ECLI:NL:RBOBR:2025:2755

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
15 mei 2025
Publicatiedatum
13 mei 2025
Zaaknummer
11092330
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging bindend advies van SGIM wegens ernstige gebreken in de uitspraak met betrekking tot tandheelkundige behandelingen

In deze zaak heeft de kantonrechter in 's-Hertogenbosch op 15 mei 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee eisers, [eiser 1] B.V. en [eiser 2], en een gedaagde partij, [gedaagde]. De zaak betreft de vernietiging van een bindend advies van de Stichting Geschilleninstantie Mondzorg (SGIM) dat op 12 januari 2024 was gegeven. De gedaagde had klachten ingediend over tandheelkundige behandelingen die zij had ondergaan bij [eiser 1] en [eiser 2]. De SGIM had geoordeeld dat de klachten gegrond waren en een schadevergoeding van € 2.500,- had toegewezen aan de gedaagde. De eisers in conventie vorderden de vernietiging van dit bindend advies, stellende dat de gebondenheid aan het advies naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was.

De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van ernstige gebreken in de uitspraak van SGIM. De rechter concludeerde dat SGIM onvoldoende had gemotiveerd waarom het bindend advies aan [eiser 2] was gericht en niet aan [eiser 1], terwijl er een geneeskundige behandelingsovereenkomst bestond tussen de gedaagde en [eiser 1]. De kantonrechter vernietigde het bindend advies van SGIM en wees de vorderingen van de gedaagde af, waarbij de gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten. De rechter benadrukte dat de gebondenheid aan het bindend advies niet aanvaardbaar was gezien de gebreken in de procedure en de motivering van SGIM.

Uitspraak

RECHTBANKOOST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: 11092330 \ CV EXPL 24-2490
Vonnis van 15 mei 2025
in de zaak van

1.[eiser 1] B.V.,

te [plaats] ,
hierna te noemen: [eiser 1] ,
2. [eiser 2] ,
te [plaats] ,
hierna te noemen: [eiser 2] ,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
hierna samen te nomen: [eisers in conventie en verweerders in reconventie] ,
gemachtigde: mr. H.R. Yücesan,
tegen
[gedaagde] ,
te [plaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde in conventie en eiser in reconventie] ,
gemachtigde: mr. M.W. van der Heijden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie,
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald,
- de conclusie van antwoord in reconventie,
- de mondelinge behandeling van 13 maart 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde in conventie en eiser in reconventie] heeft in de periode 2019-2023 tandheelkundige behandelingen ondergaan bij [eiser 1] . Die tandheelkundige behandelingen bestonden onder meer uit het plaatsen van implantaten door [eiser 2] , die werkzaam is bij [eiser 1] .
2.2.
[gedaagde in conventie en eiser in reconventie] had klachten over de tandheelkundige behandelingen en heeft gebruik gemaakt van de Klachtenregeling van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot Bevordering der Tandheelkunde (hierna: KNMT). Dit heeft niet tot een oplossing geleid en [gedaagde in conventie en eiser in reconventie] heeft vervolgens een geschil ingediend bij de Stichting Geschilleninstantie Mondzorg (hierna: SGIM).
2.3.
Op 12 januari 2024 heeft SGIM uitspraak gedaan in de procedure tussen [gedaagde in conventie en eiser in reconventie] en [eiser 2] . In deze uitspraak is – voor zover voor de beoordeling van belang – het volgende vermeld:
UITSPRAAK
SGIM 2023-46
(…)
Inzake
De geschilprocedure van mevrouw [gedaagde in conventie en eiser in reconventie] , wonende te [plaats] , hierna te noemen 'klaagster', tegen de heer [eiser 2] , werkzaam bij [A] , hierna te noemen 'verweerder'.Verweerderis via de klachtenregeling van de KNMT aangesloten bij Stichting Geschilleninstantie Mondzorg.
