ECLI:NL:RBOBR:2025:5000

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
5 augustus 2025
Publicatiedatum
6 augustus 2025
Zaaknummer
23/532, 24/2123, 24/2124, 24/2125, 24/2126, 24/2127, 24/2129, 24/2130, 24/2131, 24/2132, 24/2133 en 24/2134
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen diverse aanslagen lokale heffingen en WOZ-waarden van verschillende objecten

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 5 augustus 2025 uitspraak gedaan over diverse beroepen van eiser tegen lokale heffingen en WOZ-waarden van verschillende objecten. De beroepen zijn deels gericht tegen aanslagen die na bezwaar zijn vernietigd, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat eiser geen procesbelang heeft bij de beoordeling van deze vernietigde aanslagen, waardoor deze beroepen niet-ontvankelijk zijn verklaard. De overige beroepen zijn ongegrond verklaard wegens gebrek aan onderbouwing van de argumenten van eiser. Eiser heeft niet deelgenomen aan de zitting en heeft zijn argumenten onvoldoende onderbouwd, waardoor de rechtbank niet kon ingaan op zijn stellingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarden van de objecten op een juiste wijze heeft vastgesteld en dat eiser niet heeft aangetoond dat er sprake is van gebreken die de waardering zouden beïnvloeden. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben het recht om in hoger beroep te gaan bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummers: SHE 23/532, 24/2123, 24/2124, 24/2125, 24/2126, 24/2127, 24/2129, 24/2130, 24/2131, 24/2132, 24/2133 en 24/2134

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

5 augustus 2025 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser,

en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant, de heffingsambtenaar
(gemachtigde: mr. A. el Azouti).

Zitting

De rechtbank heeft het beroep van eiser op 5 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de heffingsambtenaar deelgenomen. Eiser is zonder bericht van verhindering niet verschenen. Eiser is met een aangetekende brief voor de zitting uitgenodigd die ook bij eiser is bezorgd. [1] Eiser is dus behoorlijk opgeroepen.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep met zaaknummer 23/532 niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep met zaaknummer 24/2133 niet-ontvankelijk voor zover dat betrekking heeft op de aanslag reclamebelasting;
  • verklaart het beroep met zaaknummer 24/2133 voor het overige ongegrond;
  • verklaart de overige beroepen ongegrond.

