ECLI:NL:RBOBR:2025:2148
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning en de onderbouwing door de heffingsambtenaar
In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant op 10 april 2025, in de zaak tussen een eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente Eindhoven, staat de vastgestelde WOZ-waarde van een woning centraal. De heffingsambtenaar had de waarde van de woning vastgesteld op € 1.034.000 voor het kalenderjaar 2023, wat door de eiser werd betwist. De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat deze waarde niet te hoog is. De eiser, eigenaar van de woning, voerde aan dat de heffingsambtenaar ten onrechte gebruik had gemaakt van een vergelijkingsobject waarvan het verkoopcijfer meer dan 35% afweek van de vastgestelde waarde. De rechtbank oordeelt dat het in het midden kan blijven of de eiser gelijk heeft, omdat de heffingsambtenaar dit object niet meer gebruikt in zijn onderbouwing. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de woningen en dat de kwaliteit van de woning in zijn totaliteit is beoordeeld. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de eiser geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.