ECLI:NL:RBOVE:2014:1575

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 maart 2014
Publicatiedatum
27 maart 2014
Zaaknummer
Awb 13/2123
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een omgevingsvergunning voor de bouw van een varkensstal met luchtwasser in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak gaat het om de verlening van een omgevingsvergunning door het College van Burgemeester en Wethouders van Tubbergen aan een belanghebbende voor de bouw van een varkensstal met luchtwasser op een perceel te Albergen. De vergunning werd verleend op 11 februari 2013, maar dit besluit werd door eisers, waaronder de voormalige eigenaar van het perceel, betwist. Eisers stelden dat de bouw in strijd was met het bestemmingsplan en dat er privaatrechtelijke belemmeringen waren. De rechtbank Overijssel heeft het beroep van eisers ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de vergunning terecht was verleend, omdat de bouwplannen binnen de bestemming 'agrarische bedrijfsdoelen' vielen en er geen sprake was van meer dan één agrarisch bedrijf op het perceel. De rechtbank concludeerde dat de belangen van de betrokken partijen goed waren afgewogen en dat er geen evidente privaatrechtelijke belemmeringen waren die de verlening van de vergunning in de weg stonden. De rechtbank bevestigde dat de omgevingsvergunning op goede gronden was gehandhaafd en dat het beroep ongegrond was. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Bestuursrecht
Zittingsplaats Zwolle
Registratienummer : Awb 13/2123

uitspraak van de meervoudige kamer in het geschil tussen

[eisers]

wonende te Albergen, eisers,
gemachtigde: ing. M.H. Middelkamp, juridisch adviseur te Almelo,
en
het College van Burgemeester en Wethouders van Tubbergen,
verweerder,

[belanghebbende],

wonende te [woonplaats], belanghebbende,
gemachtigde: ir. A.J. Hoogendoorn, te [woonplaats].

Procesverloop

Bij besluit van 11 februari 2013 heeft verweerder aan [belanghebbende] te [woonplaats] een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een varkensstal met luchtwasser op het perceel [adres 1] te Albergen.
Het daartegen gemaakte bezwaar is bij het besluit van 9 september 2013 ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen dit besluit bij brief van 9 september 2013 beroep ingesteld.
De rechtbank heeft [belanghebbende] te [woonplaats] in de gelegenheid gesteld om als belanghebbende partij deel te nemen aan dit geding.
Het beroep is ter zitting van 11 februari 2014 behandeld. Eisers[eiser 2], [eiser 3], [eiser 4] en[eiser 5] zijn in persoon verschenen, bijgestaan door ing. Middelkamp. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.P. Stekelenburg. Belanghebbende is in persoon verschenen, bijgestaan door ir. Hoogendoorn.