Motivering

1. Het beroep met zaaknummer 23/532 ziet op het object [adres]. In de uitspraak op bezwaar van 12 februari 2023 staat dat alle aanslagregels die op dit object betrekking hebben zijn vernietigd. Er is niet gebleken dat eiser nog procesbelang heeft bij een beoordeling van die vernietigde aanslagen. Om die reden is het beroep met genoemd zaaknummer niet-ontvankelijk.
2. Het beroep met zaaknummer 24/2133 ziet op het object [adres]. In de uitspraak op bezwaar staat dat de aanslag reclamebelasting ten aanzien van dit object is vernietigd. Er is niet gebleken dat eiser nog procesbelang heeft bij een beoordeling van die vernietigde aanslag. Om die reden is het beroep met genoemd zaaknummer voor zover dat betrekking heeft op de aanslag reclamebelasting niet-ontvankelijk.
3. De beroepen zijn voor het overige ongegrond. Daarvoor geldt de volgende motivering.
4. Eiser is eigenaar van diverse hierna te noemen objecten. De heffingsambtenaar heeft de WOZ [2] -waarden van de objecten per waardepeildatum 1 januari 2019 met de beschikking van 29 februari 2020 vastgesteld. De WOZ-beschikkingen zijn opgenomen in het aanslagbiljet van dezelfde datum waarbij ook de aanslag onroerendezaakbelastingen (OZB) voor het kalenderjaar 2020 en diverse andere aanslagen bekend zijn gemaakt. De WOZ-waarden en de aanslagen zijn gehandhaafd met de uitspraak op bezwaar van 12 februari 2023, behoudens de hiervoor onder 1. en 2. genoemde aanslagen.
4.1.
Het object [adres] in [plaats] is een café/bar/restaurant met bouwjaar 1921 (renovatiejaar 2014). Het object bestaat uit een restaurant van 110 m² en een opslag/magazijn van 25 m². De WOZ-waarde is vastgesteld op € 92.000. Ter onderbouwing van deze waarde overlegt de heffingsambtenaar in beroep een taxatie van taxateur M. Sevdi van 28 mei 2025 met een getaxeerde waarde gelijk aan de vastgestelde waarde op basis van de huurwaarde-kapitalisatiemethode.
4.2.
Het object [adres] in [plaats] is een café/bar/restaurant met bouwjaar 1963. Het object bestaat uit een restaurant van 105 m² en een opslag/magazijn van 18 m². De WOZ-waarde is vastgesteld op € 100.000. Ter onderbouwing van deze waarde overlegt de heffingsambtenaar in beroep een taxatie van taxateur M. Sevdi van 28 mei 2025 met een getaxeerde waarde gelijk aan de vastgestelde waarde op basis van de huurwaarde-kapitalisatiemethode.
4.3.
Het object [adres] in [plaats] is een bovenwoning met bouwjaar 1921. De woning bestaat uit een hoofdbouw van 165 m³. De WOZ-waarde is vastgesteld op € 98.000. Het object [adres] in [plaats] is een bovenwoning met bouwjaar 1921. De woning bestaat uit een hoofdbouw van 135 m³ en een balkon van 13 m². De WOZ-waarde is vastgesteld op € 91.000. Het object [adres] in [plaats] is een bovenwoning met bouwjaar 1921. De woning bestaat uit een hoofdbouw van 180 m³ en een balkon van 6 m². De WOZ-waarde is vastgesteld op € 106.000. Het object [adres] in [plaats] is een bovenwoning met bouwjaar 1921. De woning bestaat uit een hoofdbouw van 150 m³ en een balkon van 7 m². De WOZ-waarde is vastgesteld op € 95.000.
4.4.
Het object [adres] in [plaats] is een bovenwoning met bouwjaar 1955. De woning bestaat uit een hoofdbouw van 159 m³. De WOZ-waarde is vastgesteld op € 82.000. Het object [adres] in [plaats] is een bovenwoning met bouwjaar 1955. De woning bestaat uit een hoofdbouw van 116 m³ en twee dakkapellen. De WOZ-waarde is vastgesteld op € 70.000. Het object [adres] in [plaats] is een bovenwoning met bouwjaar 1955. De woning bestaat uit een hoofdbouw van 151 m³. De WOZ-waarde is vastgesteld op € 75.000. Het object [adres] in [plaats] is een bovenwoning met bouwjaar 1955. De woning bestaat uit een hoofdbouw van 100 m³. De WOZ-waarde is vastgesteld op € 55.000.
4.5.
Ter onderbouwing van de in 4.3. en 4.4. genoemde waarden overlegt de heffingsambtenaar in beroep een taxatie van taxateur A. el Azouti van 14 mei 2025 met getaxeerde waarden gelijk aan de vastgestelde waarden op basis van de vergelijkingsmethode.
5. Eiser wijst erop dat het (hoger) beroep tegen de WOZ-waarden (en aanslagen) over 2019 nog niet is afgerond. Voor zover eiser daarmee bedoelt dat de beroepen over 2020 tot die tijd nog niet kunnen worden behandeld, slaagt dat niet. De WOZ-waarde wordt ieder jaar onafhankelijk van vorige waarderingen opnieuw bepaald. De uitkomst van een procedure over een eerder belastingjaar komt daarom in beginsel dan ook geen betekenis toe voor een procedure van een volgend jaar. Overigens heeft de heffingsambtenaar erop gewezen dat het gerechtshof ’s-Hertogenbosch inmiddels uitspraak in hoger beroep heeft gedaan over het belastingjaar 2019 en dat de hoger beroepen van eiser ongegrond zijn verklaard.
6. Eiser wijst in zijn beroepschrift de motivering van de uitspraak op bezwaar af en bestrijdt in beroep alle aanslagregels. Dit standpunt is verder niet gemotiveerd, zodat de rechtbank daaraan voorbijgaat. Eiser verzoekt ook om alles wat hij heeft aangevoerd in de procedure over 2019 bij deze procedure te betrekken. De rechtbank wijst dat verzoek af. Eiser vraagt met zijn verzoek in essentie aan de rechtbank om de (hoger) beroepsdossiers van het vorige belastingjaar erop na te slaan en aan de hand daarvan voor hem een beroepschrift op te stellen. Dat is echter de taak van eiser die hij niet naar de rechtbank kan exporteren.