Verloop van de procedure
(…)
4. Partijen zijn uitgenodigd voor een hoorzitting op 12 januari 2024.
5. De hoorzitting heeft op 12 januari 2024 plaatsgevonden te [plaats] . Klaagster is ter zitting
verschenen en heeft haar standpunt toegelicht. Verweerder is niet ter zitting verschenen. (…)
De klacht
Het geschil betreft de klacht van klaagster dat zij bepaalde facturen twee keer heeft betaald, dat een geplaatste kroon non-conform is en dat verweerder geen duidelijke begroting heeft opgesteld voorafgaand aan de behandeling.
Klaagster is in 2019 patiënt geworden van de praktijk van verweerder op verwijzing van haar toenmalige tandarts, omdat er implantaten geplaatst moesten worden en klaagster graag alle tandheelkundige behandelingen in één praktijk uit wilde laten voeren.
Verweerder heeft in 2019 de eerste implantaten geplaatst en heeft daarbij aangegeven dat er meer implantaten geplaatst zouden moeten worden. Er is toen door verweerder een kaakoverzicht gemaakt en partijen kwamen overeen op een later moment afspraken te maken over het vervolgtraject. Op enig moment brak een voortand van klaagster af. Verweerder heeft deze tand verwijderd en een implantaat geplaatst. Enkele maanden later mocht de kroon geplaatst worden, maar volgens klaagster was deze kroon non-conform omdat deze niet de juiste kleur had en omdat deze korter was dan de overige (voor)tanden van klaagster. Klaagster heeft van een andere tandarts begrepen dat alle door verweerder geplaatste implantaten en kronen vervangen moeten worden. De oorzaak daarvan zou gelegen zijn in nalatigheid aan de zijde van verweerder door onder meer geen controles uit te voeren, terwijl klaagster de praktijk van verweerder wel heeft bezocht voor controles.
De kern van de klacht van klaagster bestaat eruit dat controles onvoldoende zijn uitgevoerd,
waardoor klaagster schade heeft geleden. Daarnaast klaagt klaagster over rekeningen die dubbel betaald zijn en over het feit dat zij voorafgaand aan de behandelingen geen begroting heeft ontvangen.
Klaagster vordert een schadevergoeding van € 500,- en alle vervolgschade, bestaande uit de extra gemaakte kosten, veroorzaakt door de nalatigheid van de tandarts. Klaagster schat de gemaakte kosten in op € 2.000,- en vordert een schadevergoeding van € 2.500,-.
Het verweer
Verweerder stelt in zijn verweerschrift dat hij klaagster naar behoren behandeld heeft. Daarnaast stelt verweerder dat klaagster contact heeft opgenomen toen zij de nota's ontving en dat hij contact heeft opgenomen om de nota uit te leggen. Hij heeft klaagster echter niet kunnen bereiken.
Verweerder merkt op dat hij bij Infomedics is nagegaan of dubbel gefactureerd is: dat is niet het geval geweest.
Tot slot merkt verweerder op dat hij niet de tandarts is van klaagster, omdat zij een 'eigen tandarts' heeft. Klaagster is nooit op controles geweest en heeft de praktijk uitsluitend bezocht voor implantologische- en kroonbehandelingen.
De beoordeling
Bevoegdheid Geschilleninstantie Mondzorg
De Geschilleninstantie Mondzorg is op grond van artikel 3 Reglement bevoegd om uitspraak te doen over een geschil dat is ingediend tegen een zorgaanbieder die bij de Geschilleninstantie Mondzorg is aangesloten. Zorgaanbieders die aangesloten zijn bij de klachtenregeling van de KNMT, NVM of ONT zijn tevens aangesloten bij Stichting Geschilleninstantie Mondzorg en vallen derhalve onder de werkingssfeer van het Reglement (artikel 2 Reglement).
De Geschilleninstantie Mondzorg stelt vast dat verweerder aangesloten is bij de klachtenregeling van de KNMT. Dit houdt in dat verweerder via deze klachtenregeling is aangesloten bij de Geschilleninstantie Mondzorg. De Geschilleninstantie Mondzorg acht zich dan ook bevoegd om met inachtneming van het bepaalde in het Reglement uitspraak te doen over het geschil. (…)
Inhoudelijke beoordeling
Uit het medisch dossier betreffende klaagster blijkt - anders dan door verweerder gesteld – dat klaagster wel degelijk in de praktijk van verweerder is geweest voor controles. Voorts blijkt uit het medisch dossier dat verweerder bij die controles geen behandelplan, inhoudende de behandelvraag, behandelbehoefte, het behandeldoel, en begroting heeft gemaakt en deze dus ook niet besproken heeft met klaagster. Dat betekent dat niet kan worden vastgesteld dat klaagster het met de uitgevoerde behandelingen eens was, met andere woorden, of sprake is van informed consent. Dit alles brengt mee dat geoordeeld moet worden dat deze controles niet zorgvuldig zijn uitgevoerd en verweerder daarin dus tekort is geschoten.
