegezonden waarmee hij het verzoek kan onderbouwen. Waarop eiser bij brief van 8 april 2021 heeft gereageerd. Eiseres geeft daarin opnieuw aan een beroep te doen op betalingsonmacht. De rechtbank heeft per brief van 22 april 2021 het beroep op betalingsonmacht afgewezen. Eiseres heeft per brief van 26 april 2021 wederom een verzoek op betalingsonmacht gedaan. De rechtbank geeft hier verder geen gehoor meer aan.
5. Eiseres heeft op 18 maart 2021 een gedeelte van het griffierecht betaald, namelijk een bedrag van € 35,00. Terwijl het verschuldigde griffierecht een bedrag van € 354,00 bedroeg. Eiseres heeft hiervoor de volgende reden gegeven. Eiseres geeft per brief van 23 februari 2021 en per brief van 8 april 2021 het griffierecht niet het volledige bedrag te kunnen betalen vanwege corona. Dat is geen verontschuldiging voor dit verzuim.
6. Voorts heeft mr. Bartels de indeling van de griffierechtnota, zoals die wordt verzonden door het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak, ter discussie gesteld. Zoals de rechtbank al vaker heeft overwogen zijn de griffierechtnota’s voldoende duidelijk en zal zij deze niet aanpassen aan de voorkeuren van mr. Bartels. Daarnaast verwijst de rechtbank
naar de uitspraak van het gerechtshof van ’s-Hertogenbosch van 8 augustus 2019 (ECLI:NL:GHSE:2019:3094), de uitspraak van deze rechtbank van 30 januari 2020 (ECLI:NL:RBOBR:2020:429) en naar de uitspraak van de Hoge Raad van 11 juni 2021 (ECLI:NL:HR:2021:879). Artikel 8:41 van de Awb bepaalt dat griffierecht wordt geheven van de indiener van het beroepschrift, in dit geval is dat de gemachtigde. Wanneer iemand zich laat vertegenwoordiger door een gemachtigde, dient de rechtbank zich verder tot die gemachtigde te richten. Het is aan de gemachtigde om betrokkene op de hoogte te houden van het verdere verloop van de procedure en daarmee ook de financiële gevolgen van het instellen van beroep. Verder is op de nota en op de herinnering steeds het zaaknummer en de naam van eiseres vermeld, zodat er geen enkel misverstand over kan bestaan welke zaak het betreft.
7. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.D. Streefkerk, rechter, in aanwezigheid van
C.J.J. van Zandvoort, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op
24 september 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.