Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juni 2025 in de zaak tussen
[naam] B.V.uit [vestigingsplaats] (ex-werkgever)
Rechtbank Oost-Brabant
Deze uitspraak betreft het besluit van het UWV om het bezwaar van eiseres tegen de beëindiging van haar Ziektewetuitkering niet-ontvankelijk te verklaren. Eiseres is het daar niet mee eens en voert aan dat er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding, omdat zij vanwege haar medische toestand niet in de gelegenheid was om eerder bezwaar te maken. De rechtbank beoordeelt het besluit van het UWV aan de hand van deze beroepsgrond.
De rechtbank komt tot het oordeel dat het UWV een juiste beslissing heeft genomen. Het UWV heeft goed gemotiveerd waarom het bezwaar niet in behandeling wordt genomen en het bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard. Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is ongegrond. De rechtbank legt uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
Eiseres heeft op 21 november 2024 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 2 april 2024, waarin haar Ziektewetuitkering werd beëindigd. Het UWV heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat het te laat is ingediend. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, maar de rechtbank oordeelt dat de termijnoverschrijding niet verontschuldigbaar is. De rechtbank weegt de persoonlijke omstandigheden van eiseres mee, maar concludeert dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij door haar psychische klachten niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding om het UWV te veroordelen in de proceskosten van eiseres.