De klachten van klaagster zijn dan ook gegrond.
De Geschilleninstantie oordeelt dat het vaststaat dat klaagster extra kosten moet maken, gelet op de rekeningen van de nieuwe tandarts. Het door klaagster gevorderde bedrag aan schadevergoeding van € 2.500,- komt de Geschilleninstantie niet onredelijk voor en zal dan ook worden toegewezen.
Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.
Uitspraak
De Geschilleninstantie Mondzorg:
- verklaart de klacht gegrond;
- oordeelt dat verweerder aan klaagster een bedrag van € 2.500,- aan schadevergoeding dient te vergoeden;
- oordeelt dat verweerder aan klaagster de griffiekosten a € 75,- zal vergoeden.“

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eisers in conventie en verweerders in reconventie] vorderen hen tot goede opposanten te verklaren tegen de uitspraak van SGIM van 12 januari 2024 (SGIM 2023-46) en die uitspraak te vernietigen, alsmede voor recht te verklaren dat de daarin toegewezen bedragen alsnog afgewezen moeten worden omdat die ongegrond en/of onbewezen zijn, dan wel dat [gedaagde in conventie en eiser in reconventie] alsnog niet-ontvankelijk verklaard moet worden ten aanzien van de onderhavige vorderingen en de uitspraak van SGIM buiten effect te stellen. Een en ander met veroordeling van [gedaagde in conventie en eiser in reconventie] in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
[eisers in conventie en verweerders in reconventie] leggen aan deze vorderingen ten grondslag dat gebondenheid aan het bindend advies van SGIM van 12 januari 2024 naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
3.2.
[gedaagde in conventie en eiser in reconventie] voert verweer. [gedaagde in conventie en eiser in reconventie] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisers in conventie en verweerders in reconventie] , dan wel tot afwijzing van hun vorderingen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eisers in conventie en verweerders in reconventie] in de kosten van deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagde in conventie en eiser in reconventie] vordert [eisers in conventie en verweerders in reconventie] te veroordelen, hoofdelijk, dus als de een betaalt dat de ander zal zijn bevrijd, tot betaling van € 2.575,- aan [gedaagde in conventie en eiser in reconventie] , te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.500,- vanaf 26 februari 2024 en te vermeerderen met de wettelijke rente over € 75,- vanaf de datum van dit vonnis. Een en ander met veroordeling van [eisers in conventie en verweerders in reconventie] in de kosten van deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente.
[gedaagde in conventie en eiser in reconventie] legt aan deze vordering ten grondslag dat [eisers in conventie en verweerders in reconventie] het bindend advies van SGIM moeten nakomen.
3.5.
[eiser 1] voert verweer. [eiser 1] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [gedaagde in conventie en eiser in reconventie] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde in conventie en eiser in reconventie] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [gedaagde in conventie en eiser in reconventie] in de kosten van deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
Maatstaf
4.1.
Niet in geschil is dat de uitspraak van SGIM aangemerkt moet worden als een vaststellingsovereenkomst, of bindend advies, zoals neergelegd in artikel 7:900 lid 1 BW. De vraag die vervolgens moet worden beantwoord is of het bindend advies van SGIM voor vernietiging in aanmerking komt. In artikel 7:904 lid 1 BW staat de maatstaf daarvoor vermeld:
Indien gebondenheid aan een beslissing van een partij of van een derde in verband met inhoud of wijze van totstandkoming daarvan in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, is die beslissing vernietigbaar.Deze maatstaf biedt slechts een beperkte mogelijkheid voor de burgerlijke rechter om een bindend advies te vernietigen; uitsluitend ernstige gebreken kunnen daartoe aanleiding geven, zoals blijkt uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad [1] . Uit de wetsgeschiedenis van artikel 7:904 lid 1 BW [2] blijkt daarnaast dat het bindend advies onaantastbaar is als de grenzen waarbinnen redelijk denkende mensen van mening kunnen verschillen, niet zijn overschreden.
