ECLI:NL:RBOBR:2025:2346

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
9 april 2025
Publicatiedatum
17 april 2025
Zaaknummer
24/3535
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hondenbelasting en verzuimboete in de gemeente 's-Hertogenbosch

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 9 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil over de hondenbelasting en een verzuimboete opgelegd aan eiser, die houder is van een hond. De heffingsambtenaar van de gemeente 's-Hertogenbosch had eiser op 30 juni 2024 een aanslag in de hondenbelasting opgelegd van € 68,08, omdat hij in de periode van 5 april 2024 tot en met 31 december 2024 houder was van een hond. Daarnaast werd er een verzuimboete van € 102,12 opgelegd, omdat eiser niet binnen veertien dagen na het ontstaan van de belastingplicht aangifte had gedaan. De rechtbank oordeelde dat de hondenbelasting een algemene belasting is, waarvoor de gemeente niet verplicht is om een concrete tegenprestatie te leveren. Eiser viel niet onder de vrijstellingen die de gemeenteraad had vastgesteld, en de rechtbank concludeerde dat de aanslag en de verzuimboete terecht waren opgelegd. Eiser had zijn aangifteplicht niet nageleefd, en de hoogte van de boete werd als passend en geboden beschouwd. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding. Eiser heeft het recht om tegen deze uitspraak hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 24/3535

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

9 april 2025 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente 's-Hertogenbosch, de heffingsambtenaar

(gemachtigde: mr. R.A.M.T. Klaassen).

Zitting

De rechtbank heeft het beroep van eiser op 9 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser en de gemachtigde van de heffingsambtenaar deelgenomen.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Motivering

1. Bij een controle door de heffingsambtenaar op 5 april 2024 is vastgesteld dat eiser houder is van een hond.
2. De heffingsambtenaar heeft eiser op 30 juni 2024 een aanslag in de hondenbelasting opgelegd van € 68,08, omdat eiser in de periode van 5 april 2024 tot en met 31 december 2024 houder was van een hond. De heffingsambtenaar heeft eiser ook op 30 juni 2024 een verzuimboete opgelegd van € 102,12, omdat hij niet binnen veertien dagen na het ontstaan van de belastingplicht aangifte van zijn hond heeft gedaan bij de heffingsambtenaar. Met de uitspraak op bezwaar van 27 september 2024 heeft de heffingsambtenaar de aanslag en de verzuimboete gehandhaafd.
3. De hondenbelasting is een algemene belasting. Algemene belastingen hebben als doel om inkomsten te verwerven voor – in dit geval – de gemeente ‘s-Hertogenbosch. Dit betekent dat de opbrengsten daarvan niet voor een bepaald doel hoeven te worden aangewend en er ook geen concrete tegenprestatie door de gemeente hoeft te worden geleverd voor het heffen van deze belasting. De gemeente is dus niet verplicht om de inkomsten van die belasting (alleen) uit te geven aan (faciliteiten voor (houders van)) honden. [1] Ook wordt de belastingplicht niet teniet gedaan als de gemeente onvoldoende zou optreden tegen door eiser ervaren overlast van andere honden(bezitters).
4. Eiser heeft op de zitting verklaard dat hij in de periode van januari 2024 tot en met 31 december 2024 houder was van zijn hond. Daaruit volgt dat eiser in principe belastingplichtig is voor de hondenbelasting. [2] De gemeenteraad heeft in een limitatief aantal gevallen vrijstelling van de hondenbelasting verleend. [3] Vaststaat dat eiser onder geen van deze vrijstellingen valt. Dit betekent dat van eiser hondenbelasting kan worden geheven, zoals in eerdere rechterlijke uitspraken in vergelijkbare gevallen al is geoordeeld. [4] Het is in principe aan de gemeenteraad van de gemeente ’s-Hertogenbosch om te bepalen voor welke gevallen zo’n vrijstelling geldt. Dit vergt een politieke afweging waarbij de gemeenteraad (dus) een grote vrijheid heeft. Die vrijheid kent wel een grens; het gebruikmaken daarvan mag niet resulteren in een onredelijke of willekeurige belastingheffing. Er is niet gebleken dat dit laatste geval zich voordoet. Eiser is dus terecht aangeslagen voor de hondenbelasting en voor een niet te hoog bedrag.
5. Eiser vindt de opgelegde verzuimboete onterecht. Eiser zegt dat hij zijn hond bij de Stichting Nederlandse Databank Gezelschapsdieren (NDG) heeft geregistreerd en dat de heffingsambtenaar dat aldaar had kunnen controleren. De rechtbank stelt vast dat eiser als houder van zijn hond verplicht is om binnen veertien dagen na de dag waarop hij zijn hond is gaan houden aangifte te doen bij de heffingsambtenaar. [5] Dit staat ook op de website van de gemeente ’s-Hertogenbosch. Eiser heeft niet aan zijn aangifteplicht voldaan. Nergens staat dat een uitzondering van de aangifteplicht geldt voor houders die hun hond bij de NDG hebben geregistreerd. De heffingsambtenaar heeft overigens ook gemotiveerd gesteld dat hij vanwege privacywetgeving de registraties van de NDG niet mag en kan inzien. Dit betekent dat aan eiser terecht een verzuimboete is opgelegd. De hoogte van het boetebedrag is het jaarbedrag aan hondenbelasting voor het houden van één hond. [6] De rechtbank acht de hoogte van de boete passend en geboden. Met het niet doen van aangifte wordt de belastingheffing – die in het algemeen belang is – onnodig gehinderd. Daarop moet dan ook een sanctie staan om dergelijk gedrag onaantrekkelijk te maken. Omstandigheden om het boetebedrag te matigen of op nihil te stellen zijn niet gebleken.
6. Omdat het beroep ongegrond is, is voor een proceskostenvergoeding geen aanleiding.
De rechter deelt mede dat van deze uitspraak een proces-verbaal wordt opgemaakt dat binnen twee weken aan partijen zal worden toegestuurd. De toezending vindt plaats doordat een afschrift daarvan in het online zaakdossier wordt geplaatst.
De rechter wijst erop dat partijen het recht hebben om tegen deze uitspraak hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Het hoger beroep moet zijn ingesteld binnen zes weken na de dag van verzending van dit proces-verbaal.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 april 2025 door mr. A.F. Vink, rechter, in aanwezigheid van Z. Selkan, griffier.
griffier
rechter

Voetnoten

1.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 29 juni 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:6295.
2.Artikel 2, eerste lid, van de Verordening van de gemeenteraad van de gemeente 's-Hertogenbosch, houdende regels betreffende de heffing en de invordering van een belasting op honden 2024 (Verordening).
3.Artikel 3 van de Verordening.
4.Gerechtshof Amsterdam 8 oktober 2001, ECLl:NL:GHAMS:2001:AE0816, en rechtbank Oost-Brabant 6 maart 2015, ECLI:NL:RBOBR:2015:1146.
5.Artikel 2, eerste lid, van de Verordening in samenhang gelezen met artikel 2, tweede lid, van de Regeling met betrekking tot de heffing en de invordering van de gemeentelijke belastingen 2013.
6.Artikel 4 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Gemeentelijke Belastingen 2016.