In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedaan op 4 april 2025, worden de beroepen van eiseressen tegen de weigering van het UWV om de werkneemster in aanmerking te laten komen voor een Inkomensvoorziening voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA-uitkering) beoordeeld. De werkneemster, die een uitkering ontvangt op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), had eerder een WGA-loonaanvullingsuitkering gekregen. Het UWV had in een besluit van 3 februari 2023 vastgesteld dat de werkneemster volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt was, wat door de eiseressen werd betwist.
De rechtbank oordeelt dat het UWV onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de arbeidsongeschiktheid van de werkneemster niet duurzaam zou zijn. De verzekeringsarts had niet adequaat onderbouwd hoe de verhoogde recuperatiebehoefte van de werkneemster zich naar verwachting zou ontwikkelen. De rechtbank concludeert dat de werkneemster, gezien haar medische situatie en de deskundigenrapportage, wel degelijk duurzaam arbeidsongeschikt is. De rechtbank vernietigt het besluit van het UWV en herroept het eerdere besluit van 8 juli 2021, waardoor de werkneemster met terugwerkende kracht recht heeft op een IVA-uitkering vanaf 17 september 2021.
Daarnaast wordt het UWV veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de werkgeefster, die in totaal € 2.914,50 bedragen. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over hun recht op hoger beroep.