In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Oost-Brabant het beroep van eiseres tegen de hoogte van de WOZ-waarde van een bedrijfsobject, gelegen aan de snelweg A73, per waardepeildatum 1 januari 2020. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde vastgesteld op € 3.230.000, wat eiseres te hoog vond en zij bepleitte een waarde van € 2.584.000. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar voldoende onderbouwing heeft gegeven voor de vastgestelde waarde, onder andere door het gebruik van de huurwaardekapitalisatie (HWK-methode) en het indienen van een waardematrix. Eiseres had bezwaar tegen de huurwaarde en de gehanteerde kapitalisatiefactor, maar de rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde niet te hoog is. De rechtbank wijst het verzoek van eiseres om de huurovereenkomsten niet in het dossier op te nemen af, omdat eiseres zelf partij is en kennis had van de inhoud. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen reden is voor terugbetaling van griffierecht of proceskosten.