4.2.
De eisen die op grond van de maatstaf gesteld worden aan de wijze van totstandkoming van een bindend advies, dienen om tot een redelijke en billijke inhoud daarvan te komen; die inhoud wordt slechts marginaal getoetst. Bij de totstandkoming van een bindend advies moeten de fundamentele beginselen van procesrecht in acht genomen worden. Dit betekent in ieder geval dat degene die het bindend advies geeft onpartijdig en onafhankelijk is; dat partijen in de gelegenheid gesteld moeten worden hun standpunt kenbaar te maken; dat de gegevens waarop het advies berust ter kennis van beide partijen gebracht moeten worden; dat de beslissing op een deugdelijk onderzoek gebaseerd moet zijn en dat de beslissing voldoende gemotiveerd moet worden [3] .
Uitstelverzoeken van [eiser 2]
4.3.
[eisers in conventie en verweerders in reconventie] stellen dat SGIM in strijd met de goede procesorde heeft gehandeld door de uitstelverzoeken voor de zitting van [eiser 2] niet in behandeling te nemen, althans deze af te wijzen zonder een motivering. De uitspraak is volgens hen daarom niet op een goede wijze tot stand gekomen.
4.4.
[gedaagde in conventie en eiser in reconventie] voert aan dat beide partijen deugdelijk zijn opgeroepen voor de zitting van 12 januari 2024 bij SIGM. Volgens haar is geen sprake van door [eiser 2] tijdig gedane en voldoende gemotiveerde uitstelverzoeken die onterecht zijn afgewezen.
4.5.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Tussen partijen is niet in geschil dat zij deugdelijk voor de zitting van 12 januari 2024 zijn opgeroepen. [eiser 2] heeft op de mondelinge behandeling gezegd dat hij niet bij die zitting van SGIM aanwezig kon zijn, omdat zijn vriendin zwanger was en er complicaties waren. De kantonrechter sluit niet uit dat SGIM, als zij daarvan op de hoogte was geweest, met deze omstandigheid rekening zou hebben gehouden en de zitting zou hebben uitgesteld. [eiser 2] was echter van mening dat hij dergelijke privé informatie niet hoefde te delen. In dat geval kan hij SGIM ook niet verwijten dat zij de zitting van 12 januari 2024 niet heeft uitgesteld. SGIM moet de procesorde bewaken. Daar hoort bij dat zij in beginsel geen gehoor hoeft te geven aan een niet gemotiveerd uitstelverzoek voor een zitting, zoals in de e-mail van [eiser 2] aan mevrouw [B] van SGIM, die is overgelegd als productie 8 bij dagvaarding. Naar het oordeel van de kantonrechter is [eiser 2] voldoende in de gelegenheid gesteld om zijn standpunt kenbaar te maken en hij heeft daarvan ook gebruik gemaakt door het indienen van een verweerschrift en nadere stukken.
Motivering SGIM bevoegdheid
4.6.
[eisers in conventie en verweerders in reconventie] stellen verder dat SGIM heeft verzuimd om te motiveren op grond waarvan zij bevoegd is om ten laste van [eiser 2] een schadevergoeding aan [gedaagde in conventie en eiser in reconventie] toe te kennen. Er is een geneeskundige behandelingsovereenkomst tot stand gekomen tussen [gedaagde in conventie en eiser in reconventie] en [eiser 1] . Dat [eiser 2] de werkzaamheden heeft uitgevoerd maakt hem nog geen contractspartij, aldus [eisers in conventie en verweerders in reconventie]
4.7.
