Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
Tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[kind 1]en
[kind 2], wonende te [woonplaats] , eiseres
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
Rechtbank Overijssel
In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Overijssel, gedateerd 21 augustus 2014, wordt het verzoek om naturalisatie van twee Syrische kinderen behandeld. Eiseres, de moeder van de kinderen, heeft een verzoek tot naturalisatie ingediend voor haarzelf en haar minderjarige zonen, [kind 1] en [kind 2]. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft het verzoek afgewezen op basis van het ontbreken van geldige buitenlandse paspoorten voor de kinderen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar de staatssecretaris heeft het bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de zaak op 18 augustus 2014 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris.
De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris niet voldoende heeft gemotiveerd waarom het vereiste van een geldig buitenlands paspoort voor de naturalisatie van de kinderen in dit geval onontkoombaar is. Eiseres heeft aangevoerd dat er bewijsnood is, aangezien de Syrische ambassade geen paspoorten verstrekt en zij door de burgeroorlog niet naar Syrië kan reizen. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris niet heeft aangetoond dat de identiteit van de kinderen niet op andere wijze kan worden vastgesteld. De rechtbank verwijst naar eerdere jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is geoordeeld dat de verlening van het Nederlanderschap een zaak van groot gewicht is en dat de staatssecretaris in redelijkheid kan eisen dat verzoekers hun identiteit en nationaliteit aantonen.
De rechtbank besluit dat de staatssecretaris in de gelegenheid wordt gesteld om binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een nadere motivering te geven voor de afwijzing van het verzoek om naturalisatie. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak, waarin ook de overige beroepsgronden zullen worden beoordeeld. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.