In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedaan op 19 april 2023, wordt het beroep van eiser tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning beoordeeld. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde vastgesteld op € 374.000, gebaseerd op een taxatierapport van 8 april 2022. Eiser betwist deze waarde en stelt dat de woning te dicht bij een parkeerterrein ligt, wat overlast zou veroorzaken. De rechtbank oordeelt echter dat de heffingsambtenaar voldoende heeft aangetoond dat de vastgestelde waarde niet te hoog is en dat de vergelijkingsobjecten die zijn gebruikt voor de waardebepaling voldoende vergelijkbaar zijn met de woning van eiser. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard.
Daarnaast heeft eiser een verzoek ingediend om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank oordeelt dat de redelijke termijn voor de bezwaar- en beroepsfase gezamenlijk twee jaar bedraagt en dat deze termijn is overschreden. Eiser krijgt een schadevergoeding van € 500 toegewezen, omdat de overschrijding geheel aan de heffingsambtenaar is toe te rekenen. De rechtbank wijst erop dat er geen recht is op vergoeding van het griffierecht in dit geval. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben het recht om in hoger beroep te gaan.