ECLI:NL:RBOBR:2025:1696
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling WOZ-waarde van een appartement en de toepassing van de vergelijkingsmethode
In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant op 27 maart 2025, in de zaak tussen een eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente Eindhoven, werd de WOZ-waarde van een appartement beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde vastgesteld op € 263.000 voor het kalenderjaar 2023, wat door de eiser werd betwist. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk had gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog was. De eiser, eigenaar van de woning, voerde aan dat er onvoldoende rekening was gehouden met de toestand van de woning en de meeverkochte aandelen in de VvE-reserve. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar in zijn taxatie rekening had gehouden met de relevante verschillen en dat de eiser niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn stellingen. Uiteindelijk werd het beroep van de eiser ongegrond verklaard, wat betekende dat hij geen gelijk kreeg en geen vergoeding van proceskosten ontving.