Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 april 2023 in de zaak tussen
[eiser] uit [woonplaats] , eiser
de heffingsambtenaar van de gemeente Veldhoven, de heffingsambtenaar
de Staat der Nederlanden(de minister voor Rechtsbescherming), de Staat.
Inleiding
€ 379.000 voor [adres] , beide gelegen te [woonplaats] . De waarden zijn vastgesteld per waardepeildatum 1 januari 2020 en gelden voor het kalenderjaar 2021. De WOZ-beschikkingen zijn opgenomen in het aanslagbiljet van dezelfde datum. In dit aanslagbiljet heeft de heffingsambtenaar voor de woningen ook de aanslagen onroerendezaakbelasting (OZB) 2021 eigenarenheffing opgelegd.
Feiten
Vooraf
Twee zaaknummers3.Eiser heeft op de zitting van 24 maart 2023 er over geklaagd dat de rechtbank zijn beroep heeft gesplitst in twee zaken. De rechtbank volgt eiser niet hierin. Bij het instellen van het beroep is eiser opgekomen tegen de uitspraak op bezwaar van 27 augustus 2021. Deze uitspraak op bezwaar had betrekking op de WOZ-waarden van de woningen [adres] én [adres] . Voor administratieve doeleinden heeft de griffie van de rechtbank, op grond van de registratievoorschriften van het door de rechtbank gebruikte administratiesysteem Berber, per afzonderlijk object een zaaknummer aangelegd. Bij brief van 28 februari 2023 heeft de griffie van de rechtbank eiser daarom laten weten dat het beroep met betrekking tot [adres] bij de rechtbank aanvullend is geregistreerd onder zaaknummer SHE 23/616. Ook is meegedeeld dat slechts eenmaal griffierecht is verschuldigd en dat verder voor beide zaaknummers zal worden gecorrespondeerd in zaaknummer SHE 21/2447 als hoofddossier. Voorafgaande aan de zitting is eiser nog bij griffiersbrief van 15 maart 2023 schriftelijk meegedeeld dat hij is uitgenodigd voor de behandeling van het beroep, geregistreerd onder beide zaaknummers. Anders dan eiser meent, valt uit deze gang van zaken niet af te leiden dat de rechtbank de zaken heeft gesplitst.
Beoordeling door de rechtbank
Onderbouwing van de WOZ-waarden van de twee woningen9. Eiser voert aan, kort gezegd, dat de waarden van de woningen te hoog zijn bepaald en hij de waardeonderbouwing op grond van de taxaties niet kan volgen.
9.6. Eiser heeft op zitting opgemerkt, en toegelicht met een aantal voorbeelden, dat de informatie uit iWOZ niet overeenkomt met wat de taxateur heeft opgenomen in de taxaties. De heffingsambtenaar heeft daartegenover op zitting toegelicht dat, anders dan eiser meent, deze informatie niet leidend is voor de primaire objectkenmerken. De informatie uit iWOZ betreft verkoopinformatie, afkomstig van makelaars, en is vooral van belang voor de taxatie omdat daarmee veel fotomateriaal beschikbaar is dat inzicht geeft in hoe de woning eruit ziet (de secundaire objectkenmerken), te weten de KOUDV-factoren. De primaire objectkenmerken worden echter bepaald aan de hand van de gegevens, bijvoorbeeld bouwtekeningen en de gegevens uit het Kadaster, zoals die ter beschikking staan aan de taxateur in de gemeentelijke computersystemen. De rechtbank kan de heffingsambtenaar hierin volgen. De beroepsgrond treft dus geen doel.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding toe;
- veroordeelt de Staat tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan eiser tot een bedrag van € 500;
- veroordeelt de Staat tot betaling van € 418,50 aan proceskosten aan eiser.