ECLI:NL:RBOBR:2025:3187
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling WOZ-waarde van een woning en de toepassing van de vergelijkingsmethode door de heffingsambtenaar
In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant op 6 juni 2025, in de zaak tussen eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente Land van Cuijk, wordt de WOZ-waarde van een woning beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde vastgesteld op € 311.000 voor het kalenderjaar 2023, wat door eiser werd betwist. Eiser stelde dat de waarde te hoog was en verwees naar de gedateerde keuken en badkamer, evenals het matige duurzaamheidsniveau van de woning. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk had gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog was. De rechtbank volgde de argumentatie van de heffingsambtenaar, die stelde dat de toestand van de woning niet significant was voor de waardering en dat de woning in vergelijking met andere woningen niet ondermaats presteerde. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat eiser geen gelijk kreeg, wat betekende dat hij geen griffierecht terugkreeg en ook geen vergoeding van proceskosten ontving.