Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 augustus 2025 in de zaak tussen
[eiseres], uit [vestigingsplaats], eiseres
Inleiding
De bestreden uitspraak
Proceskostenvergoeding
[adres] ((incl [nummer]))
Proceskosten
U vraagt in uw bezwaarschrift om een vergoeding van de kosten overeenkomstig artikel 7.15 van de Algemene Wet Bestuursrecht.
Beoordeling door de rechtbank
in onderhavige zaak (…) sprake [is] van een onredelijke vergoeding gelet op de verrichte werkzaamheden.” De rechtbank ziet hierin geen grond om een bijzonder geval aan te nemen. Voor zover eiseres met dit betoog impliciet verwijst naar wat zij heeft aangevoerd ter onderbouwing van het hiervoor besproken en niet aanwezig geachte ‘bijzonder geval’, wordt de uitkomst niet anders. Als het betoog van eiseres aldus wordt opgevat, dan beoogt zij daarmee in essentie de regeling van artikel 30a van de Wet WOZ categoraal te omzeilen. Daarvoor is de in het Bpb opgenomen regeling over de ‘bijzondere omstandigheid’ niet bedoeld. De rechtbank is dan ook van oordeel dat van een bijzondere omstandigheid geen sprake is.