ECLI:NL:RBOBR:2025:4969
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van re-integratie-inspanningen en vaststelling van WIA-uitkering
In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 7 augustus 2025, wordt de zaak behandeld van een eiser die het niet eens is met de beslissing van het UWV om geen loonsanctie op te leggen aan zijn werkgever en de hoogte van zijn WIA-uitkering. Eiser, die als onderwijsassistent werkte, meldde zich op 17 mei 2021 ziek en heeft twee jaar in ziekteverlof gezeten. Hij diende op 25 februari 2023 een WIA-aanvraag in, die leidde tot een besluit van het UWV om hem met ingang van 15 mei 2023 een WIA-uitkering toe te kennen. Eiser was van mening dat zijn werkgever onvoldoende re-integratie-inspanningen had verricht, wat aanleiding had moeten zijn voor een loonsanctie. De rechtbank oordeelt dat het UWV voldoende heeft gemotiveerd dat er geen aanleiding was voor een loonsanctie, maar dat het dagloon onjuist was vastgesteld. De rechtbank komt tot de conclusie dat het UWV het dagloon moet vaststellen op € 197,88 en het WIA-maandloon op € 4.303,89. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit voor zover het de hoogte van het dagloon betreft. Eiser krijgt ook een vergoeding voor zijn proceskosten.