7. De rechtbank constateert verder dat eisers enige concrete argumenten zich tegen de vastgestelde waarden richten. Concrete argumenten tegen de overige aanslagregels ontbreken. De rechtbank verklaart de beroepen tegen de overige aanslagregels daarom ongegrond. Bij de verdere beoordeling zal daarom alleen nog worden ingegaan op de WOZ-waarden.
8. In beroep is het aan de heffingsambtenaar om aannemelijk te maken dat hij de waarden van de objecten telkens niet op een te hoog bedrag heeft vastgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank is de heffingsambtenaar hierin geslaagd.
8.1.
De heffingsambtenaar verwijst ter onderbouwing van de vastgestelde waarden naar de getaxeerde waarden zoals opgenomen in de door hem overgelegde taxaties.
8.2.
Eiser vindt dat de heffingsambtenaar onvoldoende rekening heeft gehouden met de toestand van de woning. Volgens eiser zijn er zijn enorme lekkages. Alle zinken goten lekken. Dit heeft overlast veroorzaakt bij het aangrenzende naaimachinehuis dat is verhuisd en het bedrijf/de woning heeft gesloten.
8.2.1.
Eiser doet een beroep op feiten en omstandigheden die volgens hem tot een lagere waardering van de woning leiden. Dan is het aan hem te stellen, en bij betwisting te bewijzen, dat dergelijke feiten en omstandigheden zich hebben voorgedaan. Slaagt eiser daarin, dan moet de heffingsambtenaar aannemelijk maken dat met die feiten en omstandigheden bij het vaststellen van de waarde voldoende rekening is gehouden. [3] De rechtbank kan vaststelling van de consequenties van genoemde feiten en omstandigheden door een taxateur – zoals in een taxatie tot uitdrukking kan worden gebracht in een correctie(factor) – niet op ‘juistheid’ beoordelen. Dit is een taxatie-technische waardering en de vaststelling daarvan ligt op het terrein van een taxateur als de deskundige. De rechtbank waardeert een taxatierapport (als bewijsstuk) wel en kan de vaststelling – voor zover deze wordt betwist en wat in het kader van die betwisting wordt aangevoerd – bijvoorbeeld beoordelen op begrijpelijkheid. [4]
8.2.2.
De heffingsambtenaar bestrijdt wat eiser stelt. Eiser is uitgenodigd voor een inpandige opname op 17 augustus 2020, maar is zonder bericht van verhindering niet verschenen. Er is toen gesproken met een van de huurders uit het blok [adres] en die heeft verklaard dat de woning goed is onderhouden en voldoet aan de eisen van de tijd. Mede-eigenaar (en zoon van eiser) [naam] heeft telefonisch verklaard dat de panden in relatie tot het bouwjaar goed zijn onderhouden en voldoen aan de eisen van de tijd. De mede-eigenaar herkent zich niet in het beeld dat er iets mis zou zijn met de panden. Gelet op deze gemotiveerde betwisting is het aan eiser om zijn standpunt met bewijs te onderbouwen. Hierin is hij niet geslaagd.
8.2.3.
Verder heeft de heffingsambtenaar aan eiser op 20 juli 2020 informatiebeschikkingen gestuurd. Hierop heeft eiser niet gereageerd. Eiser heeft daarmee volgens de heffingsambtenaar niet voldaan aan zijn administratie- en bewaarverplichtingen, zodat een omkering en verzwaring van de bewijslast plaatsvindt. De rechtbank zal dit standpunt verder niet bespreken, omdat ook zonder een omkering en verzwaring van de bewijslast aannemelijk is geworden dat de vastgestelde waarden niet te hoog zijn.
9. Eiser vindt dat hij een verslag moet krijgen van “het gesprek” dat tussen hem en de heer [naam] – werkzaam bij de [naam] – heeft plaatsgevonden op 6 augustus. De heffingsambtenaar zegt daarover dat er de afgelopen jaren meermalen contact is geweest tussen hem en eiser. Het is niet duidelijk welk gesprek eiser bedoelt en in welk jaar dat zou hebben plaatsgevonden. Eiser heeft met betrekking tot belastingjaar 2020 niet om een hoorzitting verzocht, zodat die niet heeft plaatsgevonden. De rechtbank vindt dat eiser geen gelijk heeft met zijn standpunt dat hij een verslag van “het gesprek” had moeten krijgen, omdat hij in het geheel niet heeft onderbouwd waar de door hem veronderstelde verslagleggingsplicht op is gebaseerd.
10. Omdat de beroepen ongegrond zijn, is er voor een veroordeling in de proceskosten geen aanleiding.
De rechter deelt mede dat van deze uitspraak een proces-verbaal wordt opgemaakt dat binnen twee weken aan partijen zal worden toegestuurd.
De rechter wijst erop dat partijen het recht hebben om tegen deze uitspraak hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Het hoger beroep moet zijn ingesteld binnen zes weken na de dag van verzending van dit proces-verbaal.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 augustus 2025 door mr. A.F. Vink, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Langenhoff, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Als een partij niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op:

Voetnoten

1.Eiser is per aangetekende brief van 9 mei 2025 (track & trace nummer: 3SGQYQ7667509) voor de zitting uitgenodigd. Deze brief is – volgens de gegevens van PostNL – op 10 mei 2025 (om 13:43 uur) op het door eiser opgegeven adres bezorgd.
2.Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ).
3.Hoge Raad 10 juni 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ7597, overweging 3.2.4, Hoge Raad 10 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1776, overweging 2.4, en Hoge Raad 12 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:571, overweging 4.2.3.
4.Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 9 november 2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:3914, overweging 4.5.