ECLI:NL:RBOBR:2022:2893
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak en motivering van de heffingsambtenaar
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 15 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een onroerende zaak, gelegen in [woonplaats]. De eiser, eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde waarde van € 405.000, zoals bepaald door de heffingsambtenaar van de gemeente Boxtel. De eiser stelde dat de waarde te hoog was en bepleitte een lagere waarde van € 325.000. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende had aangetoond dat de vastgestelde waarde niet te hoog was en dat de gebruikte vergelijkingsobjecten adequaat waren onderbouwd. De rechtbank concludeerde dat de omissie in de taxatie met betrekking tot de liggingscorrectie door de heffingsambtenaar voldoende was hersteld en dat de aanwezigheid van een inpandige garage in de waarde was verdisconteerd. De rechtbank verwierp de argumenten van de eiser en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door de heffingsambtenaar en de mogelijkheid om in beroep de waardevaststelling verder te onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet voldoende bewijs had geleverd om zijn bepleite waarde aannemelijk te maken.