Overwegingen

Eiser [eiser 1] (hierna:[eiser 1]) woont aan de [adres 2] te Albergen.[eiser 1], die oorspronkelijk eigenaar was van een agrarisch perceel op deze locatie, heeft op enig moment het grootste deel van zijn perceel verkocht aan een derde, die dit vervolgens weer heeft verkocht aan belanghebbende.[eiser 1] is in de agrarische bedrijfswoning blijven wonen.[eiser 1] heeft een hondenkennel met ongeveer 50 honden en hij houdt daarnaast nog zes pony’s en zeven koeien.[eiser 1] heeft na verkoop van het grootste deel van de grond van zijn voormalige agrarische bedrijf nooit een melding gedaan van het drijven van een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer.
Belanghebbende wil op gronden die voorheen deel uitmaakten van het perceel van[eiser 1] en die thans worden aangeduid als [adres 1] te Albergen een varkensstal met luchtwasser oprichten.
Bij besluit van 29 maart 2011 heeft verweerder aan belanghebbende een revisievergunning verleend op grond van artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer, zoals deze bepaling tot 1 oktober 2010 luidde. De vergunning is verleend ten behoeve van het omschakelen van fokvarkens naar vleesvarkens in bestaande stallen en ten behoeve van de nieuwbouw van een vleesvarkensstal. Ingevolge de vergunning mogen maximaal 2656 vleesvarkens tegelijk in de inrichting aanwezig zijn. Bij uitspraak van 1 augustus 2012 (nr. 201105590/1/A4; LJN: BX3268) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het door eisers tegen dit besluit ingesteld beroep ongegrond verklaard.
Op grond van het bepaalde in artikel 1.2, derde lid, van de Invoeringswet Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt de op 29 maart 2011 verleende revisievergunning gelijkgesteld met een omgevingsvergunning voor de betrokken activiteit.
Eisers stellen zich op het standpunt dat de thans vergunde bouw van de varkensstal in strijd is met het bestemmingsplan. Verder is volgens eisers sprake van een privaatrechtelijke belemmering, aangezien[eiser 1] van belanghebbende toestemming heeft gehad om zijn pony’s en koeien op een weiland van belanghebbende te laten grazen. Het bouwplan is daarnaast in strijd met het bepaalde in artikel 19j van de Natuurbeschermingswet 1998.
Eisers stellen zich tevens op het standpunt dat het verweerschrift te laat is ingediend.
De rechtbank stelt voorop dat – anders dan verweerder aanvoert – geen rechtsregel zich er tegen verzet dat eisers in beroep gronden aanvoeren die niet reeds in bezwaar waren aangevoerd. De gestelde aanwezigheid van een privaatrechtelijke belemmering voor de realisering van het bouwplan en de gestelde strijd met de Natuurbeschermingswet 1998 kunnen derhalve bij de beoordeling van dit beroep worden betrokken.
De rechtbank stelt voorts vast dat het verweerschrift d.d. 29 januari 2014 op 30 januari 2014 door de rechtbank is ontvangen. Aangezien de zitting heeft plaatsgevonden op 11 februari 2014, is niet in strijd gehandeld met artikel 8:58, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Het verweerschrift kan derhalve worden betrokken bij de beoordeling van het beroep.
Vast staat dat het perceel [adres 1] te Albergen is gesitueerd binnen de begrenzing van het bestemmingsplan “Buitengebied 2006; partiële herziening inhoudsmaat woning”. Op grond van de plankaart, behorend bij het bestemmingsplan, hebben de gronden waarop belanghebbende het bouwplan wil realiseren de bestemming ‘agrarische bedrijfsdoelen’, met de nadere aanduiding ‘IV’, welke aanduiding blijkens de legenda staat voor ‘intensieve veehouderij’. Op gronden waaraan de bestemming ‘agrarische bedrijfsdoeleinden’ is toegekend is het bepaalde in artikel 3 van de planvoorschriften van toepassing.
Artikel 3, onderdeel A, eerste lid, van de voorschriften behorend bij het bestemmingsplan (hierna: de planvoorschriften) bepaalt dat de gronden op de kaart die zijn aangewezen voor “agrarische bedrijfsdoeleinden” bestemd zijn voor:
De uitoefening van het agrarisch bedrijf, met dien verstande dat per bestemmingsvlak ten hoogste één agrarisch bedrijf is toegestaan;
Intensieve veehouderij, indien en voor zover de gronden op de kaart zijn aangeduid met “intensieve veehouderij” of “zone landbouwontwikkelingsgebied”, waarbij geldt dat – indien tevens een oppervlaktemaat is aangegeven op de kaart – de toegelaten oppervlakte ten behoeve van intensieve veehouderij ten hoogste bedraagt de op de kaart per bouwperceel aangegeven oppervlakte;
Het behoud, de versterking en/of het herstel van de landschappelijke inbedding van het agrarisch bedrijf;
met daarbij behorende gebouwen, andere-bouwwerken, tuinen, erven en agrarische gronden.
De bedrijfsgebouwen ten behoeve van het bedrijf van belanghebbende en de bedrijfswoning van[eiser 1] zijn alle op dit ene bouwperceel gesitueerd. Ook het bouwplan is op dit bouwperceel gesitueerd.
De rechtbank is van oordeel dat in dit geval geen sprake is van meer dan één agrarisch bedrijf op de gronden waaraan deze bestemming is toegekend. Hiertoe acht de rechtbank van belang dat[eiser 1], toen hij het grootste deel van zijn agrarisch perceel verkocht, ook alle bestaande bedrijfsgebouwen heeft verkocht. Van een agrarisch bedrijf van[eiser 1] was hiermee niet langer sprake. Dat[eiser 1] nog enkele koeien en pony’s houdt is op zichzelf onvoldoende om aan te nemen dat sprake is van een agrarisch bedrijf van[eiser 1]. Gelet op de bescheiden omvang van deze activiteiten lijkt veeleer sprake van hobbymatige activiteiten. Daarbij komt dat niet gebleken is dat deze activiteiten plaatsvinden binnen het bouwperceel. De hondenkennel is weliswaar een inrichting als bedoeld in categorie 8.1 van bijlage 1 bij het Besluit omgevingsrecht (Bor), maar dit is geen agrarische activiteit. Het enkele feit dat[eiser 1], na de verkoop van het grootste deel van zijn perceel, in de agrarische bedrijfswoning is blijven wonen maakt ook niet dat sprake is van meer dan één agrarisch bedrijf.