[gedaagde in conventie en eiser in reconventie] voert aan dat dit verweer niet is gevoerd in de bindend adviesprocedure bij SGIM en dat [eisers in conventie en verweerders in reconventie] dit verweer niet in deze procedure alsnog kunnen opwerpen. [gedaagde in conventie en eiser in reconventie] is in juridisch opzicht een leek en heeft haar klacht logischerwijs gericht tot haar behandelaar [eiser 2] . Het SGIM heeft dit kennelijk en niet onbegrijpelijk ook zo opgevat, door “ [eiser 2] ” als zorgaanbieder die bij de Geschillencommissie Mondzorg is aangesloten aan te merken. Hoewel [eiser 2] grammaticaal als verweerder is aangemerkt in de procedure bij SGIM, brengt een redelijke uitleg van de bindend adviesprocedure bovendien met zich dat zowel [eiser 2] als [eiser 1] als wederpartij van [gedaagde in conventie en eiser in reconventie] zijn aan te merken, aldus [gedaagde in conventie en eiser in reconventie] .
4.8.
De kantonrechter stelt het volgende voorop.
4.9.
In het Reglement Geschilleninstantie Mondzorg zijn onder meer de volgende artikelen opgenomen:
“Artikel 1 Begripsbepalingen (…)
Partijen klager en de zorgaanbieder (…)
Zorgaanbieder een zorgaanbieder op het gebied van de mondzorg die is
aangesloten bij Stichting Geschilleninstantie Mondzorg
Artikel 3 Bevoegdheid
1.
De geschilleninstantie is een door Stichting Geschilleninstantie Mondzorg ingestelde commissie die bevoegd is onafhankelijk geschillen, als bedoeld in de Wkkgz, te behandelen over aangesloten zorgaanbieders op het gebied van de mondzorg en daarover uitspraak doet door middel van een bindend advies. (…)
Artikel 8 Indienen van een geschil (…)
2.
Klager dient bij het indienen van het geschil de naam en adresgegevens van de zorgaanbieder tegen wie het geschil zich richt te vermelden. Bij voorkeur wordt een beschrijving van de gewraakte handeling(en) gegeven alsmede de naam van de zorgverlener(s) en/of medewerker(s) tegen wie het geschil feitelijk is gericht vermeld.”
4.10.
In het Reglement Klachtenregeling KNMT wordt in artikel 1 ‘zorgaanbieder’ gedefinieerd als:
“de solistisch werkende tandarts(specialist), de tandarts OVO, de rechtspersoon die bedrijfsmatig tandheelkundige zorg verleent of een organisatorisch verband van natuurlijke personen die bedrijfsmatig tandheelkundige zorg verlenen of doen verlenen en is aangesloten bij de Klachtenregeling KNMT”, wordt de ‘tandarts OVO’ gedefinieerd als
“tandarts die op basis van een overeenkomst van opdracht als zelfstandig ondernemer werkzaam is binnen een praktijk en zelf voorziet in deelname aan deze klachtenregeling”en wordt ‘medewerker’ gedefinieerd als
“de medewerker die op basis van een arbeidsovereenkomst of overeenkomst van opdracht werkzaam is in de praktijk van de praktijkhouder dan wel anderszins werkzaamheden in de praktijk verricht, zoals een stagiaire of vrijwilliger niet zijnde de tandarts OVO”.
4.11.
