ECLI:NL:RBOBR:2023:264
Rechtbank Oost-Brabant
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen beslissing minister Sociale Zaken en Werkgelegenheid inzake NOW-1 tegemoetkoming
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 16 januari 2023 uitspraak gedaan in een beroep van een vennootschap onder firma (Vof) tegen een besluit van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De minister had op 20 september 2021 de definitieve tegemoetkoming op grond van de NOW-1 vastgesteld op € 6.937,00. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de minister verklaarde het bezwaar ongegrond in het bestreden besluit van 1 november 2021. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in haar beroepschrift niet voldoende concreet heeft aangegeven waarom zij het niet eens was met het bestreden besluit. Een algemene verwijzing naar de bezwaargronden volstond niet. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat het verschil tussen vaste en oproepkrachten in beginsel niet van belang is voor de bepaling van de loonsom. De loonsom van de referentiemaand januari 2020 werd als representatief beschouwd, ondanks de argumenten van eiseres dat er bijzondere omstandigheden waren die een andere berekening rechtvaardigden.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister niet verplicht was om rekening te houden met het vrijwillig ontslag van drie medewerkers, aangezien deze beroepsgrond in de bezwaarfase expliciet was prijsgegeven. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de beslissing van de minister in stand blijft. Eiseres heeft het recht om tegen deze uitspraak hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal.