In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant op 17 april 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de definitieve vaststelling van de tegemoetkoming op grond van de NOW-1 beoordeeld. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming in de loonkosten vanwege een verwacht omzetverlies van 25% per 1 maart 2020. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid had de definitieve tegemoetkoming vastgesteld op € 616,-, waarbij een bedrag van € 4.730,- van eiseres was teruggevorderd. Eiseres betoogde dat de loonsom in de subsidieperiode lager was door een loondoorbetalingsverplichting voor een zieke werknemer die in januari 2020 nog op de loonlijst stond, maar in de subsidieperiode niet meer. De rechtbank oordeelt dat de minister de subsidie op het juiste bedrag heeft vastgesteld en dat er geen sprake is van onevenredige benadeling van eiseres. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep die een vergelijkbare situatie behandelde en concludeert dat de minister de belangen van eiseres voldoende heeft afgewogen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en veroordeelt de minister tot vergoeding van de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,-.