ECLI:NL:RBOBR:2025:2149
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning en de toepassing van de vergelijkingsmethode door de heffingsambtenaar
In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant op 10 april 2025, in de zaak tussen eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente Eindhoven, staat de vastgestelde WOZ-waarde van een woning centraal. De heffingsambtenaar had de waarde van de woning vastgesteld op € 498.000 voor het kalenderjaar 2023, wat door eiser werd betwist. Eiser stelde dat de heffingsambtenaar onvoldoende rekening had gehouden met de toestand van de woning, waaronder een gedateerde badkamer en de ligging nabij een school. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog was. De rechtbank volgde de argumentatie van de heffingsambtenaar, die de waarde had onderbouwd met een taxatierapport waarin de vergelijkingsmethode was toegepast. Eiser had niet voldoende concrete feiten aangedragen om zijn stellingen te onderbouwen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk kreeg en geen vergoeding van proceskosten ontving. De uitspraak benadrukt de rol van de heffingsambtenaar in het bewijzen van de vastgestelde waarde en de verantwoordelijkheden van eiser in het aanvoeren van bewijs voor zijn claims.