In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedaan op 28 juni 2024, wordt het beroep van eiser tegen de vaststelling van de hoogte van zijn WIA-uitkering beoordeeld. Eiser had op 25 november 2022 een WIA-uitkering aangevraagd, waarna het UWV op 4 april 2023 een loongerelateerde WIA-uitkering toekende met een maandloon van € 2.589,12. Eiser was het niet eens met de hoogte van het dagloon, dat door het UWV was vastgesteld op € 119,04, en stelde dat zijn eerste ziektedag op 19 april 2019 lag, wat invloed zou moeten hebben op de berekening van het dagloon. De rechtbank oordeelt dat de medische afzakker geen rol speelt bij de hoogte van het WIA-dagloon en dat de referteperiode voor de dagloonbepaling niet losgekoppeld kan worden van de eerste arbeidsongeschiktheidsdag. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat de eerste arbeidsongeschiktheidsdag verder in het verleden ligt dan 8 maart 2021. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de hoogte van de WIA-uitkering niet wijzigt en eiser geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.