ECLI:NL:RBOBR:2025:3499

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
19 juni 2025
Publicatiedatum
18 juni 2025
Zaaknummer
25/546
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen beëindiging van een Ziektewetuitkering op basis van termijnoverschrijding en medische omstandigheden

Deze uitspraak betreft het besluit van het UWV om het bezwaar van eiseres tegen de beëindiging van haar Ziektewetuitkering niet-ontvankelijk te verklaren. Eiseres is het daar niet mee eens en voert aan dat er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding, omdat zij vanwege haar medische toestand niet in de gelegenheid was om eerder bezwaar te maken. De rechtbank beoordeelt het besluit van het UWV aan de hand van deze beroepsgrond.

De rechtbank komt tot het oordeel dat het UWV een juiste beslissing heeft genomen. Het UWV heeft goed gemotiveerd waarom het bezwaar niet in behandeling wordt genomen en het bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard. Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is ongegrond. De rechtbank legt uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.

Eiseres heeft op 21 november 2024 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 2 april 2024, waarin haar Ziektewetuitkering werd beëindigd. Het UWV heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat het te laat is ingediend. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, maar de rechtbank oordeelt dat de termijnoverschrijding niet verontschuldigbaar is. De rechtbank weegt de persoonlijke omstandigheden van eiseres mee, maar concludeert dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij door haar psychische klachten niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding om het UWV te veroordelen in de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 25/546

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juni 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres
(gemachtigde: mr. C.J.M. van den Bos - Ackermans),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. L. Wennekers).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[naam] B.V.uit [vestigingsplaats] (ex-werkgever)
(gemachtigde: [naam]).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het besluit van het UWV om het bezwaar van eiseres tegen de beëindiging van haar Ziektewetuitkering niet-ontvankelijk te verklaren. Eiseres is het daar niet mee eens. Zij voert aan dat er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding, omdat zij vanwege haar medische toestand niet in de gelegenheid was om eerder bezwaar te maken. Aan de hand van deze beroepsgrond beoordeelt de rechtbank het besluit van het UWV.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het UWV een juiste beslissing heeft genomen. Het UWV heeft goed gemotiveerd waarom hij het bezwaar niet in behandeling neemt en het bezwaar niet-ontvankelijk verklaart. Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.

Procesverloop

2. Met het besluit van 2 april 2024 heeft het UWV de Ziektewetuitkering van eiseres beëindigd. Eiseres heeft op 21 november 2024 bezwaar gemaakt tegen dat besluit. Met het bestreden besluit van 23 januari 2025 heeft het UWV het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat het te laat is ingediend.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
2.2.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 26 mei 2025 op zitting behandeld. Partijen hebben aan de rechtbank laten weten dat zij hieraan niet zullen deelnemen.

Beoordeling door de rechtbank

Toetsingskader
3. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is zes weken. [1] Als een bezwaarschrift te laat is ingediend, dan kan het om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard. Dat is anders als het niet aan de indiener van het bezwaarschrift kan worden toegerekend dat het bezwaarschrift niet op tijd is ingediend. [2]
3.1.
Bij de beoordeling van de vraag of de termijnoverschrijding verschoonbaar is, moet rekening worden gehouden met bijzondere omstandigheden van degene die het bezwaar maakte. Het kan gaan om persoonlijke omstandigheden, zoals ernstige ziekte, of externe omstandigheden die veel stress en overbelasting veroorzaken, zoals een natuurramp. Er moet steeds worden gekeken naar de omstandigheden van een specifiek geval. Daarnaast is er ruimte om de termijnoverschrijding niet aan de indiener toe te rekenen als sprake is van een slechts geringe verwijtbaarheid met betrekking tot de termijnoverschrijding. Bij de beoordeling hiervan wordt ook waarde gehecht aan de hoedanigheid van de indiener, de omvang van de termijnoverschrijding en eventuele belangen van derden. [3]
Kon het UWV het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren?
4. Het is niet in geschil dat eiseres te laat bezwaar heeft gemaakt. Eiseres betoogt echter dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, omdat zij psychisch niet in staat was op tijd bezwaar te maken.
4.1.
Het UWV heeft aan de arts Bezwaar en Beroep (B&B) gevraagd om te beoordelen of er medische redenen zijn waarom eiseres niet in staat zou zijn geweest om op tijd bezwaar aan te tekenen. De arts B&B legt in haar rapportage van 21 januari 2025 uit dat er geen sprake is van zodanig ernstige psychische problematiek dat eiseres niet in staat zou zijn de gevolgen van haar handelen te overzien. Zij wijst er ook op dat eiseres wel in staat was om een behandeling van twee weken in een wellnesscentrum te regelen, te netwerken in haar zoektocht naar werk en bijeenkomsten bij te wonen. Eiseres kon volgens de arts B&B dus nadenken, plannen en organiseren.
4.2.
Dat wat eiseres heeft aangevoerd, leidt bij de rechtbank niet tot twijfel aan het standpunt van de arts B&B. De arts B&B was op de hoogte van het alcohol- en medicijngebruik van eiseres. Zij was er ook mee bekend dat er bij eiseres sprake is van PTSS, whiplashklachten en een angststoornis. Daar heeft de arts B&B rekening mee gehouden. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij vanwege haar alcohol- en medicijngebruik en haar fysieke en psychische klachten niet in staat was op tijd bezwaar te maken of iemand in te schakelen die dat namens haar kon doen. Eiseres heeft ook niet onderbouwd dat het haar vanwege haar behandeling bij [naam] of verblijf in het wellnesscentrum werd verhinderd bezwaar te maken. De rechtbank is daarom van oordeel dat de termijnoverschrijding niet verontschuldigbaar is. De rechtbank is ook van oordeel dat niet kan worden gesproken van een slechts geringe verwijtbaarheid. Daarbij weegt de rechtbank de duur van de termijnoverschrijding en het belang van de ex-werkgever mee.

Conclusie en gevolgen

5. Het UWV heeft het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom ongegrond. Daarom is er ook geen aanleiding om het UWV te veroordelen in de proceskosten van eiseres. Eiseres krijgt het griffierecht ook niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. de Jong, in aanwezigheid van N. Maas, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 19 juni 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 6:11 van de Awb.
3.CBB 30 januari 2024, ECLI:NL:CBB:2024:31.