De kantonrechter is van oordeel dat SGIM niet goed heeft uitgelegd waarom het advies tot [eiser 2] is gericht en niet tot [eiser 1] . [gedaagde in conventie en eiser in reconventie] wordt niet gevolgd in haar standpunt dat het bindend advies zo moet worden uitgelegd dat het zowel tot [eiser 2] als tot [eiser 1] is gericht. Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde in conventie en eiser in reconventie] een geneeskundige behandelingsovereenkomst heeft gesloten met [eiser 1] . [eiser 2] heeft tijdens de mondelinge behandeling gezegd dat [eiser 1] is aangesloten bij KNMT, wat door [gedaagde in conventie en eiser in reconventie] niet is weersproken. Gezien de begripsbepaling van ‘zorgaanbieder’ in artikel 1 van het Reglement Klachtenregeling KNMT in combinatie met de artikelen 1 en 3 van het Reglement Geschilleninstantie Mondzorg (zie 4.10) zou daarom [eiser 1] als zorgaanbieder aangemerkt moeten worden. Ook als de feitelijke klacht van [gedaagde in conventie en eiser in reconventie] alleen over het handelen van tandarts [eiser 2] gaat, moet het geschil tegen [eiser 1] als zorgaanbieder worden ingediend, zo leidt de kantonrechter af uit artikel 8 van het Reglement Geschilleninstantie Mondzorg. SGIM heeft door het advies te richten tot ‘ [eiser 2] , werkzaam bij [A] ’ haar eigen reglement en dat van KNMT niet goed toegepast, omdat het advies gericht moet zijn tegen de zorgaanbieder en [eiser 2] dat niet is. Indien [eiser 2] wel als de zorgaanbieder zou zijn aan te merken, dan heeft SGIM onvoldoende gemotiveerd waarom dat zo is, gelet op de feiten dat de overeenkomst is gesloten tussen [eiser 1] en [gedaagde in conventie en eiser in reconventie] en dat [eiser 2] werkzaam is bij [eiser 1] . De enkele overweging van SGIM dat [eiser 2] is aangesloten bij de klachtenregeling van KNMT en daarmee bij de Geschilleninstantie Mondzorg is dan onvoldoende. De kantonrechter oordeelt daarom dat SGIM onvoldoende heeft gemotiveerd waarom zij bevoegd is om uitspraak te doen over een geschil tussen [gedaagde in conventie en eiser in reconventie] en [eiser 2] .
Motivering SGIM tekortkoming [eiser 2]
4.12.
[eisers in conventie en verweerders in reconventie] stellen dat SGIM bij de behandeling van de klacht tot het oordeel komt dat het dossier een behandelplan en begroting ontbeert, zodat niet kan worden vastgesteld of sprake is van een informed consent. Dit oordeel kunnen [eisers in conventie en verweerders in reconventie] niet volgen. Hoe deze constatering tot het oordeel heeft geleid dat de controles door [eiser 2] niet zorgvuldig zijn uitgevoerd is voor [eisers in conventie en verweerders in reconventie] ook een raadsel. Die conclusie volgt namelijk niet uit het dossier. Het behandelplan is mondeling besproken en op 3 december 2019 is de begroting schriftelijk verstrekt aan [gedaagde in conventie en eiser in reconventie] (zie productie 2 bij dagvaarding). Deze handelingen dateren van voordat de geneeskundige behandelingsovereenkomst tot stand is gekomen. [gedaagde in conventie en eiser in reconventie] is akkoord gegaan met het behandelplan en de begroting gelet op het feit dat zij vervolgafspraken heeft ingepland en meermaals plaats heeft genomen in de behandelstoel. Het causaal verband tussen het behandelplan en de controles en de gestelde schade is totaal niet onderbouwd door SGIM. [eiser 2] heeft zich constant ingespannen om [gedaagde in conventie en eiser in reconventie] op een adequate wijze te behandelen, hetgeen ook blijkt uit het patiëntendossier. [eiser 2] heeft derhalve aan zijn zorgplicht voldaan. De klachten van [gedaagde in conventie en eiser in reconventie] (kleurverschil en niet goed geplaatste implantaten) zijn niet door SGIM geverifieerd. Niet is aangetoond dat de werkzaamheden van [eiser 1] onjuist zijn uitgevoerd. [gedaagde in conventie en eiser in reconventie] is alleen voor implantologie en kroon behandelingen bij [eiser 1] geweest. Zij is niet voor controles bij [eiser 1] geweest, aldus [eisers in conventie en verweerders in reconventie]
4.13.
[gedaagde in conventie en eiser in reconventie] voert aan dat zij er minimaal gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat [eisers in conventie en verweerders in reconventie] haar huistandarts waren. [eisers in conventie en verweerders in reconventie] geven een te beperkte uitleg aan het begrip controles, nu in de beoordeling van SGIM besloten ligt dat ook het onderzoek voorafgaand aan de onderhavige behandeling als een dergelijke controle valt aan te merken.
