ECLI:NL:RBOBR:2025:2150
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling WOZ-waarde van een woning en de vergelijkingsmethode door de rechtbank
In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant op 10 april 2025, in de zaak tussen eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente Eindhoven, wordt de WOZ-waarde van een woning beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de woning vastgesteld op € 384.000 voor het kalenderjaar 2023. Eiser, eigenaar van de woning, had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar, die de waarde had gehandhaafd. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. De heffingsambtenaar had een taxatierapport overgelegd waarin de vergelijkingsmethode was toegepast, waarbij de woning werd vergeleken met drie andere woningen. Eiser betwistte de waarde en stelde dat de vergelijkingsobjecten een lagere waarde onderbouwen, maar de rechtbank volgde deze stelling niet. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.