ECLI:NL:RBOBR:2023:113

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
5 januari 2023
Publicatiedatum
5 januari 2023
Zaaknummer
21/1827
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herbeoordeling arbeidsongeschiktheid en WGA-vervolguitkering na ziekte

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 5 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het UWV over de herbeoordeling van de arbeidsongeschiktheid van de eiser. De eiser, die eerder een WGA-uitkering ontving, was het niet eens met de beslissing van het UWV dat zijn arbeidsongeschiktheid op 50,96% was vastgesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV in zijn besluit van 18 november 2020 terecht heeft geoordeeld dat de eiser voor 50,96% arbeidsongeschikt is en dat hij recht heeft op een WGA-vervolguitkering vanaf 4 december 2020. De rechtbank heeft de medische en arbeidskundige grondslagen van het UWV beoordeeld en geconcludeerd dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd. De verzekeringsarts B&B heeft de klachten van de eiser in zijn beoordeling meegenomen en de rechtbank heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de vastgestelde FML van 28 oktober 2020. De rechtbank heeft ook de argumenten van de eiser, waaronder de vermeende onderschatting van zijn klachten en de verzoeken om een onafhankelijk deskundige, verworpen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de eiser in staat is om arbeid te verrichten die in overeenstemming is met zijn medische belastbaarheid. Het beroep van de eiser is ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk heeft gekregen in deze procedure. De uitspraak zal openbaar worden gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SHE 21/1827

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.S. Kerkhof-Pöttger),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. A.P.J. Mijs)

Inleiding

Het UWV heeft in het besluit van 18 november 2020 de arbeidsongeschiktheid van eiser herbeoordeeld en vastgesteld op 50,96%. Vanaf 4 december 2020 krijgt eiser een vervolguitkering in verband met werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA).
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
Eiser heeft tegen de beslissing op bezwaar van 2 juli 2021 (het bestreden besluit) beroep ingesteld.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
De ex-werkgever heeft te kennen gegeven deze uitspraak te willen ontvangen. De rechtbank zal daarom in de uitspraak geen medische informatie opnemen, om te voorkomen dat de ex-werkgever alsnog kennisneemt van de medische situatie van eiser.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiser heeft als medewerker assemblage gewerkt bij DAF Trucks N.V. voor 36,42 uur per week. Op 10 april 2017 heeft hij zich ziekgemeld. Op 15 januari 2019 heeft eiser een aanvraag om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) gedaan. Het UWV heeft hem vanaf 19 april 2019 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid (na bezwaar) is bepaald op 52,13%. Het UWV heeft eiser geïnformeerd dat zijn loongerelateerde WGA-uitkering stopt op 3 december 2020 en dat hij daarna een WGA-vervolguitkering krijgt.
2. Op 22 september 2020 heeft eiser een melding gedaan dat zijn klachten zijn toegenomen. Naar aanleiding hiervan heeft het UWV een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht. Op grond van de resultaten van dit onderzoek heeft het UWV het besluit van 18 november 2020 genomen, dat in bezwaar is gehandhaafd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiser voor 50,96% arbeidsongeschiktheid is en kent hem vanaf 4 december 2020 een WGA-vervolguitkering toe naar deze mate van arbeidsongeschiktheid.
4. Het UWV heeft in het bestreden besluit de medische grondslag van deze beslissing gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 1 juli 2021. De medische belastbaarheid van eiser is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 28 oktober 2020.
5. Het UWV heeft in het bestreden besluit de arbeidskundige grondslag van deze beslissing gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige van 17 november 2020. Een heroverweging door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is volgens het UWV niet aan de orde nu er geen arbeidskundige bezwaren naar voren zijn gebracht en de belastbaarheid niet is gewijzigd.

Wat vindt eiser

6. Eiser is het niet eens met het UWV. Hij vindt dat het UWV zijn klachten heeft onderschat. Eiser voert aan dat een urenbeperking aangenomen had moeten worden. Ook acht hij meer fysieke en psychische beperkingen aangewezen. Ter onderbouwing heeft eiser aanvullende medische informatie ingebracht. Eiser stelt dat werken zijn klachten zal verergeren. Verder beklaagt eiser zich over de bewoording van de verzekeringsarts, waardoor hij zich niet serieus genomen voelt. Eiser vindt ook dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest, omdat hij, ondanks het verzoek daarom, in bezwaar niet fysiek onderzocht is en er bij het primaire onderzoek geen sprake was van een echt fysiek onderzoek. Eiser verzoekt de rechtbank om, als zij dat nodig vindt, een medisch deskundige te benoemen nu de visie van zijn artsen en die van het UWV uit elkaar liggen.
7. Uitgaande van een urenbeperking, stelt eiser dat de geduide functies dan niet passend zijn.