Ook ter zake het behandelplan zelf verklaren [eisers in conventie en verweerders in reconventie] kennelijk in strijd met de
waarheid, dan wel ontbreekt de vereiste kennis over de vereisten die voor een dergelijk
plan gelden. In de voornoemde overweging van SGIM staat immers met zoveel woorden dat het behandelplan voldoende informatie moet bevatten over ‘de behandelvraag, behandelbehoefte, het behandeldoel en begroting’. De e-mail van enkele regels die [eisers in conventie en verweerders in reconventie] overleggen, is nog geen behandelplan dat aan die eisen voldoet.
Omdat SGIM gezien het voorgaande zonder meer mocht oordelen dat informed consent ontbrak, is schadeplichtigheid terecht aangenomen. In het oordeel van SGIM ligt mede besloten dat het voldoende aannemelijk is dat [gedaagde in conventie en eiser in reconventie] bij een voldoende informatievoorziening andere keuzes zou hebben gemaakt en dat [gedaagde in conventie en eiser in reconventie] , doordat aan haar die mogelijkheid is ontnomen, extra kosten heeft moeten maken, aldus [gedaagde in conventie en eiser in reconventie] .
4.14.
De kantonrechter oordeelt als volgt. SGIM heeft – samengevat – geoordeeld dat [gedaagde in conventie en eiser in reconventie] bij [eiser 2] is geweest voor controles, dat uit het medisch dossier blijkt dat bij die controles geen behandelplan is gemaakt en besproken met [gedaagde in conventie en eiser in reconventie] , dat daarom niet kan worden vastgesteld dat sprake was van informed consent van [gedaagde in conventie en eiser in reconventie] , dat daarom geoordeeld moet worden dat de controles niet goed zijn uitgevoerd en dat [eiser 2] daarin dus is tekortgeschoten, zodat hij de extra kosten moet vergoeden die [gedaagde in conventie en eiser in reconventie] bij een nieuwe tandarts moet maken. Het verwijt dat [eiser 2] wordt gemaakt, komt erop neer dat hij voorafgaand aan de behandelingen geen behandelplan (met begroting) heeft gemaakt en besproken met [gedaagde in conventie en eiser in reconventie] . Uit het verweerschrift van [eiser 2] blijkt dat de patiëntenkaart (productie 3 bij dagvaarding) van [gedaagde in conventie en eiser in reconventie] onderdeel uitmaakt van de stukken in de procedure bij SGIM. Op die patiëntenkaart is onder meer vermeld dat:
- op 3 december 2019 een met [gedaagde in conventie en eiser in reconventie] besproken behandelplan (met begroting, zie productie 2 bij dagvaarding) nogmaals per e-mail naar haar is verstuurd,
- op 4 mei 2022 kosten zijn besproken en ‘Mw akkoord’ is,
- [gedaagde in conventie en eiser in reconventie] op 17 juni 2022 een begroting heeft meegekregen,
- op 20 september 2022 op verzoek van [gedaagde in conventie en eiser in reconventie] een begroting is gemaakt,
- [gedaagde in conventie en eiser in reconventie] in haar e-mail van 26 januari 2023 bedankt voor de begroting.
