ECLI:NL:RBOBR:2023:640
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de hoogte van de WOZ-waarde van een woning en de markconformiteit van het eigen verkoopcijfer
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Oost-Brabant het beroep van eiseres tegen de hoogte van de WOZ-waarde van haar woning. De heffingsambtenaar heeft de waarde van de woning vastgesteld op € 202.000, per waardepeildatum 1 januari 2020, en dit is gehandhaafd in de uitspraak op bezwaar. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing, waarbij zij een lagere waarde van € 170.000 bepleit. De rechtbank heeft op 7 februari 2023 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde van de woning niet te hoog is. De heffingsambtenaar heeft primair verwezen naar het geïndexeerde eigen verkoopcijfer van de woning en subsidiair naar de getaxeerde waarde. Eiseres heeft aangevoerd dat zij mogelijk meer heeft betaald dan de marktwaarde om persoonlijke redenen, maar de rechtbank concludeert dat dit niet betekent dat het verkoopcijfer niet bruikbaar is als maatstaf voor de WOZ-waarde. De rechtbank stelt vast dat de heffingsambtenaar de waarde van de woning correct heeft vastgesteld en dat eiseres niet heeft aangetoond dat de waarde te hoog is.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat partijen het recht hebben om hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal. De uitspraak is gedaan door mr. A.F. Vink, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E.M. Wintjes, griffier, en is openbaar uitgesproken op 7 februari 2023.