Wat vindt de rechtbank

8. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser voor 50,96% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 4 december 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
9. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser voor 50,96% arbeidsongeschikt is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
10. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft het standpunt van de verzekeringsarts heroverwogen. Hij heeft het dossier bestudeerd en heeft kennis genomen van het bezwaar en ingebrachte informatie van eiser en van het verslag van de hoorzitting. De verzekeringsarts B&B heeft het standpunt van de verzekeringsarts bevestigd. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat de verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie heeft gemist, en overweegt daartoe het volgende. De verzekeringsarts heeft kenbaar kennis genomen van de klachten van eiser, heeft eiser gezien tijdens een spreekuurcontact en heeft eiser in dat spreekuur medisch onderzocht. Zij heeft haar bevindingen van het eigen fysieke onderzoek beschreven. Gelet op de bewoordingen in het rapport gaat de rechtbank er vanuit dat de verzekeringsarts eiser fysiek heeft onderzocht. Dat dit in weerwil van hetgeen in het rapport staat vermeld niet het geval is geweest, is niet gebleken. Eiser heeft het klachtenverhaal dat is opgenomen in het rapport niet betwist en heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat de verzekeringsarts klachten heeft gemist. De verzekeringsarts B&B heeft in beroep toegelicht, mede gelet op dit uitvoerige onderzoek door de verzekeringsarts, geen meerwaarde te zien in een fysiek spreekuurcontact met of zonder fysiek onderzoek. De rechtbank kan deze motivering volgen. Het enkele gegeven dat de verzekeringsarts B&B zelf geen fysiek onderzoek heeft verricht, is onvoldoende om te spreken van een onzorgvuldig onderzoek. [1]
11. Dat eiser zich door de bewoording van de verzekeringsarts B&B niet serieus genomen voelt, is voor de rechtbank onvoldoende om het onderzoek onzorgvuldig te achten. De verzekeringsarts B&B heeft de ingebrachte medische informatie kenbaar meegewogen in zijn beoordeling.
De beoordeling van de belastbaarheid
12. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser op 4 december 2020 in de rapporten van 1 juli 2021 en 30 juni 2022 op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. De verzekeringsarts heeft uiteengezet dat de meeste klachten van eiser ook al bij eerdere beoordelingen bekend waren. Ook heeft zij gemotiveerd dat de ervaren toename niet medisch objectiveerbaar is. De verzekeringsarts heeft de beperkingen opgenomen in de FML van 28 oktober 2020. De verzekeringsarts B&B heeft in zijn rapport de door de verzekeringsarts aangenomen beperkingen onderschreven. Hij heeft aanvullend toegelicht dat er met de aangenomen beperkingen voldoende rekening is gehouden met klachten van eiser. Verder is er ook geen sprake een aandoening die leidt tot een energetische beperking.
13. In beroep motiveert de verzekeringsarts B&B op grond van de medische informatie die in beroep is overgelegd dat dit niet tot een urenbeperking hoeft te leiden. Niet wordt ontkend dat eiser klachten ervaart, maar dat rechtvaardigt volgens de verzekeringsarts B&B nog niet een urenbeperking. Daarbij slaat de verzekeringsarts B&B ook acht op het dagverhaal waaruit blijkt dat eiser tussen 7 uur ’s ochtends en 11/12 uur ‘s avonds actief is, hetgeen zich niet zou verhouden tot een urenbeperking. Met de fysieke pijnklachten is volgens de verzekeringsarts B&B voldoende rekening gehouden door beperkingen aan te nemen op het gebied van frequent buigen, krachtig duwen/trekken, zwaar tillen/dragen en langdurig gebogen actief zijn. Als met die beperkingen rekening wordt gehouden is een urenbeperking niet nodig. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B voldoende heeft gemotiveerd waarom een urenbeperking niet aan de orde is.
14. Verder kan de rechtbank niet de waarde toekennen aan de ingebrachte informatie van de fysiotherapeut en arts spiergewrichtologie die eiser daaraan toegekend wil zien. Ten aanzien van de informatie van de fysiotherapeut overweegt de rechtbank dat het de specifieke expertise is van een verzekeringsarts om de belastbaarheid in arbeid in kaart te brengen. Uitspraken van de fysiotherapeut hierover kunnen dan ook niet op één lijn worden gesteld met de beoordeling door de verzekeringsarts. Bovendien zijn de genoemde fysieke pijnklachten bekend en kenbaar meegewogen door de verzekeringsartsen. Ten aanzien van de informatie van de arts spiergewrichtologie heeft de verzekeringsarts B&B er in zijn rapport van 30 juni 2022 terecht op gewezen dat dit vakgebied buiten de reguliere geneeskunde valt. Dat betekent dat deze medische informatie de klachten van eiser in zoverre niet objectief-medisch gezien onderbouwen. De arbeidsongeschiktheid dient immers rechtstreeks en medisch objectief vastgesteld te worden als gevolg van ziekte of gebrek, waarbij medisch impliceert dat hiertoe gebruik is gemaakt van de geëigende en in de reguliere gezondheidszorg aanvaarde onderzoeksmethoden, waaraan de alternatieve benadering/geneeswijze niet voldoet. Ook voor deze informatie geldt dus dat daaraan niet het gevolg (een urenbeperking en/of verdergaande beperkingen op ander vlak) kan worden verbonden dat eiser daaraan wil verbinden.
15. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser op 4 december 2020 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor hem vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 28 oktober 2020.
16. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om een onafhankelijk deskundige te benoemen, zoals eiser heeft verzocht.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
17. De stelling van eiser dat hij de functies gezien zijn klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite (ook) gericht tegen de door de verzekeringsartsen vastgestelde FML van 28 oktober 2020. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen. Uitgaande van de juistheid van de bij eiser vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
18. De AD heeft berekend dat eiser op 4 december 2020 met de middelste van de drie geduide functies 49,04% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende met zijn eigen werk, zodat hij voor de overige 50,96% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

19. Het UWV heeft terecht besloten om eiser per 4 december 2020 een WGA-vervolguitkering toe te kennen, naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 50,96%.
20. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 5 januari 2023 gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, 29 juni 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1420