Gelet op de informatie op de patiëntenkaart van [gedaagde in conventie en eiser in reconventie] in combinatie met de toelichting van [eiser 2] in zijn verweerschrift, kan de kantonrechter het oordeel van SGIM dat er geen behandelplan (met begroting) is gemaakt en besproken niet volgen. Dit geldt temeer nu uit de patiëntenkaart volgt dat er naast gesprekken tussen [eiser 2] en [gedaagde in conventie en eiser in reconventie] ook veelvuldig e-mailcontacten zijn geweest over de verschillende behandelingen en de kosten. Of de informatieverstrekking over behandelingen en begrotingen door [eiser 2] heeft plaatsgevonden tijdens periodieke- of nazorgcontroles, bij gelegenheid van behandelingen of bij e-mail, is naar het oordeel van de kantonrechter in beginsel niet van belang. Aan de discussie tussen partijen over controles wordt daarom voorbijgegaan. Het gaat erom dat [gedaagde in conventie en eiser in reconventie] over voldoende informatie beschikte om te kunnen beoordelen of zij bepaalde behandelingen wenste of niet. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft SGIM, gelet op al deze feiten en omstandigheden, haar oordeel dat dit niet vastgesteld kan worden onvoldoende gemotiveerd. Voor zover SGIM van mening is dat de door [eiser 2] besproken en overhandigde behandelplannen en begrotingen niet voldoen aan de daaraan te stellen eisen, heeft zij dit in het bindend advies onvoldoende uitgelegd. Voor zover SGIM van mening is dat [eiser 2] al in 2019 een totaalbehandelplan voor het hele gebit van [gedaagde in conventie en eiser in reconventie] had moeten opstellen, heeft zij in het bindend advies niet het verweer van [eiser 2] behandeld dat er, toen [gedaagde in conventie en eiser in reconventie] voor het eerst bij hem kwam, hele andere problemen waren dan er nu zijn. Ook de (overige) klachten van [gedaagde in conventie en eiser in reconventie] zijn in het bindend advies niet behandeld. Kortom, uit de uitspraak van SGIM wordt niet duidelijk waardoor [eiser 2] volgens haar is tekortgeschoten. SGIM heeft daarmee onvoldoende inzicht gegeven in de aan haar beslissing ten grondslag liggende gedachtegang, waardoor de uitspraak onvoldoende begrijpelijk is gemotiveerd.
4.15.
Gelet op wat hiervoor is overwogen onder rov. 4.6-4.14, is naar het oordeel van de kantonrechter sprake van dusdanige ernstige gebreken in de uitspraak van SGIM dat gebondenheid daaraan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De kantonrechter zal de gevorderde vernietiging van de uitspraak van SGIM daarom toewijzen.
4.16.
Door de vernietiging van de uitspraak van SGIM kan [gedaagde in conventie en eiser in reconventie] daaraan geen rechten ontlenen. De overige vorderingen van [eisers in conventie en verweerders in reconventie] worden wegens gebrek aan belang afgewezen. Deze procedure is geen verzet- of hoger beroep procedure, zoals [eisers in conventie en verweerders in reconventie] gezien de formulering van hun vordering kennelijk menen.
4.17.
[gedaagde in conventie en eiser in reconventie] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eisers in conventie en verweerders in reconventie] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
112,37
- griffierecht
496,00
- salaris gemachtigde
476,00
(2 punten × € 238,00)
- nakosten
119,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.203,37
4.18.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
in reconventie
4.19.
[gedaagde in conventie en eiser in reconventie] heeft haar vorderingen gebaseerd op het bindend advies van SGIM van 12 januari 2024. Vernietiging van dat bindend advies brengt met zich mee dat de grond voor de vorderingen van [gedaagde in conventie en eiser in reconventie] komt te ontvallen. Die vorderingen worden daarom afgewezen.
4.20.
[gedaagde in conventie en eiser in reconventie] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van [eisers in conventie en verweerders in reconventie] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
238,00
(2 punten × factor 0,5 × € 238,00)
Totaal
238,00
4.21.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
vernietigt het bindend advies van SGIM van 12 januari 2024 (SGIM 2023-46),
5.2.
veroordeelt [gedaagde in conventie en eiser in reconventie] in de proceskosten van € 1.203,37, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
in reconventie
5.3.
wijst de vorderingen van [gedaagde in conventie en eiser in reconventie] af,
5.4.
veroordeelt [gedaagde in conventie en eiser in reconventie] in de proceskosten van € 238,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
in conventie en in reconventie
5.5.
veroordeelt [gedaagde in conventie en eiser in reconventie] tot betaling van de kosten van betekening als [gedaagde in conventie en eiser in reconventie] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.6.
veroordeelt [gedaagde in conventie en eiser in reconventie] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.7.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.2, 5.4, 5.4 en 5.5 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.M Janssen en in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2025.

Voetnoten

1.Onder meer HR 12 september 1997, ECLI:NL:HR:1997: ZC2427 (Confood/Zürich); HR 5 december 2008, ECLI:NL:HR:2008:5988; HR 22 december 2009, ECLI:NL:HR: BK3585 (Bosman/Sagittarius) en HR 15 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW0727, (PWC/Veldhuyzen van Zanten).
2.Toelichting Meijers p. 1146-1147.
3.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 17 mei 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:3941.