De rechtbank is van oordeel dat de situatie op dit perceel niet vergelijkbaar is met de situatie ten aanzien waarvan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bij uitspraak van 17 december 2008 (nr.200802446/1; ECLI:NL:RVS:2008:BG7151) heeft geoordeeld dat wel sprake was van meer dan één agrarisch bedrijf. In die situatie waren immers, anders dan hier, niet alle reeds aanwezige gebouwen ten behoeve van het voeren van een agrarisch bedrijf verkocht.
Van strijd met het bepaalde in artikel 3, onderdeel A, eerste lid, onder a, van de planvoorschriften is dan ook geen sprake.
Ingevolge het bepaalde in artikel 3, onderdeel B, aanhef en onder 2, sub c, van de planvoorschriften bedraagt de dakhelling ten minste 18 º.
De rechtbank stelt vast dat het bouwplan, omdat dit ter plaatse van de ventilatoren is voorzien van een plat dak met een oppervlakte van ongeveer 50 m², in zoverre in strijd is met het bestemmingsplan.
Uit artikel 2.10, tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), voor zover hier van belang, volgt dat in het geval het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd is met het bestemmingsplan, de aanvraag mede wordt aangemerkt als een aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, en onder c, (in dit geval: het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan), en dat de vergunning slechts wordt geweigerd indien vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 niet mogelijk is.
Ingevolge het bepaalde in artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo kan de omgevingsvergunning, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, slechts worden verleend, indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1º met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
2º in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
3º indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
Verweerder heeft, met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, sub 1º, van de Wabo, gelezen in samenhang met het bepaalde in artikel 3, onderdeel D, eerste lid, aanhef en onder h, van de planvoorschriften, aan belanghebbende toegestaan dat het bouwplan ter plaatse van de ventilatoren wordt voorzien van een plat dak.
Artikel 3, onderdeel D, eerste lid, aanhef en onder h, van de planvoorschriften bepaalt dat verweerder ontheffing kan verlenen van het bepaalde in artikel 3, onderdeel B, aanhef en onder 2, sub c, van de planvoorschriften dat verweerder kan toestaan dat de dakhelling over een bebouwde oppervlakte van ten hoogste 100 m² wordt verminderd tot 0º.
Eisers stellen zich op het standpunt dat toepassing van deze bepaling in dit geval niet mogelijk is, aangezien thans reeds over een oppervlakte van 300 m² van de gebouwen aan de [adres 1] te Albergen sprake is van plat dak.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in dit geval wel toepassing heeft kunnen geven aan het bepaalde in artikel 3, onderdeel D, eerste lid, aanhef en onder h, van de planvoorschriften, aangezien de maximaal toegestane oppervlakte van 100 m² plat dak in het bouwplan niet wordt overschreden. Dat elders op de bedrijfsgebouwen feitelijk sprake is van 300 m² aan plat dak, kan hieraan niet afdoen. Van de bestaande 300 m² aan plat dak is slechts 20 m² vergund. Ter zitting is namens verweerder verklaard dat tegen de overige 280 m² aan plat dak handhavend zal worden opgetreden. Nu in totaal over een bebouwde oppervlakte van minder dan 100 m² is toegestaan dat de dakhelling wordt verminderd tot 0º, was verweerder bevoegd om hiertoe met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, sub aº, van de Wabo, te besluiten, wat er verder zij van de uitleg van de betreffende bepaling van de planvoorschriften
Verweerder heeft, bij afweging van de betrokken belangen, in redelijkheid kunnen besluiten om een omgevingsvergunning ten behoeve van de afwijking van het bestemmingsplan te verlenen. Hiertoe overweegt de rechtbank dat het platte dak nodig is voor de goede werking van de ventilatoren. De rechtbank is niet gebleken dat sprake is van een evidente privaatrechtelijke belemmering die in de weg staat aan de verlening van de omgevingsvergunning voor deze activiteit. Er is geen sprake van een voorziene ontwikkeling op grond die in eigendom aan[eiser 1] toebehoort. De gronden waar[eiser 1], met instemming van belanghebbende, zijn koeien en pony’s laat grazen zijn, wat daar verder van zij overigens niet de gronden waarop het bouwplan is geprojecteerd.
Eisers hebben niet onderbouwd waarom de door hen gestelde strijd van het bouwplan met de Natuurbeschermingswet 1998 in het kader van deze procedure, die betrekking heeft op de verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, dient te worden getoetst.
Verweerder heeft het besluit van 11 februari 2013, waarbij een omgevingsvergunning is verleend aan belanghebbende, dan ook op goede gronden gehandhaafd.
Het beroep is daarom ongegrond.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.B. Cornelissen, voorzitter, mr. W.F. Bijloo en mr. D. Hardonk-Prins, rechters, en door de voorzitter en mr. A. van der Weij als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op

Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
U kunt ook digitaal hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Kijk opwww.raadvanstate.nlvoor meer informatie over het indienen van digitaal beroep